Sommige kaartjes doen er blijkbaar anderhalve week over om aan te komen. Maar ze komen aan.
Misschien is dat wel een geruststelling.
Je knutselt de woorden in elkaar. Met zachte toets.
Soms zitten je benen in de weg, welke poging tot welke houding je ook doet. Soms gaat het ineens wel, voor een tijd. Soms gaat het ineens helemaal niet.
Je benen hebben hun eigen wil.
De overlegmomenten tussen al je onderdelen verlopen soms suboptimaal. Ze gaan alle richtingen uit.
Soms kun je het beeld aanraken, hoe het is, om samen te vallen met jezelf.
Die nacht. Heel even, in een flits. Alsof je in een angstkier in de tijd valt. En dan is het weer voorbij.
Toch wel goed eigenlijk dat je enkele weken aan de kassa te horen kreeg dat de scheermesjes in promotie stonden en dat de mevrouw naast jou je overtuigde om daarop in te gaan. Dacht je ineens die morgen. In de categorie volstrekt onbelangrijke gedachten.
De interviews op de radio over het koor dat vijftig jaar bestaat.
Soms lijkt het zo stil, en zo lente. Alsof alleen deze wereld er is. Niet die andere wereld, ginder op de berg. Het verwart je.
Die andere nacht. Je buik begint te schudden. Opgespaard.
Zou dat in laagjes zijn, of loopt dat door elkaar heen? Iets als een vloeistof die langzaam verdunt.
De vorige dag had je een tekst in je hoofd gezien, toen nog klein. Je volgt de woordenstroom. Klein is soms relatief.
Mache dich, mein Herze, rein.
Het zijn dagen die grote verhalen mee dragen. Of misschien is het omgekeerd.
Je kijkt naar die verhalen. Je luistert naar de muziek. Een deel van wat het voor anderen betekent zal nooit bij jou komen. Je bent in de aarde.
Misschien zie je door de muziek het verhaal telkens weer. Wat je misschien het meest raakt, is dat moment. Het ultieme moment. Een man die daar hangt. Een vrouw die beneden waakt, in machteloze afstand. En daarboven, op dat ultieme moment, de peilloze eenzaamheid, verlaten, de afwezigheid van de vader. God zwijgt.
Het blijft raar, wat daar goed aan is.
De mevrouw in het journaal. Wat ze zal doen als het voorbij is. Een glas witte wijn. Ze zou liever champagne doen. Maar dat is toch een beetje duur.
De mevrouw in het journaal. Ze is 105 geworden. Alles gaat goed. Maar alles is versleten.
Hoe je bij zo’n leeftijd begint te rekenen. Toen was Fons 15 jaar.
Op het terras zitten lezen. Horen hoe het kleine meisje heen en weer loopt aan de andere kant. Het geluid van haar kleine voetjes, telkens weer. Haar mama die roept. En hoe zij, gulzig door de vrijheid van het rechtop lopen, telkens een nieuw rondje maakt. En dat dat eindeloos zou kunnen duren.
De man in het boek, op stap met zijn kleindochter. Haar moeder is er niet meer. In dat ene hoofdstuk dreigt er een gevaar. Je wilt het niet weten. Het moet goed gaan, denk je.
In je hoofd zie je hoe de tekst eruit zal zien wanneer die klaar zal zijn. Terwijl je aan de afwas staat.
Het is weekend. Je weet niet helemaal zeker in welke categorie die gedachte valt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten