Het is de tijd van het jaar. Zoals elk jaar. Elk jaar rond deze tijd denk je: ik moet een stukje schrijven. Je weet niet meer helemaal juist waarom, het is als een ritueel. En toch ook niet. Het komt ook gewoon, vanzelf, elk jaar, rond deze tijd. Het is goed. Het is wat het is.
De vrouw in de winkel lacht, en zegt dat ze die avond buiten zal gaan kijken naar de vallende sterren. Wat zou je anders moeten doen? Dat zegt ze. En jij denkt aan zoveel jaar geleden, in de tuin, bij een dierbare vriendin, er was een verjaardagsfeestje, samen met je zus, kijken naar de zonsverduistering. En de rillende koorts, toen het donker werd.
De koorts die er al de hele vakantie was, lichtjes, net onder je huid precies. Je was zo moe, de hele tijd. Je ziet nog beelden van een fietstochtje dat je deed, hoe totaal uitgeput je boven op die helling aankwam. En je dacht alleen: ik ben nog moe, na een zwaar jaar.
Je gaat het even opzoeken, wanneer het was, in 1999. Je herinnert je nog dat het een woensdag was. Donderdag ging je dan toch maar naar de dokter. En zaterdag was er al de eerste controle in de polikliniek. Enkele dagen daarna was je in het grote ziekenhuis, voor enkele dagen. En nog enkele dagen later kreeg je te horen wat er aan de hand was. Het weekend daarna zou de koorts plots pieken, tot bijna 42°C. Je ziet al die momenten nog heel helder voor je. Je herinnert je nog hoe het licht was.
Sommigen zullen zeggen: laat het toch gewoon achter je, het is voorbij. Je begrijpt hen. Maar het is nooit echt voorbij, denk je. Hoe dankbaar je ook bent voor elke dag, elk uur sinds toen. Het ritueel is niet zo slecht, denk je. Misschien wel vooral opdat het nooit vanzelfsprekend wordt. Dat je al die dagen en al die uren hebt gekregen, terwijl zoveel anderen dat geschenk nooit kregen.
Het is die tijd van het jaar. Het is goed. Het komt langs, en gaat weer.
Je kijkt naar een film. Iets tussen een komedie en een drama. Over een man met een zeldzame vorm van kanker, in zijn ruggenmerg. Zo’n mooie film. Ergens tijdens de film is het alsof je ineens iets ziet, iets begrijpt. Het schokt je een beetje. Iets over blijven. Het doet je terugdenken aan enkele jaren geleden, toen je ook, ineens, iets besefte. Hoe dat ook als een schok kwam. Misschien is het een goed inzicht.
Een mooie wandeling, met een vriendin. Rond de stad. De vraag naar de gezondheid, hoe het is nu. Je probeert eerlijk te vertellen, hoe het is. Eerst en vooral is alles natuurlijk heel erg goed. De ziekte is niet meer teruggekomen, en er is een redelijke kans dat dat ook niet meer zal gebeuren. Eerst en vooral moet je ook nog eens herhalen dat je het veel beter getroffen hebt dan zoveel andere mensen. Eerst en vooral is alles wat je ook maar zou kunnen zeggen geweldig relatief, want eigenlijk heb je misschien wel geen recht van spreken. En dat soort dingen. Tegelijk probeer je (ten tweede) eerlijk te vertellen. Je bent het aan deze tijd van het jaar verplicht. Hoe het werkelijk gaat, in de praktijk, met dat concrete lichaam van jou, nu, na al die jaren. Je kunt weinig doen met het woord ‘klacht’. (Dat kon je dit jaar eindelijk ook eens uitleggen in het ziekenhuis.) Maar als iemand anders jouw buik zou hebben voor een week, zou die waarschijnlijk zeggen dat je veel klachten hebt. Het is een eindeloze discussie in je hoofd. Over wat ‘normaal’ geworden is, en dat je eigenlijk niet weet wat normaal zou kunnen zijn. Alle systeempjes die je bedacht hebt, en die eigenlijk wel redelijk goed werken, meestal toch, maar niet altijd. Hoe gemakkelijk en moeilijk tegelijk het is om dat telkens weer uit te moeten leggen. Hoe het je toch een klein beetje extra onzeker maakte over je lichaam. Hoe het tegelijk gewoon is geworden en hoe je soms niet weet of je de dingen goed inschat. Hoe er dingen zijn die je zou kunnen doen (zoals sommigen je al probeerden duidelijk te maken), en hoe je toch aarzelt, omdat je jezelf niets wilt wijsmaken. De gewone twijfels dus. En die zijn eigenlijk niet zo slecht. Ze zijn gewoon een stuk van wie je geworden bent, sinds die zonsverduistering. Het is wat het is, meer niet.
Je denkt: ik moet dringend nog eens naar de vriendin van de tuin van de zonsverduistering. Om te zeggen dat het goed is dat het al zoveel jaar geleden is.
Wat je onlangs weer meemaakte. Er niet tegen opgewassen zijn. Iemand die je zegt: je ziet er zo moe uit, pas maar op, dat je niet terug ziek wordt, zoals toen. De opmerking ontroert je, toch steeds weer. Je voelt de zorg, en je ziet weer, als in een spiegel, hoe het was toen, hoe je eruit zag. En tegelijk ben je machteloos, is het alsof je door die opmerking iets zou moeten doen. En je weet niet wat.
“We blijven mijnheer Mertens als een hoogrisicopatiënt beschouwen.” Zoiets stond er in het verslag, na de meest recente controle. Soms komt die zin ineens in je hoofd. Heel vaak niet.
Wat je je herinnert ineens. Je dokter die je zegt dat je je eigen vragen niet zo mag minimaliseren. Ze zegt dat je het niet mag doen, de hele tijd zeggen dat wat jij meemaakte zoveel minder erg is dan wat alle anderen meemaakten.
Misschien moet je straks even naar de sterren gaan kijken. Een trage dans doen. Misschien zal er iemand bij je zijn in je hoofd om mee te dansen, dat zul je dan wel merken. Dankbaar voor elke dag, voor elk uur, sinds toen, en tot ooit. Het is goed.
2 opmerkingen:
Misschien moet je straks even naar de sterren gaan kijken. Een trage dans doen. Misschien zal er iemand bij je zijn in je hoofd om mee te dansen, dat zul je dan wel merken. Dankbaar voor elke dag, voor elk uur, sinds toen, en tot ooit. Het is goed.
...
Dag Jan,
en dan denk ik aan die overrompelende danser van Toon Tellegen, de olifant.
En ben ik dankbaar
dat ik je mag lezen.
Dankjewel voor je mooie reactie Uvi.
Een reactie posten