Mooie foto’s uit Denemarken. Je smelt een beetje.
Plekken waar je lichaam kraakt. Gelukkig ben je nog piepjong.
Hoewel. De eerste keer een tijdschrift thuis krijgen van het clubje waar je bij bent, wat erop zou kunnen wijzen dat je net voorbij piepjong bent. Zou.
Je ziet de man met het mondkapje en de sigaret nu op een andere plaats, toch wel honderd meter verder of zo. Iets is veranderd sinds de vorige dag.
Tijdens het klappen kun je zien dat de lavendelplanten aan het schieten zijn. De geraniums krijgen er ook een beetje zin in.
Zij trekken zich niets aan van het gedoe, blijven rustig sereen.
Wat niet kan gezegd worden van sommige anderen. Ze hebben blijkbaar te veel tijd. En alleen zin om met een vergrootglas naar hun eigen paniek te kijken. Ze houden ervan om debatten te voeren “in abstractie van de huidige situatie”. De essentie van de huidige situatie is nu net dat je er geen abstractie van kunt maken, dat ze zich voordoet binnen de grenzen van de werkelijkheid. Of zoiets.
Het verhaal in de krant van de dokter die over zijn vrouw vertelt die verpleegster is.
Dat meisje dat sinds kort in de winkel werkt, met haar mooie ogen. Je hebt haar alleen nog maar met een maskertje gezien. Je probeert de rest van haar gelaat in te vullen. Een mens ontwikkelt nieuwe competenties in deze tijden.
De mevrouw in de krantenwinkel – je nieuwe abonnement is nog ergens in de kosmos in behandeling – heeft zachte ogen. Een deel van die ogen oogt vermoeid, een ander glimlacht.
De mevrouw van het ziekenhuis belt. Het onderzoek wordt verplaatst naar augustus. Misschien is het wel een vorm van troost dat je niet essentieel bent.
Soms, ergens in een uithoek halverwege de dag, overvalt je een verlangen. Het is woordloos en beeldloos. Je kijkt ernaar.
Roepen tegen de krant.
De pagina’s van die ene krant vallen beter dan die van de andere. Ze zijn zachter ook. Denk je.
Het was heel dapper van je. Je treinabonnement via de computer verlengen. Nadien beseffen dat je het maar voor een maand had verlengd, terwijl het altijd per jaar is. Waarom dat lichtjes tot rusteloosheid aanzet, weet je zelf eigenlijk niet. Je spreekt met jezelf af dat je het opnieuw zult doen, en wel met een jaar. Zodat je al die maanden rustig kunt vertrouwen op dat abonnement. Zodat je dat omschakelmoment ook in je hoofd kunt hebben. (Het is ongeveer hetzelfde moment als dat van de controles in het ziekenhuis. Ritmes worden doorbroken.) Het lukt. Je bent een klein beetje trots op jezelf. En je bent verdrietig. Je mist de trein.
Al een uur van tevoren ben je een beetje zenuwachtig. Je eerste virtuele verjaardagsfeestje. Een meisje wordt elf. Ineens is ze daar, op je scherm. Je hebt een speciale analoge emoticon gemaakt. Op een briefje, dat je geheel autonoom met je handen kunt bewegen. (Handwiebeling.) Je wankelt een beetje, trots en ontroerd. Je zou iets willen kunnen doen. De speciale verjaardagstaart wordt in beeld gedragen. De taart is spectaculair. De kaarsjes laten zich niet zomaar uitblazen. Het stuk taart dat je via de Skype krijgt aangeboden maakt ook jouw tong blauw.
Week.
Net voor de taart had je uitleg gekregen over een speciale app die iets doet met billen.
Elke dag is informatief.
Soms zijn er seizoenen in een dag.
Misschien moet je weer aan een brief beginnen.
Naar het schijnt is het bijna vakantie. Gelukkig neem je geen vrij in de vakantie. En toch zal iets anders voelen.
Hoe de tijd voorbij gaat. Je merkt het via iets als referentiepunten in je lichaam, in het ritme in je lichaam, in hoe het lichaam een bepaalde dag ervaart. Je kijkt ernaar.
Je ziet dingen die je aan iemand zou willen vragen.
Dat flesje met spul om je bril zogenaamd diepgaand schoon te maken werkt toch een beetje suboptimaal. Je kijkt door alles wat is.
Het dekentje mag.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten