‘Het is goed om hier te zijn met jou.’
‘Ja, ik ben blij dat het gelukt is.’
‘Even weg, dat was wel goed.’
‘Hoewel weg bij jou natuurlijk altijd een behoorlijk relatief begrip is.’
‘In het hoofd dan toch.’
‘Ik voel me nog altijd wat onrustig, het zal nog even duren eer ik weer helemaal bij mezelf ben.’
‘We hebben alle tijd hier. Alleen dit is er.’
‘Misschien was het gewoon moeilijk, bijna onmogelijk, voor mij de voorbije weken om helemaal tot rust te komen. Laat me maar een beetje doen dus, ik weet nog niet waar ik uit zal komen dit weekend.’
‘Hier, hopelijk.’
‘Ja, hier.’
‘Het klinkt raar misschien, maar vorige week besefte ik ineens: het is al zo lang geleden dat ik nog geluisterd heb naar de cellosuites van Bach. En tegelijk dacht ik: het is hoog tijd voor de zee.’
‘Ben je nog altijd bang dat de zee kwaad zal zijn als je te lang wegblijft van hier?’
‘Ja, eigenlijk wel. Maar het komt wel altijd goed.’
‘Is het goed als we vanavond gewoon binnen blijven? Misschien nog een korte wandeling hier eerst, maar daarna gewoon binnen. Ik had al bijna gezegd: gewoon thuis.’
‘Ik ben blij dat je dat voorstelt, ik had er ook een beetje op gehoopt.’
‘Hoe lang denk je eigenlijk dat wij hier nog zullen lopen?’
‘Nu, vandaag?’
‘Nee, gewoon, in de toekomst. Na nu dus.’
‘Is dat een strikvraag? Dat zou jij zeggen misschien.’
‘Nee, het is geen strikvraag.’
‘Ik zal met een omweg antwoorden.’
‘Zucht, daar ben je weer, met je omwegen. Zeg het nu maar gewoon.’
‘Vanmiddag zag ik je zitten, in dat jurkje, en met die kousen. En ik dacht: wat is ze mooi. En toen – ja, ik weet dat het stom is om het zo te zeggen – dacht ik: in hoeveel jurkjes zou ik haar nog zien tussen nu en later, hopelijk nog veel.’
‘Misschien is dit wel het laatste jurkje waarin je me zult zien. Misschien houdt het hierna wel op.’
‘Dat zou altijd kunnen natuurlijk, maar ik denk het niet.’
‘Wil dat dan zeggen dat je in de toekomst hier alleen met mij wilt lopen als dat in een jurkje is?’
‘Nee, natuurlijk niet. Zonder mag ook. Nou ja, bij wijze van spreken. Maar daar gaat het niet over.’
‘Waarover dan wel?’
‘Terwijl ik daar zat te kijken, kwamen er allerlei dingen door mijn hoofd. Zo van die clichédingen, als: zal ik haar wel gelukkig kunnen maken, of loop ik alleen maar in de weg? Of: ik zou het fijn vinden als ik niet te snel oud word. En toen, in een flits, zag ik ons, hier, arm in arm lopen. Ergens in de toekomst. Later dus. En in dat beeld was alles rustig, op een of andere manier, ik kan het niet uitleggen.’
‘Rustig en een jurkje dus, als ik het goed begrijp.’
‘Ja, zoiets, maar je mag me nu niet te hard uitlachen.’
‘Ik heb niet zo graag dat je praat over dat ouder worden. Dat is voor later later, niet voor gewoon later.’
‘Soms denk ik dat ik andere dingen zou moeten kunnen zeggen.’
‘Welke dingen dan?’
‘Grootsere dingen of zo, ik weet het niet.’
‘Hoeft niet hoor, wat je nu zegt is al meer dan genoeg.’
‘Zie jij iets daar, later dus?’
‘Misschien ben ik te onrustig om iets te zien. Het is alsof ik kijk met mijn ogen dicht. Het is niet anders.’
‘Gewoon hier zijn, nu, zou dat al niet ruim voldoende zijn?’
‘Bijna.’
‘Bijna?’
‘Ja, chocolade ook nog natuurlijk, dat moet er ook zijn.’
‘Op die manier, ik snap het.’
‘Morgenvroeg wil ik wel een croissantje eigenlijk.’
‘Daar kan voor gezorgd worden.’
‘Maar uitslapen ook.’
‘Uitslapen ook. Als ik echt niet meer kan blijven liggen, sluip ik wel uit bed.’
‘Maar dan alleen om een croissantje te gaan halen natuurlijk.’
‘Vanzelfsprekend, wat dacht je.’
‘Misschien zie ik het wel zitten.’
‘Wat?’
‘Later.’
‘Wat later?’
‘Nog een jurkje.’
‘Aha.’
‘Misschien. Haal je nog maar niets in je hoofd.’
‘Nee hoor, zo ben ik niet.’
‘Grrrr.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten