Het belooft een mooie dag te worden. En dag met een reis. Naar het noorden. Even een cadeautje wegbrengen…
Die uren in de trein, je kijkt er wel een beetje naar uit, eigenlijk. Je zult weer die trein kunnen nemen. Afgeschaft. Vervangen door een onding. Onding afgevoerd. Behelpen. En sinds een tijd is er weer een trein zoals vroeger, toch enkele keren per dag. Je zit graag in die trein, en vandaag kun je die eindelijk weer eens nemen. Zo lang ongestoord door het landschap schuiven. Alleen jij, je boek, en je meanderende gedachten. En het landschap natuurlijk.
Rustig loop je in Mechelen naar het juiste perron. Je hoeft zelfs niet te kijken naar het bord. De trein die je gaat nemen, zal er al wel op staan. Voor alle zekerheid check je nog even enkele minuten voor hij zal komen. De trein staat niet op het bord van spoor 7. Gaan kijken op het overzichtsbord. “Trein afgeschaft” Iets in de kosmos gunt je deze reis niet, zegt een stemmetje ergens in je hoofd. Er komt een aankondiging. "Wegens een aanrijding van een persoon tussen Roosendaal en Essen is de trein afgeschaft." De trein die uit Nederland naar Brussel moest komen, en daar dan waarschijnlijk weer moest omkeren of zo, staat dus nog ergens stil, veronderstel je. Het wordt dus weer de stoptrein naar Roosendaal. De stoptrein naar Roosendaal blijft regelmatig stilstaan. Op een bepaald moment zie je de rechtstreekse trein die je een uur later in Mechelen had kunnen nemen voorbij rijden. Met veel vertraging kom je aan in Roosendaal. Nu nog een trein naar Dordrecht. De trein staat een kwartier later klaar. Maar vertrekken doet hij niet. “Dames en heren, we hebben op dit moment nog geen conducteur, en kunnen niet vertrekken.” Even later. “We hebben een conducteur, en kunnen binnen enkele minuten vertrekken. Door een aanrijding is alles een beetje in de war.” Uiteindelijk kom je met anderhalf uur vertraging bij je zus aan. Na vijf uur onderweg.
Het is op een droeve manier tragisch. Ergens in de ochtend is er een ‘incident’ geweest. Honderden mensen komen veel later op hun bestemming aan. Tientallen mensen proberen allerlei dingen te regelen om de hinder zo beperkt mogelijk te houden. En x aantal mensen moeten het incident zelf opvangen: vaststellingen doen, familieleden verwittigen, …
Was het een ongeluk? Of wou iemand het leven vaarwel zeggen? Je weet het niet. Maar er is iemand die er vorige nacht nog was, en nu waarschijnlijk niet meer. Misschien was iemand moe door het leven, en leek dit de uitweg. Het lijkt een uitwaaierende dood. Als een druppel midden in de vijver, die langzaam golfjes maakt.
Tussen beide landen zijn er niet zoveel lijnen, en net op die ene lijn gebeurt het. En het breidt uit, als dominosteentjes. Steentjes van “een storing”, zoals het in Dordrecht ondertussen al wordt omschreven. Maar misschien zijn het wel steentjes van verdriet. Misschien was iemand in een tunnel in het hoofd aanbeland. Misschien zag hij of zij enkel die aankomende trein als de eigen deur naar buiten. Niet wat het teweeg zou brengen.
Het heeft iets onwezenlijks, die immense machine die zichzelf weer op gang trekt, hortend en stotend. En die ene mens die achter de aankondiging op het perron schuilt. Zo’n groot verdriet misschien wel, in zo’n kleine mens.
De reis gaat verder. In een landschap waarin iets lijkt te ontbreken, al zou je niet kunnen zeggen wat. Het grijs is treurig, daar buiten.
De reis terug. Alles loopt volgens het boekje.
Het eerste stuk erg vlot. De treinmeneer is net iets te opgewekt, denk je. In Dordrecht komt de trein die je die ochtend niet kon nemen netjes op tijd binnenrollen.
Er zijn zoveel herinneringen in dit station, denk je. Hier heb je veel gedacht. Veel geschreven. Onderweg merkte je het al. Je zag mensen beneden lopen, en ze leken op mensen uit je herinnering. Ooit waren ze in je leven. Ooit reisden ze met jou, in je hoofd, deze reis mee.
De trein vertrekt uit Dordrecht. Je nestelt je, als in een warme cocon. Je schuift weer in dat overweldigend mooie boek dat je aan het lezen bent. Langzaam wordt je lichaam weer warmer. De koude wind vond jou overal vandaag, op elk perron.
En buiten, aan de andere kant van het raam, wordt het donker. Als een warme deken.
(Je herinnert je ineens dat vandaag, op deze zelfde dag, een goede vriend ook de deur uit het leven open deed.)
En het landschap is al voorbij dat wat gebeurde ’s ochtends. De dingen gaan weer door. Iemand is in de plooi van de tijd verdwenen. Zo lijkt het. Ergens daar in de verte zit nu misschien iemand met betraande ogen voor zich uit te kijken. Je weet het niet.
Even denk je: misschien mag de trein op die plek van deze ochtend heel even wat trager rijden, heel even het hoofd buigen.
Iets in je huid…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten