06 april 2020

Gedachten 20

Het zou kunnen dat het een passionele week wordt. Bachgewijs dan toch.

Het zou kunnen dat de mensen ook klappen voor het jongetje dat nog steeds dapper over het plein dartelt. En ook wel voor de mooie regenboog die zomaar te zien is boven de stad.

Vertrekken thuis voor je fietstochtje en niet helemaal zeker weten hoe warm of koud het zal zijn op de fiets. Doet een beetje denken aan de kantelmomenten vroeger. Of je nog wel of niet meer een jas aan moest doen.

De geur van zonnemelk. Factor 4823 of zo. Veel alleszins.

Die mevrouw met haar elektrische fiets die soepel van je wegrijdt. Je haalt haar telkens weer in aan een kruispunt.

Soms mis je geluiden in de nacht.

In je droom een platte band. Op een cruciaal moment.

Een kaartje in de brievenbus droppen. Het is voor een ander land. Het is een essentiële verplaatsing. Je zus is een essentiële verplaatsing.

Hoe gaat het met jou? En hoe gaat het met jou? Je hoort een mooi verhaal over tango. Het ontroert je. Je zou niet goed kunnen zeggen waarom, maar je ziet het wel. Ze antwoordt iets op jouw verhaal. Het is waar, wat ze zegt, denk je. De vraag zorgt wel voor een kleine kortsluiting. Zie je. Het is goed.

Proberen tijdens de werkweek kleine vakantiemomentjes te bedenken. Terrasleesmomentjes.

Stiekem zou je een dag willen zonder gezaag. Niet al je wensen worden verhoord.

Je prutst nog een beetje aan een nota. Met zachte toetsen.

Een verlangen naar zachtheid.

Meer stemmen horen dan anders. Om een of andere reden stelt je dat gerust. Daar en daar en daar zijn de mensen er nog.

Sommige mensen kunnen het moeilijk verdragen dat ze niet elke dag met hun hoofd in het journaal zouden komen. Ook al is het niet onbelangrijk, ze zouden dat ook gewoon door kunnen bellen naar Brussel, denk je. Zonder beeld. Zonder een zoveelste verontwaardigde toon. Ook al is het niet onbelangrijk, het wringt. Het is zo’n contrast met de man die later komt en die bijna op rustige wijze vertelt over wat vreselijk moet zijn. Terwijl de lente er is, terwijl dingen lijken te kantelen, raast de angst door de gangen in het gebouw achter hem. Daar lopen de dingen door. Als in een langgerekte naschok.

Het is verwarrend, dat voorzichtige kantelmoment voelen. Het is alsof je nu al verdriet voelt voor de mensen die straks eenzaam in hun uitputting achter zullen blijven, leeggezorgd. Het is alsof je die plek kunt zien, waar zij straks zullen zijn.

Verwarring.

Een verlangen naar zachtheid.

Soms lijkt het alsof je lichaam tegelijk in de ene en de andere richting getrokken wordt. De lente en de rouw.

Je denkt aan een tangoverhaal. Eigenlijk aan twee tangoverhalen. Je ziet de beelden.

Als de zon goed staat, kun je buiten het terras-wide (spinnen)web zien.

Je zegt nog eens tegen jezelf dat eigenlijk zo tegen Pasen de ramen toch wel zouden moeten gedaan zijn. Lichte hint.

Je hebt blijkbaar zo’n honger dat je bijna begint te juichen na die eerste happen.

Je knipt bij de planten buiten enkele dorre takjes weg. Het blijft iets ingewikkeld, in het kader van de zelfopvoeding.

De dag mag zich zacht neerleggen in de nacht.

Geen opmerkingen: