29 augustus 2019

Kwetsbaar evenwicht

‘Het was moeilijk om die dingen op te schrijven.’
‘Ja? Het is toch maar heel gewoon eigenlijk, een heel gewoon verlangen.’
‘Is dat zo? Ik denk altijd dat het iets is als te veel vragen. Iets waar ik geen recht op heb, of iets dat te laat komt in de tijd.’
‘Als dingen die je voorbij hebt laten gaan?’
‘Ja. Maar het kan zijn dat je niet op de draaimolen of de voorbij rijdende trein kunt springen omdat je benen nog slapen of zo. En wanneer je dan bijna klaar bent, is iedereen weg. Je kunt er eigenlijk niet zoveel aan doen, maar het resultaat is wel hetzelfde.’
‘Ik denk eigenlijk dat dat niet klopt, wat je zegt. Misschien zijn er wel veel meer mensen die staan te kijken naar de draaimolen dan jij denkt. Misschien zelfs meer dan er op de draaimolen zitten. Maar we beseffen dat niet altijd.’
‘Dus het is niet zo raar wat ik schreef?’
‘Nee, helemaal niet. En trouwens, met het woord raar ben je niet zoveel. Het is gewoon jij, dus het maakt eigenlijk niet uit. Jij bent gewoon je eigen ecosysteem. En alle verhalen die zich in je lichaam genesteld hebben zijn een deel van wie je bent.’
‘Heb jij dan nooit het gevoel dat je hapert, en dat je alleen maar kunt toekijken hoe je hapert?’
‘Ja, natuurlijk wel. Maar is dat zo erg? De vraag is evenzeer of de ander wil kijken en wil zien.’
‘Het was raar, die beelden van de zee die ik probeerde te beschrijven. Het was alsof ik die beelden in mijn lichaam kon laten glijden. Alsof ze daar een nieuwe herinnering konden maken of zo.’
‘Waardoor je dan van die plek uit anders kon voelen?’
‘Ja, inderdaad.’
‘Je bent eigenlijk geweldig, besef je dat wel?’
‘Nee, natuurlijk niet.’
‘Kieken!’
‘Ja, minstens.’
‘Maar we gaan het dus proberen. En ik heb alle tijd.’
‘Dat zijn woorden die tot lichte kortsluiting leiden.’
‘Laat de woorden maar gewoon zijn, misschien helpt dat wel. Misschien is het er wel gewoon, moest je het gewoon zien.’
‘Zoiets zei de zee ook.’
‘Heb je trouwens het onweer gehoord vorige nacht?’
‘O ja, heftig. De geluiden waren hevig, en het licht soms ook. Het was alsof het ging en kwam, als een soort getijde. De regen ook trouwens. Heel hard, en dan weer zacht. Maar ik voelde me wel veilig.’
‘Ik moest nog aan je denken terwijl het onweer bezig was. Ik wou nog een berichtje sturen, maar dat leek zo onnozel.’
‘Dat zou ik heel bijzonder hebben gevonden.’
‘Weet je nog van vroeger, onze namiddernachtgesprekken?’
‘Natuurlijk. Al die dingen die pas na middernacht konden gezegd worden.’
‘Het was mooi, maar ik durfde dat toen eigenlijk niet toegeven.’
‘Waarom niet?’
‘Dat zou zo kwetsbaar geweest zijn, op dat moment. Iets van blijven. En dan had ik moeten kijken. Het was gemakkelijker om dat niet te doen.’
‘Had je zoveel te verliezen dan?’
‘Ja natuurlijk. Dat dacht ik toch toen. Jij was altijd beter in missen.’
‘Beter niet denk ik, beter geoefend misschien.’
‘Weet je dat ik vaak naar je opkeek, hoe je je liet zien. Voor wie wilde kijken.’
‘Nee, dat wist ik niet toen. Het paste niet in mijn lichaam denk ik.’
‘Die denk ik die er altijd achteraan komt, die is wel grappig.’
‘Ik denk nu ineens aan dat heel mooie liedje van Joe Henry. God Only Knows. Ik laat het je nog wel eens horen.’
‘Ik zoek het ook wel op.’
‘Het is zo droevig en troostend tegelijk, op een of andere manier. Over waar we tekortschieten, en waar iets of iemand toch weet dat we proberen elkaar te bereiken.’
‘Je ogen zijn mooi als je over muziek praat.’
‘Ze zijn er voor jou.’

Geen opmerkingen: