Je zit in de schouwburg, derde rij. Zij zit naast je.
Terwijl je daar zit, bedenk je dat je niet te veel woorden wilde. Kijken naar bewegingen, een vorm die een beetje afstand zou houden van woorden.
Alsof iets in je wilde zeggen: wees zacht, raak me voorzichtig aan, spreek traag.
Nog altijd ben je een beetje bang dat je het niet zult vatten, de dans die je zult zien. Waarschijnlijk zijn woorden jouw taal, denk je. Misschien kun je in de woorden een beetje overeind blijven, begrijp je stilaan een klein beetje hoe ze bewegen. Met de rest van je leven zoeken kom je misschien nog ver genoeg. Maar die andere talen, je bent zo klein.
Hoe omschrijf je de vrouw op het podium? Danser? Danseres? Iets klopt niet in die woorden.
In wat je ziet, spelen woorden toch een rol. Ze beweegt in een grijs vlak. Bijna lege muziek. In het eerste deel lijkt ze bewegingen te zoeken, in een vrije ruimte, misschien wel leeg. Er is de muziek. Er zijn bewegingen, die samen met de muziek zijn, een plek zoeken. De woorden van het opzwepende spreken komen soms, in gebroken fragmenten even, als door kleine scheurtjes, in de ruimte. Ze lijken een andere logica dan de bewegingen die je ziet. In een volgend deel zijn de scheurtjes scheuren geworden. De woorden zijn woorden nu, niet langer fragmenten. De woorden nemen de bewegingen over, woorden worden beweging. De vrijheid die er was, is teruggedrongen. Waar sommigen van dromen, nog steeds, dat er een soort rechtstreeks verband zou zijn tussen woord en betekenis, of tussen woord en uitbeelding. Sommigen noemen dat transparant, het is vooral beangstigend. Er zit geen ruimte tot verdwalen meer tussen. Woorden worden bewegingen, hevige, maar willoze bewegingen. Die woorden, uit een opwellende, de dingen overnemende stroom, hebben dat lichaam, dat bewegingen zocht, ingenomen. In het laatste deel is het alsof ze voorbij een grens is. Achter een ruis hoor je de woorden, hoor je zinnen. Alsof je te lang in te luide muziek hebt gestaan, met bonkende bassen, en te veel drank in je vermoeide lijf, je kunt geen kanten uit. In je hoofd is er een akelige roes, de woorden klinken in de verte. Ze zijn al voorbij jou, het onheil is geschied. De bewegingen hebben zelfs geen herinnering meer van de vrijheid waarmee het begon. Wat je ziet, lijkt meer op geweld. Het geweld dat door de woorden is gelegitimeerd. Het lichaam is leeg gemaakt. De woorden op de achtergrond kunnen op zoek naar nieuwe slachtoffers.
(En je weet het eigenlijk niet, denk je zoveel uur later. Of je verwoording van wat je denkt gezien te hebben wel ergens op slaat. Het verwart je, dat je door de woorden moet gaan, om iets te zeggen over een taal die op zich ergens voorbij de woorden is. Of is het voorafgaand aan.)
Terwijl je in de zaal zit, kijk je met enige verbijstering naar de vrouw op het podium. Hoe doe je dat? Dat ene stuk van je lichaam laten trillen, of alleszins die indruk geven. De rest van het lijf beweegt onbeweeglijk, of zoiets. Hoe doe je dat? Met je lichaam tonen hoe woorden eerst nog op afstand zijn, daarna in jou (als iets dat je overneemt) en daarna voorbij jou, je als een lege huls achterlatend.
(En, zoveel uur later denk je: laat er ruimte zijn tussen de woorden. Laat de woorden ontoereikend zijn, falend, zoveel richtingen uitgaand, twijfelend, maar zo vol van verlangen, en nooit vindend. Laat het idee van sommigen, hun ideaal, van een een-op-een-communicatie vooral erg ver weg blijven.)
En je denkt dat de nacht het verdient zacht te zijn. Voorzichtige bewegingen. Die niets meer zeggen dan: mag ik even bij je schuilen, mag ik even je huid naderen.
(En, zoveel uur later, overgeleverd aan de melancholie van een zondag, denk je aan trage woorden. Dat het goed is, om even alleen door het huis te gaan. Zonder woorden. Iets moet terug over je heen komen, iets met een zondag. Dit alleen zijn, het staat niet los van het samen zijn dat je eerder die dag met moeite achter je liet. Dit alleen, het leert je iets over samen. En met enige aarzeling ga je toch maar zitten, neemt een nieuw boek, en begint te lezen. Je ziet de woorden komen. Ze stromen zachtjes door je heen. Ze nemen je niet over, ze bezoeken je. Ze laten je huid intact. Alles wat je met je handen zou kunnen doen, het is er nog. Je zou traag strelen nu.)
En je kijkt naar de vrouw op het podium. De manchetten van haar witte hemd zijn lang. Je denkt dat het hemd speciaal voor haar gemaakt zal zijn. Aan haar gezicht zie je het niet altijd, maar haar hemd wordt transparant van de inspanning. En je denkt: het klopt, die kleren houden iets binnen. Enkel huid zou te veel toelaten, te veel openheid, te veel vrijheid.
Jullie verdienen het, denk je, om in de nacht nabij te zijn, als in een trage nacht. Met dromen als een voorzichtig deken. In de ruimte tussen woord en beweging.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten