Ik zag haar voor het eerst in de winkelstraat in de stad. Er is daar zo’n zaak waar ze ijsjes en warme wafels verkopen. Ze stond te dralen. Ik zag aan haar dat ze niet wist of ze al dan niet toe zou geven aan het warmewafelverlangen. Bij mij is het al lang geleden dat ik nog eens zo’n ding at, maar ik herinner me nog wel dat de geur, voorafgaand aan het feitelijk nuttigen van de wafel, eigenlijk veel lekkerder is dan de wafel zelf. Misschien zijn warme wafels in die zin wel uitgevonden door de hogere machten om ons iets te leren over wat het betekent om geworpen te zijn in de existentie. Verschillende strategieën zijn mogelijk in het omgaan met de menselijke conditie. Je kunt elke keer opnieuw een wafel kopen, in de hoop dat de werkelijke wafel ooit zal samenvallen met de verlangde wafel. Misschien is dat wel even onbereikbaar als de hoop dat je ooit sneller zult kunnen lopen dan je schaduw. Of je kunt ook – er zijn ervaringsdeskundigen – kiezen voor het uitstellen van het genot. Qua spirituele oefening kan het soms een beproeving zijn, met weinig uitzicht op genade. Het is echter wel een handige techniek om elke dag de winkelstraat door te komen.
Lorna, zo heette ze, keek me een beetje droevig en verloren aan toen ik haar voorbij liep. Het was alsof ze hoopte dat ik iets zou doen om haar uit die lichtjes kwellende situatie te bevrijden. Ik draaide me om, keek naar haar, en ze glimlachte, opgelucht. Ze kwam naar me toe en vroeg of ze een eindje met me mee mocht gaan. Ik zei dat het prima was. Ik moest onderweg nog wel een brood halen, maar dat kon nog wel wachten, zo nodig. Verwondering is belangrijk in het leven, steeds openstaan voor onverwachte momenten van schoonheid die zomaar op je weg komen en anders onopgemerkt zouden blijven. Dat is trouwens misschien wel een mooi verlangen, dat je dat kunt zijn voor een ander, het onverwachte moment van schoonheid en verwondering.
Ze zei me dat ze soms, ineens, bang is. ‘Zoals gisteren, toen ik die weerzinwekkende man op de radio hoorde. Het is dan of heel mijn lichaam in elkaar krimpt. Alles doet pijn, en het is alsof ik een beetje bevries. Het gaat meestal wel weer over na een tijd.’
Ze vertelde me ook dat de kerstperiode soms een beetje moeilijk is voor haar. ‘Toen ik nog met mijn vriend samenwoonde, was het wel gezellig soms. Maar ik weet niet goed of hij me echt wel zag. Soms zei hij lelijke dingen over mijn lichaam, en dat maakte me onzeker. Ik heb het een paar keer geprobeerd, om met hem te praten over een kind. Ik wou dat graag. Maar hij werd heel lastig elke keer dan. En op een dag zei hij dat het voorbij was. Hij had een andere vrouw leren kennen, en die had meer respect voor hem. Ik moet eerlijk zeggen dat ik nooit goed begrijp wat dat woord respect wil zeggen. Het is iets van mannen, denk ik. Sommige mannen. Ik moest vertrekken, en dat was net voor Kerstmis. En nu ben ik altijd in de war, in die kerstperiode. Je krijgt overal van die boodschappen dat je gezellig samen moet zijn, met je familie of geliefde, met je kinderen. En dat kind is er dus niet. Ja, mijn moeder was er wel, maar die is net vandaag een jaar geleden gestorven. En ik wou iets dat me warm zou maken. Maar die wafels ruiken eigenlijk alleen maar lekker. Ik weet dat wel, maar toch. En toen kwam u gelukkig voorbij. U leek me wel iemand die rustig is en goed luistert.’
We waren ondertussen een grote omweg aan het maken, maar ik hoop dat ze dat niet merkte. Het zou een beetje onbeleefd zijn om haar ineens achter te laten. Misschien had ze het wel door, maar wou ze niets laten merken. Ik ben trouwens niet zo goed ik kerstdingen. In die kerstfilms gaat het altijd over ‘het geheim van Kerstmis’. Wat dat is, weet ik nog altijd niet zo goed. Het ontsnapt me steeds, denk ik. Ik word alleen maar erg verdrietig van die kerstwinkel, met al die zooi. Misschien is het geheim niet voor mij bedoeld. Of dat dan wil zeggen dat ik niet bij de mensen van goed wil hoor, weet ik niet. Maar daar kan ik wel mee leven. Het is goed dat je niet alles weet. En vragen waarvan je weet dat je het antwoord nooit zult vinden hoef je je misschien niet te stellen. Het geeft wel vrede. Een beetje toch.
‘Weet u, ik voelde me altijd een beetje onzeker over mezelf. Ik kon het nooit goed verdragen dat mensen naar me keken. Soms is dat wel lastig, want ik werk aan een loket. En soms vind ik het niet zo erg, zeker wanneer er ineens iemand is die echt kijkt, iemand waarbij ik denk dat die me ziet, ook al ben ik een onbekende voor hem of haar. Een vriendin zei me dat ik iets spannends moest doen, om mezelf uit te dagen. Dat vond ik eerst niet zo’n goed idee. Maar ik ben nu toch met iets begonnen. Ik maak yogafilmpjes, en die zet ik dan online. Ik twijfel wel altijd over de kleren die ik dan aan heb. Met dit lijf is dat wel een beetje ingewikkeld. Ik weet nooit zeker hoe strak of hoe los dat alles moet zijn. Voorlopig trek ik me daar weinig van aan. Er kijken toch nog niet veel mensen, en dat vind ik wel goed. Dat ik die filmpjes maak, ook al zien ze er nog niet professioneel uit, dat is genoeg voor mij. Ik denk dat mijn moeder wel trots zou zijn.’
Ik zei haar dat ik wel eens zou kijken en dat ik dan bij het kijken zou denken dat ik dat allemaal zou kunnen, al die houdingen of bewegingen. Misschien is dat iets als de gedachte aan een warme wafel. Ze zei dat ze het terug warm had gekregen, gewoon door een eindje mee te lopen met mij en te praten. Of dat iets met een geheim te maken heeft, weet ik niet.
Ze bleef ineens staan, ik ook. Ze raakte even mijn arm aan, en vertrok toen. Ik liep door naar de winkel. Er was gelukkig nog genoeg brood.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten