De dromen blijven actief, stel je vast. Grote verhalen. (Soms zou je die ook in het wakkere leven willen kunnen bedenken.)
Weekendkrantengulzigheid.
Weekendkranten ook weer netjes in elkaar vouwen. (Een rommeltje zou onaanvaardbaar zijn. Vanzelfsprekend.)
(Voordeel van alleen zijn, dat er niemand is die vraagt of hij/zij ‘even een stuk van je krant’ mag hebben. En dat dan als een rommeltje terug zou geven, om maar iets te zeggen.) (Al zou dat allemaal best nog wel mee kunnen vallen.) (In het kader van de wereldvrede.)
Er is elke dag wel iets te doen in het kader van de zelfopvoeding.
Die kleine dingen die je ‘de volgende keer’ wel zult schoonmaken. Zoals dat glas in de deur van de wasmachine aan de binnenkant. Het toch deze keer maar doen. In het kader van de zelfopvoeding dus.
De wasmand helemaal leeg wassen. Wastriomf.
Tijdens het schoonmaken naar de boekenkasten kijken die je vader voor jou maakte. Ze waren al circulair voor dat woord bestond. Je kunt nog zien uit welke vroegere ingemaakte kasten de houten onderdelen komen.
Nadenken over het niet weten.
Wat misschien ook een vorm is van kijken naar alles wat is.
Je maatje en zijn vrouw komen langs voor een terrasgesprek. (De dweil kan dus even aan de kant.) Ben jij nog helemaal in orde? Ben jij nog helemaal in orde?
Gelukkig.
Poetsrug in vertraging.
Middagdutje. (Het is zondag, het mag.)
De laatste bladzijden van het boek lezen. Je bent nog een beetje in de war. Toch – poging tot dapper – ineens beginnen aan de bespreking ervan. Het gaat beter dan je had verwacht. Je ziet ineens meer dan je had verwacht.
Er is daardoor nog genoeg tijd over voor een streepje zondagmelancholie.
Bij het koken – ongetwijfeld ook in het kader van de zelfopvoeding – telkens net iets minder maken dan je rustig op zou kunnen of lekker zou vinden. Vaststellen dat de gebakken aardappeltjes toch vrij snel op zijn. Vaststellen dat je die lekkere pickles toch mist.
Gelukkig is het uitstellen van genot een van jouw kerncompetenties.
Het plein lijkt ineens zo leeg. De afwezigheid zo aanwezig.
Je kijkt. Je wacht.
Die man met zijn petje die al lezend in een dik boek over het plein wandelt.
Die vrouw met haar precies nog prille zwangere buik, hoe ze haar hand op die buik legt en zoetig naar haar vriend lacht.
Je kunt weer verder.
Ooit waren ze zo heel klein, die drie cactusplantjes. Met die gele bloemetjes die erin geprikt waren. Ondertussen zijn ze een beetje imperialistisch geworden.
Wat was nu ook al weer de naam van de plant die op je tafel staat?
In de categorie mysteries. Elke keer als je Jeroen Meus ziet koken denken dat je die goudachtige lepels die hij soms gebruikt toch maar vies vindt. En niet weten waarom.
Even ben je bang dat je de enige bent die nog klapt. Waarschijnlijk wachten de anderen gewoon telkens op jou.
Hoe je dat ooit vroeg aan de oude Julia toen ze al in haar nadagen was. Of ze het een fijn vooruitzicht vond dat ze in de hemel rijstpap met gouden lepeltjes zou kunnen eten. Die typische aardse en droge blik terug. Dat ze toch maar meer rijstpap hier zou eten, want daar was ze wél zeker van.
Hoe je haar grote handen vasthield. En hoe ze dan opklaarde en keek en zei dat jouw handen zo warm waren.
Je weet het niet, hoe het zal gaan straks met de handen.
Je kijkt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten