Hoe zou je over niets kunnen schrijven?
Misschien is niets een verlangen. Een verlangen dat je om te beginnen verwoordt in dingen die er niet zijn. Niet die pijn voelen. Niet dat gesuis. Niet die rusteloosheid om die dingen die je las en die door je heen lijken te razen. Niet dat slib van de tijd in je lichaam.
Misschien is dat een verkeerde toegangsweg om het te vatten. Dat je alleen kunt denken in een niet iets om bij dat niets uit te komen. Alsof stilte alleen maar de afwezigheid van lawaai zou zijn. Een niets dat vooral de afwezigheid van iets is, lijkt zo schraal.
Zijn er dan manieren om het verlangen zelf te beschrijven? Het verlangen kan als een soort zuigkracht zijn, die die ietsige omhulsels van je wegtrekken. Alsof je daarna dan beter zou kunnen ademen. Je kunt die kracht voelen in je huid. Je kunt voelen hoe het zal zijn als, na, dus. Of misschien is het een verlangen om naar een plekje ergens in het midden van jezelf te gaan. En ook hier is het alsof je lichaam die plek kan zien. Alsof je een vorm in de ruimte kunt duwen, zoals in klei, en dat die plek dan niets zou zijn. In dat verlangen is er minder zuigkracht en wel een soort inademen.
Is dat niets een niet-plek in een soort gewichtloze ruimte? Of is er in dat niets een gedragenheid? Een soort hangmat die je draagt, of een onzichtbare warme omhulling die je beschermt?
Het lijkt soms alsof dat niets iets is dat je zult herkennen wanneer je er bent. Alsof je intuïtief weet hoe je je zult voelen wanneer je daar bent. Is dat dan iets dat er ooit was en dat je je ergens in je lichaam herinnert? Of is het iets dat alleen bestaat als een soort beeldloos beeld in je verlangen?
Gewicht lijkt een belangrijke rol te spelen. In de zin van het afleggen ervan. Alsof je jezelf met een rits kunt openen, om dan de zakjes gewicht eruit te halen, en die weg te leggen. Gewicht is iets van de tijd. De tijd die voorbij is, en zich in je heeft geëtst. Maar ook de tijd die komt. Iets als een soort onheil dat je ziet komen, het besef daarvan. Weten dat iets je zo dierbaar is, dat het naar je diepste laag gaat, en dat je voelt dat er in de tijd iets aan het veranderen is waardoor dat zal geraakt worden, waardoor het lijkt alsof je dat zou moeten opgeven. Het kunnen afleggen van dat besef, al is het maar voor even. Niet de ontwijking of de ontkenning ervan, enkel het idee dat je iets even naast je neer kunt leggen, als een natte trui.
De niet-dingen lijken te maken te hebben met versies of stukken van jezelf. Misschien is dat wel de normale existentiële of lichamelijke conditie, dat je in mindere of meerdere mate versplinterd of in brokjes bent. Soms zijn het deuren, soms zijn het maskers, soms zijn het schaduwen, soms zijn het demonen van anderen, soms zijn het bestemmingen. Het niets is dan de plek waar je helemaal samenvalt met jezelf. De volle leegte. Het is wel een fascinerende gedachte, dat je helemaal één bent met jezelf daar waar je niets bent.
Het niets lijkt ook een plek waar voor even niemand iets van je wilt. Mensen die je naar zich toe trekken, die je op een of andere manier gebruiken, die je willen hebben, die jou nodig hebben omdat ze bang zijn van hun eigen niets. Misschien kunnen mensen wel gewoon naast je zitten, als je niets bent. En gewoon met je mee ademen. Misschien ook niet. Misschien is er een rusteloosheid verankerd in je lichaam die meteen gewicht voelt zodra er iemand naast je zit. Of misschien is die rusteloosheid zelf een stukje gewicht dat je zou kunnen afleggen.
Het is moeilijk om het niets in je lichaam te vermoeden. Er lijken tig soorten ballast te zijn die je in je hoofd laat wegzuigen uit dat lichaam. Maar tegelijk kan je lichaam alleen maar lichamelijk zijn, in de tijd dus. Hoe kun je dan met je lichaam een niets verbeelden dat geen ontsnappen is?
Kan niets alleen bestaan tussen een voor en een na? Als een soort positief spiegelbeeld? Of ontsnapt het aan elk spiegeleffect?
Als niets een verlangen is naar een diepe stilte, misschien is het dan een verlangen naar de mogelijkheid ervan. Verlangen is een ingewikkeld woord. Als niets een ander is, wat verlang je dan? Dat niets zou dan meer een landschap zijn waar je heel traag naar kunt kijken, een bewegend landschap dat alleen met zichzelf samenvalt, dat elk gewicht van het verlangen heeft afgelegd. Zo’n niets is in zekere zin het tegenovergestelde van roerloosheid.
Misschien kunnen de woorden telkens alleen maar de rand van de dingen aanraken. Misschien kun je niets alleen maar vermoeden in de ruimte tussen de woorden.
2 opmerkingen:
Of is er in dat niets een Gedragenheid? Een soort hangmat die je draagt? Wat een mooie vragen. Waarop ik volmondig ja zeg. Filosofisch spiritueel zintuiglijk inspirerend stukje.
Dankjewel voor je mooie reactie Brigitte.
Een reactie posten