04 augustus 2019

Oude zielen

‘Ik weet nog altijd niet goed waarom het me zo ontroerde, dat wat je zei eergisteren.’
‘Moet je dan weten waarom? Is het op zich al niet goed genoeg?’
‘Ik vind het altijd bijzonder om met jou te kunnen praten. We doen dat niet zo vaak, dat is jammer eigenlijk. Misschien is het voor jou wel anders, dat zou kunnen.’
‘Nee hoor.’
‘Je bent dan wel een stuk jonger dan ik, maar ik heb altijd het gevoel gehad dat in een deel van jou een oude ziel woont.’
‘En waar dan? Hier? Of hier?’
‘Ik denk dat die ziel vloeiend is, en zich in jouw lichaam kan verplaatsen.’
‘Woew.’
‘Nou ja, ik weet het eigenlijk niet. Ik maak het niet zo vaak mee, dat gevoel dat je ook dat stuk met iemand kunt delen.’
‘Het is wel grappig. Als ik jou zie, valt me vaak op dat jij een kant hebt die net heel jong is gebleven, hoewel iedereen vindt dat jij oud bent of zo.’
‘Dat is wel mooi.’
‘Soms ben ik een beetje bang als ik je naar mij zie kijken. Jij ziet altijd alles. En het voelt dan soms als een verwachting.’
‘Dat is zeker niet de bedoeling.’
‘Dat weet ik wel. Maar er gebeurt iets speciaals als jij in de buurt bent. Iets in jou, in hoe je kijkt, is zo intens aanwezig.’
‘Dat is bij jou wel niet zo moeilijk.’
‘Het is tegelijk ook wel heel goed, en veilig. Het mag wel.’
‘Vannacht dacht ik nog dat ik aan je zou moeten vragen om te dansen. Ik denk dat je dat goed kunt. En dat je dan niet alleen die springerige kant van jezelf zou laten zien, maar ook die oude. Het zou mooi zijn, te zien hoe je beweegt in jezelf tussen die kanten. Ik weet niet of je begrijpt wat ik bedoel?’
‘Ja, ik denk het wel. Het idee van die dans maakt me toch een beetje bang.’
‘Waarom?’
‘Zal ik mezelf niet verliezen aan die andere kant?’
‘Ik denk het niet. Je ogen zullen wel veranderen. Ze zullen trager worden.’
‘Trager?’
‘Soms is het alsof je ver weg blijft van die ogen die er nu zijn. Met deze ogen dansen zou op een of andere manier traag zijn.’
‘Ook als de beweging snel zou gaan?’
‘Ja.’
‘En ga je dan mee dansen?’
‘Oei.’
‘Hahaaa. Misschien moet jij ook wel dapper zijn.’
‘Ik zal je na jouw dans een verhaal vertellen. En daar moet ik heel dapper voor zijn.’
‘En dan? Zal het je veranderen?’
‘Ik denk het wel. Ik ben voor mezelf al een tijdje bezig met iets als jouw trage ogen. Trage verhalen of zo. Het is iets als kijken naar de verhalen die in mij zijn ingeschreven, in mijn lichaam, in hoe ik beweeg of praat. En het is dan de bedoeling dat ik die zo onbewerkt mogelijk voor me neerleg.’
‘En zijn ze dan weg van jou? Verdwenen?’
‘Nee. Omgekeerd eigenlijk.’
‘En hoe lijkt dat op die dans?’
‘Wie je bent, voor anderen en voor jezelf, hoe je jezelf ervaart, dat is als een verhaal dat je elke dag opnieuw te maken hebt. Niet dat de stenen zomaar veranderen, maar je moet ze wel elke dag weer in elkaar passen. En met dat beeld van die trage verhalen is het alsof ik mezelf, als ik van boven naar beneden kijk, op een wat andere plek zie. De wind kan er beter door, maar ik val er ook meer samen met mezelf. En dat kan een dans ook doen, denk ik.’
‘Soms vergeet jij wel eens dat jij echt een stuk ouder bent dan ik.’
‘Dat is waar, ik vergeet het. Misschien voelt het alsof een stuk niet zo van de tijd afhankelijk is.’
‘Is die oude ziel dan ook een trage ziel?’
‘Daar moet ik nog even over nadenken.’
‘Zal ik terwijl al dansen?’
‘O ja.’

Geen opmerkingen: