Misschien herinnert het landschap zich alle voetstappen die er ooit gezet zijn. Het is een poëtische gedachte die een of andere troost in zich heeft. Daar waar je nu bent, dat wat hier lijkt, dat is een plek in de tijd die letterlijk boven alle andere tijdplekken ligt. Daar waar je nu een leegte ziet, of iets dat lijkt op een niet-plek, zoals de zee, daar was vroeger misschien een bos, er waren dieren en mensen, er waren verhalen. De Britse schrijfster Julia Blackburn heeft het over zo’n dingen in haar fascinerende boek Lied van de tijd. In dat boek gaat ze op zoek naar Doggerland. Daar waar nu de Noordzee is tussen Groot-Brittannië en Nederland was ooit gewoon land, Doggerland. Wat nu een eiland is, was ooit gewoon een deel van wat nu ‘het continent’ is. Het boek probeert dat Doggerland terug te halen. Zonder het met zoveel woorden te zeggen gaat het boek zo ook over heel wat andere dingen. Over kijken naar de klimaatverandering die op ons afkomt. Over merkwaardige politieke constructies over ‘splendid isolation’ (of ‘taking back control’) die alleen kunnen bestaan bij doen alsof je afgescheiden bent in tijd en ruimte. Over je een deel van de tijd en de ruimte voelen, deel van het landschap waar je toevallig in de wereld bent gekomen. Maar ook over het verdriet om een gestorven echtgenoot. Hoewel het boek aan de oppervlakte een soort zoektocht lijkt doorheen vele duizenden jaren geschiedenis, met eindeloos veel restanten, gaat het ook over iets anders. Je raakt als lezer steeds meer in de ban van die sporen in het landschap die telkens ook verhalen zijn. Het is alsof je de tijd anders beleeft. Dat brengt je enerzijds een rustige troost, en anderzijds een soort plaatsvervangende schaamte over het tijdsgewricht waar we nu in zitten.
De auteur woont dicht bij de zee en beschrijft in het boek haar zoektochten langs allerlei plekken aan beide kanten van de Noordzee. Ze heeft er heel wat ontmoetingen met allerlei deskundigen en ook met allerlei liefhebbers (dat klinkt iets beter dan amateurs). Mensen die eindeloos geboeid zijn door wat zich onder de oppervlakte van zand of water bevindt. Mensen die bij een wandeling aan het strand, bij voorkeur net na een storm, allerlei dingen zien. Mensen die al sinds ze kind waren een soort neus hebben voor fossielen en die schijnbaar moeiteloos naar die plekken gaan waar ze een teken van de tijd kunnen vinden. Vissers die kunnen horen wat er op de bodem van de zee is, wat het daar vroeger was.
Via al die verhalen en op basis van wat de wetenschap nu weet, ontstaat er een beeld van Doggerland. Doorheen het boek ga je van de oudste tijden naar het nu. Je krijgt een beeld van hoe het eruit moet hebben gezien. Je ziet grote groepen mammoeten, je ziet neushoorns en grote schildpadden, en allerlei andere dieren. Sommige plaatsen onder het water van wat nu de zee is, lijken op gigantische kerkhoven van mammoetbeenderen. Naarmate we dichter bij nu komen, komen ook de mensen. Daar lijken minder resten van gevonden te zijn, maar ze waren er wel. En – je ziet het op de kaartjes – telkens wordt het gebied kleiner, door het wassende water. Tot uiteindelijk het huidige beeld is ontstaan.
In het boek worden de hoofdstukken over al die omzwervingen rond de zee afgewisseld met korte ‘liederen van de tijd’, met telkens ook een illustratie gemaakt door een Spaanse kunstenaar. Die liederen zijn telkens een weergave van kennis uit een bepaald boek of een bepaalde bron in een min of meer poëtische vorm. Tekstueel wringen ze soms een beetje. Maar ze zorgen wel voor een bepaald soort ritme in het boek. Ze halen je telkens even terug van al die informatie over fossielen en dateringen. Ze werken niet echt als een lied, maar geven wel het gevoel dat er iets is als een soort lied in de tijd. Alles van toen is in zekere zin nog een beetje hier. Dingen of wezens zijn niet zozeer afgesloten stukken materie, ze zijn een proces. Via haar boek wil de auteur iets laten zien van dat proces.
Het duurt even eer je als lezer beseft hoezeer je aangetrokken bent door dit boek. Je gaat als het ware ook een beetje mee kijken voorbij de oppervlakte. Op zich is het al geweldig interessant om al die dingen te weten te komen over dat verdwenen land, dat eigenlijk ook niet verdwenen is. Dat er mensen zijn die hopen mammoetbeenderen in hun schuurtje hebben liggen, is merkwaardig. Dat er zo eindeloos veel dingen nog te vinden zijn, onder de grond of op de bodem van de zee, en dat ze blijkbaar zo dichtbij zijn, is een beetje magisch. Door die verhalen besef je ook nog beter dat die processen gewoon de hele tijd doorgaan. De zeebodem verandert constant, en dat geldt ook voor de kustlijn. Een 'grens’ in tijd of ruimte is veel minder stabiel dan sommigen zouden willen. (Terwijl je die dingen leest besef je ook hoezeer we voor een gigantische versnelling van die processen staan, en dat door iets als menselijke overmoed.)
Julia Blackburn beschrijft dit alles op een heel persoonlijke manier. Je voelt dat die manier van kijken voor haar een manier van leven is. Een plek proberen te begrijpen door letterlijk en figuurlijk onder de oppervlakte te gaan kijken en daar de verhaallagen te zien. En dan kun je ineens de voetstappen zien van kinderen die daar duizenden jaren geleden liepen. In het voorwoord beschrijft ze dat zoeken als een vorm van antwoord op de angst voor wat er in de toekomst naar ons toe zou kunnen komen. Als je je de eeuwigheid probeert voor te stellen door terug te gaan in de tijd, voelt dat meteen anders aan. Je “wordt gewezen op de enormiteit van wat ons allemaal is voorafgegaan: een ontzagwekkende stoet van talloze levensvormen die zich langzaam tot in het heden heeft ontwikkeld. Je hoort al bijna de liederen die ze zingen.”
Het boek gaat voor de auteur zelf ook over de liefde voor haar overleden man. Hij was een Nederlander. In elkaars leven komen, betekende al heen en weer gaan over de zee. Het idee dat er een land was tussen beide kanten, wordt als een metafoor voor hun liefde. Maar hij is dood. Ze blijft hem zoeken, onder de oppervlakte van de dingen. En je voelt hoe hij altijd wel ergens aanwezig is. Naar het einde van het boek merk je hoe de zinnen veranderen en het persoonlijke meer naar voor komt. Het boek lijkt zo ook het rouwproces weer te geven. Het is mooi en tragisch tegelijk dat in de tijd van het boek het land steeds kleiner wordt tot de zee het overneemt en beide kanten gescheiden zijn.
Lied van de tijd is een heel bijzonder boek. Terwijl je het leest, aarzel je soms een beetje, zeker als je er pas in bezig bent. Je weet niet helemaal zeker wat je met de vorm van het boek moet. Maar naarmate je verder leest, komt Doggerland dichterbij en voel je steeds meer dat je al die dingen zelf zou willen zien en aanraken. Je komt in een bepaald soort ritme. Pas nadien besef je dat het boek blijft doorwerken in je hoofd en is het alsof je je eigen plaats in de tijd anders ziet.
1 opmerking:
Ik kijk zo graag mee met Julia Blackburn. Er is steeds die verwondering en mildheid.
Een reactie posten