‘Grappig dat je nu langs komt.’
‘Ja, ik dacht zo: ik moet nu even langs gaan. Ik voelde het. Haha.’
‘Gaat het goed met jou vandaag? Eergisteren keek je zo bezorgd.’
‘Ja? Het gaat wel. Denk ik. Of niet. Soms. Goed dus.’
‘Goed dus…’
‘Nou ja. Heb je vandaag al iets spannends gedaan? Want dat kan natuurlijk altijd nog een beetje beter.’
‘Oei. Ik ben begonnen met een plan van aanpak voor de reorganisatie van dit deel van de keukenkast. Die ene schuif eigenlijk, basically.’
‘Heel spannend… En nog iets gedroomd of zo?’
‘Euh, ja, eigenlijk wel. Laten we zeggen dat jij erin voorkwam. Je kwam me iets influisteren. En toen was je weer weg.’
‘Spannend. Maar wel leuk.’
‘Gisteren was het een moeilijke dag. Heel moeilijk eigenlijk.’
‘Ja? Waarom heb je dan niets laten horen?’
‘Ik weet het niet. Of, ik weet het wel eigenlijk.’
‘Wat was er dan? Soms denk ik dat je een beetje schrik hebt van mij.’
‘Ja, dat is zo. Ik heb soms een beetje schrik van jou. Maar goed. Ik was heel verdrietig.’
‘Door dat verhaal dat je maandag hoorde?’
‘Ja, ik denk het. En het deed zo’n pijn gisteren. Pijn, of iets anders, ik weet het niet goed. Is een beetje gênant.’
‘Vertel maar. Ik kan alles aan vandaag. Of toch veel, denk ik.’
‘Vooral in de namiddag was het moeilijk. Ik kon me niet concentreren, wist geen blijf met mezelf. Het was alsof mijn lichaam op zich pijn deed. Bijna had ik je gebeld. Zo van: wil je komen, of mag ik komen, ik wil alleen even tegen je aan liggen, even heel lang. Ik weet dat het onnozel klinkt. Maar dat gevoel was eigenlijk het enige dat er was. Alsof ik wist dat het alleen daardoor beter zou gaan. Heb jij dat ook soms?’
‘Ja, toch wel.’
‘En doe je daar dan iets mee? Zou jij dan bellen?’
‘Oei, dat weet ik niet. Misschien niet.’
‘Bijna had ik het gedaan.’
‘Eigenlijk is dat wel lief. Misschien had ik wel ja gezegd, wie weet.’
‘Nu ben ik veel te verlegen. Vergeet maar snel dat ik dit gezegd heb.’
‘Ik zal doen alsof. Maar niet echt.’
‘Ander onderwerp, haha. Weet je wat ik echt heel leuk vind? Hoe jij hier in huis beweegt. Gewoon, alsof je een beetje thuis bent. En dat maakt me heel gelukkig, of zoiets.’
‘Ja? Jij bent wel een rare vogel. Dingen die zo normaal zijn, die vind je bijzonder. Ik doe maar gewoon.’
‘Ja, maar toch.’
‘Als we nu gewoon afspreken dat je niet bang bent. Is dat iets?’
‘En jij ook niet dan, natuurlijk.’
‘Dat valt te overwegen.’
‘Ik zal toch maar die fles openen, zou dat geen goed idee zijn?’
‘Ik denk het wel.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten