Het is waarschijnlijk een ritueel geworden. Dat je elk jaar, rond deze tijd, iets schrijft over toen. Toen.
Niet dat je nieuwe dingen te vertellen hebt, maar dat geeft niet. Ook vanzelf gaan je gedachten rond deze tijd naar toen.
(Je verontschuldigt je al bij de mensen die dat verhaal al zo vaak hoorden. Herhaling is een belangrijk deel van wat een ritueel is, waarschijnlijk. Herhalen om te bezweren…)
Toen, dat was 1999. Het was de dag van de zonsverduistering. (Je bent het even gaan opzoeken, en tot je verbazing was het ook 11 augustus…) Je was bij een vriendin op bezoek (en het was, inderdaad, de verjaardag van haar jongste dochter). Je zus was erbij, met haar dochter. Jullie zouden gaan kijken naar de zonsverduistering, in de tuin. Je zat te rillen van de koude. Door de koorts, zo zou blijken. Eigenlijk had je al de hele vakantie last van telkens een beetje koorts. Een dag na die dag ging je naar je dokter. En enkele dagen later was alles gestart. Niet zoveel daarna was er een diagnose. Samen met je dokter en de vriendin van de tuin kwam je buiten na het gesprek in het ziekenhuis. Je vroeg aan je dokter: “Heeft die man nu eigenlijk met zoveel woorden gezegd dat ik kanker heb?” Hij zei: “Ja.”
Hoe zit het nu eigenlijk? Bracht de verduistering verlichting? Moest het licht uitgaan om nadien te beseffen dat het licht aan het uitgaan was? Iets met licht en donker alleszins. Een besef dat licht en donker zo dicht bij elkaar kunnen liggen, waar je dat daarvoor niet wist, of niet kon weten, op die manier.
Het is goed te herdenken. Het komt ook gewoon vanzelf wel. Maar het is goed te herdenken. Soms is het alsof sommige dingen steeds verder weg schuiven. Soms ben je bang van dat gevoel, alsof je niet trouw zou blijven of zoiets. Wat wel een beetje een rare kronkel is.
Het is waarschijnlijk als dat litteken. Het begint ergens boven je navel, en loopt zo verder naar beneden. Het is er nog, maar het heeft zich in de huid teruggetrokken. Zoals een spoor ook landschap wordt. En toch altijd spoor zal blijven. Het zal tot op de rand van het verdwijnen gaan, maar net niet over de rand, dat kan niet.
Je kunt ook trouw blijven aan wat verandert. (Is misschien wel iets als trouw blijven aan jezelf.)
Het is goed, dat ritueel, denk je. Iets als je herinneren dat het donker was, om te vieren dat je in het licht gebleven bent. Het leven kan je zomaar ontsnappen. Misschien heb je voor dat besef het duister nodig. Om daarna te voelen hoe het leven elke dag bij je is gebleven, sinds die dag, hoewel het ook zo anders had kunnen gaan.
Soms denk je dat je langzaam verdwijnt in het landschap. Soms komt alles in een flits terug. Soms kan het kleinste ding genoeg zijn om je opnieuw te doen wankelen.
Zo was het ook enkele dagen geleden. In de brievenbus een brief van het ziekenhuis. Je begint even te twijfelen. Je had toch alles betaald van die laatste controle in het voorjaar? Je bekijkt de factuur en even ben je in de war. Het gaat over jouw bijdrage aan een onderzoek dat blijkbaar in uitvoering is.
COMPL. MOL. GEN. OND. KANKER 2 MC, en COMPL. MOL. GEN. OND. KANKER 3 MC. Dat staat er.
En ineens weet je weer wat het is. Het was je eerder al overkomen, enkele jaren geleden. Dat je een factuur in je bus kreeg, en niet wist waarover het ging. Er stond iets over ‘kindergeneeskunde’, en namen die je niet kende. Na een hele omzwerving via telefonische dwaalwegen kwam je bij een mevrouw de professor terecht die je een verhaal deed over de HNPCC. Bleek dat men dus (voor de tweede maal, en zonder dat jij er iets van wist) was begonnen aan een genetisch onderzoek van de tumor die zoveel jaar geleden werd weggenomen. Het deed je even wankelen. Na het onderzoek vond men niets, of beter: het was inconclusief.
Bij de recente controle in het ziekenhuis bleek dat dat ‘niet vinden’ blijkbaar tot onrust leidt. De assistent legde je uit dat mevrouw de professor het een goed idee vond om nog eens ‘naar de resultaten van het onderzoek naar de HNPCC’ te kijken. Je vroeg wat dat ‘kijken’ precies betekende. Of dat betekende letterlijk naar de cijfertjes op het blad kijken of opnieuw de tumor gaan onderzoeken. Hij zei dat het ook het tweede kon zijn.
Die woorden in hoofdletters op de factuur bevestigen nu dat men opnieuw aan de slag is gegaan. Voor de derde keer dus.
Zoals steeds betaal je het gevraagde bedrag binnen het uur nadat je de brief opende.
En daarna blijf je zitten aan je scherm. Alsof er een kleine zonsverduistering over je heen gaat. Die niet enkele minuten maar enkele uren zal duren die dag. Koorts komt er niet. Tranen wel, veel.
En eigenlijk weet je niet zo goed waarom.
(Zoals steeds schaam je je een beetje voor dat plotse verdriet. Alsof je je aanstelt, tegenover al die andere lotgenoten die zoveel ergere dingen meemaakten of meemaken dan jij. Zoveel mensen hebben je al heel geduldig uitgelegd dat je je niet mag schamen, integendeel. Maar het helpt niet echt.)
Misschien is het alleen al die enigszins bondige communicatie. Misschien had je het fijn gevonden om gewoon een persoonlijke brief te krijgen waarin wordt gezegd dat men opnieuw aan een genetisch onderzoek zal beginnen. Een telefoon, met rustige uitleg, het had ook goed geweest. Maar om een of andere reden maakt de vermelding van die reeks woorden in een factuur, waarvan alleen KANKER niet is afgekort, je een beetje droevig…
En je probeert tegen jezelf te zeggen dat het in se toch goed is, of zo, dat men blijft zoeken. Dat het goed is dat men misschien toch een verklaring zal vinden voor wat je overkomen is, zoveel jaar geleden. Niet dat je die ‘geen verklaring’ zelf zo heel erg vond, je wou het weten voor je familie. Je herhaalt dus tegen jezelf dat het misschien goed is. Maar dat overtuigt je niet.
Misschien ben je ondertussen een beetje een proefkonijn geworden, denk je heel even. Misschien is het die professor die absoluut ‘iets’ wil vinden in jou, denk je heel even. En wat als ze iets vindt? Op een bepaalde manier was het ‘je hebt gewoon pech gehad, we kunnen er niets zinnigs over zeggen’ een rustig gevoel geworden. Rustiger dan de mogelijke aankondiging dat er wel degelijk een fout zit in de diepste structuur van wie je bent.
In elk geval, het helpt allemaal niet. Je zit in het duister. Het enige wat je kunt bedenken is op het internet een foto zoeken van die mevrouw de professor die dat onderzoek heeft voorgeschreven en die je nog nooit gezien hebt. Je hebt haar alleen ooit even aan de telefoon gehoord. Een beetje lullig zit je te kijken naar lijsten met haar wetenschappelijke publicaties. Het maakt je alleen nog eenzamer, of zoiets.
En nu, weer enkele dagen later, is het alsof die paar woorden op dat blad, in hoofdletters, je ritueel onderuit halen. Je hoopte op een trage wals. Waarbij je langzaam maar zeker bijna verdwijnt in de beweging. (Zoals in een landschap, tot net aan het verdwijnen.) En wat het met je huid zou doen. En het is alsof die woorden je hebben gezegd: het gaat nooit over.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten