23 augustus 2016

Tot het donker wordt

‘Zullen we zo buiten blijven zitten tot het donker wordt?’
‘Ja, dat doen we.’
‘We hebben toch veel bij te praten, denk ik.’
‘Maar dat zal altijd zo zijn.’
‘Zullen we altijd veel bij te praten hebben?’
‘Ja, dat is het uitgangspunt.’
‘En dan hoef je niet elke keer alles gezegd te hebben. Je kunt altijd nog wat overhouden voor de volgende keer.’
‘Dat is de bedoeling.’
‘Wat dacht je vorige week bij de volle maan?’
‘Bijna had ik je gebeld.’
‘Om wat te zeggen?’
‘De volle maan, dat wou ik zeggen.’
‘Waarom deed je het niet dan?’
‘Dat weet ik niet.’
‘Ik had het ook bijna gedaan vorige week. Bellen. Tijdens de volle maan.’
‘Misschien zijn we wel een beetje onnozel.’
‘Misschien?’
‘Zullen we dat ooit weten?’
‘Misschien weten we het al, maar zullen we het nooit weten.’
‘Hij doet het weer…’
‘Ben je soms bang dat je de stem zult vergeten van iemand die bijzonder voor je is?’
‘Ik denk het niet.’
‘Ik wel. Het kan me soms ineens overvallen, dat gevoel. Waarschijnlijk is er geen reden voor, maar het gebeurt.’
‘Wat zou er dan gebeuren? Als je mijn stem niet onmiddellijk zou herkennen, om een dom voorbeeld te nemen.’
‘De wereld zou een beetje instorten. Het zou zijn alsof er een stuk van mij is weggedreven. Zo’n beetje zoals een stuk van een ijsplaat of zo, en dat je dat dan zelf ziet gebeuren.’
‘Misschien is dat wel goed, op een of andere manier. Loslaten, en zo.’
‘Weet je, ik geloof daar eigenlijk niets van. Dat wegdrijven, dat ziet er zo definitief uit. Misschien is dat wel niet zo, maar zo voelt het.’
‘Ik denk dat ik een van die drijvende stukken ben. Maar ik zal wel altijd jouw stem herkennen.’
‘Ook als ik oud ben?’
‘Ik wou zeggen: dat ben je toch al. Maar dat zeg ik niet. Ja, dus.’
‘Vorige week, met de volle maan zou jouw stem goed geweest zijn. Ik heb lang buiten gezeten, gewoon kijken, naar de maan. Ik had die dag met iemand een lang gesprek gehad, en dat had me heel onrustig gemaakt. Ik voelde hoe twee verhalen tegen elkaar aan schuurden, elkaar soms raakten, maar eigenlijk naast elkaar bewogen, weg van elkaar. Dreven misschien wel, om in het beeld te blijven. Ik heb dat gevoel al enkele keren gehad. En ik dacht, of ik hoopte, dat het toch mogelijk moet zijn dat twee verhalen, ook al zijn ze verschillend, wel naast elkaar bewegen, maar toch voorzichtig in elkaar grijpen. Zoals met tandwielen of zo. Ik weet niet of dat het juiste beeld is. Maar iets in die aard.’
‘En wat heeft dat met mijn stem te maken?’
‘Omdat ik dat gevoel wel vaak had bij jou. Dat in de loop van een gesprek de twee verhalen in elkaar begonnen te haken, op een rustige manier. Niet dat ze één verhaal werden, dat niet, maar dat was ook net goed, of zo.’
‘Misschien ben ik wel bang van dat gevoel.’
‘Dat hoeft niet. Het mag van de maan.’
‘Ja?’
‘En de maan geeft genoeg licht. Het is stil, en je kunt in het licht blijven staan. Er gebeurt niets dan.’
‘En wat moeten we dan doen als de maan niet zichtbaar is?’
‘We kunnen nog altijd onze ogen sluiten en dan de maan zien.’
‘Kunnen we dat?’
‘Ja, natuurlijk.’
‘Misschien.’

Geen opmerkingen: