Thuiskomen na een erg boeiende dag, maar ook een beetje uitgeput. Wat zou je tintels kunnen geven, achteraan je nek? Bach dus. En het is alsof je anders gaat ademen. Alsof je anders thuis bent. Dichter bij huis.
Langzaam terug bewegen in beelden van de week. Om alsnog iets terug te vinden.
De vrachtwagen vol met folders. Alles wordt gelost en komt binnen bij jou. In alle kamers staan stapels. Je voelt je een beetje ontheemd. Al zeg je dat niet.
Een droom met twee kleine meisjes. Ze zijn op de speelplaats. Jij bent iets aan het doen op het voetpad aan de overkant. Geen idee wat eigenlijk. Ze zien je, en komen naar je toe gelopen. Je roept nog dat ze moeten oppassen voor de auto’s. Daarvan lijken ze zich niet al te veel aan te trekken. De auto’s stoppen wel, misschien door jouw strenge blik. Zijn ze nu weer gegroeid?
Je had al vaker gedacht dat die armatuur met die tl-lamp boven de spiegel in de badkamer er een beetje los op lag. Op zich geen probleem, wie of wat zou ze daar wegduwen? Een meeuw is niet erg waarschijnlijk, in de badkamer. Tot op een avond. Het licht maakt zichzelf los, en valt neer. Je ziet het gebeuren. Plof. De vloer ligt vol met stukjes glas. Het zal nog enkele dagen duren eer je een nieuwe lamp kunt gaan kopen. De stress van de Gamma. Voor het rek met de tl-lampen terechtkomen, en daar intelligent voor je uitkijken. Hopen dat je, als een volleerde klusser, recht op je doel zult afgaan, en meteen de juiste lamp zult zien. Lukt niet meteen. Er staat een andere man zijn best te doen om – zoals echte mannen in de Gamma – recht op zijn doel af te gaan en meteen de juiste lamp te zien. Hij ziet niets. Je ziet hem denken: had ik thuis toch maar opgeschreven hoe lang die lamp was en welk type het moest zijn, maar ik wil niet terug naar huis, dus ik blijf hier koppig staan tot het tl-inzicht spontaan tot mij komt. Hij vertrekt uiteindelijk zonder lamp. Jij stelt vast dat er een infobord hangt dat zelfs nuttig is, en dat je zelfs (een beetje toch) begrijpt. Je neemt – zo blijkt bij thuiskomst – de juiste lamp mee. Jippie! De oude lamp was cool white, de nieuwe is warm white. Altijd goed als je jezelf moet bekijken in de spiegel…
Ruw weer, die namiddag. Je kijkt door het raam op de zevende verdieping. Donkere wolken en zonnige momenten wisselen elkaar af. En de stad daar beneden laat het allemaal rustig over zich heen gaan. En ineens is daar een mooie regenboog. Een halve regenboog. De tweede helft wordt opgezogen in een wolk. Bijna begin je te wenen. Geen idee waarom.
En nog iets met paarden. (In je hoofd dan toch.) En denken dat het goed is dat je iets zou doen wat je eigenlijk bang maakt. Enigszins toch. En dat het daarom goed zou zijn, dus. Of zoiets. Veel concreter kan het niet.
De mevrouw in de winkel is erg mooi. Als ze lacht, ineens iets minder, eigenlijk. Je kunt toch moeilijk zeggen: mevrouw, u bent mooier als u niet te hard lacht, een klein glimlachje behoudt uw mysterie beter dan die iets te grote en iets te geforceerde glimlach. Je zegt dus maar: ja, geef maar dat speltbrood.
Een overvolle trein. Je staat in de middengang. Je probeert je jas uit te doen. Je probeert in eenzelfde vloeiende beweging je krant uit je rugzak te nemen. Je zoekt een houding om rechtstaand de krant te lezen. Het literair katern. Wat je ook doet, je raakt altijd wel iemand, bij elke beweging. Is je lijf dan zo immens?
(Je moet het toegeven aan jezelf. Het is toch wel een beetje fijn, met de verwarming weer aan. Maar niet verder vertellen.)
’s Avonds laat thuiskomen, na een debat. Je bent erg moe. Toch nog even de afwas afwerken en alles netjes opruimen. Alleen maar om zo het huis een beetje terug te winnen, en de volgende ochtend prettiger de keuken aan te treffen. De rust van het lege aanrecht in de ochtend.
Agnus Dei. Tintels, veel tintels.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten