16 oktober 2022

De zanger


(De dingen die moeilijk te beschrijven zijn. En het geeft niet.)

Je bent al de hele dag een beetje zenuwachtig, net als al die vorige keren waarschijnlijk. Alsof er nog iets zou kunnen fout gaan. (En misschien alsof iemand iets zou kunnen neerhalen van wat voor jou zoveel betekent. Alsof je iets van jezelf moet beschermen.)

De trein is onderweg, nu gaat het dus gebeuren. Het trosje jongens verderop is luid en doet stoer. (Het is nooit jouw wereld geweest, denk je. Het is niet erg.)

Je concertvriendin wacht je al op in de grote stationshal. Het is iets van jullie samen, dit ritueel van zo vaak al.

(Dat je hem al zo vaak zag, dat is een deel ervan, denk je. Hoe het elke keer een tegelijk verrassende, vervreemdende en ontroerende ervaring was. Hoe je hem oud zag worden, hoe je hem zag zoeken. Je hoeft het haar niet uit te leggen, ze weet het, en ze was er bijna elke keer bij.)

Het is druk in de tram. Je ziet iets in alle gezichten, ze zijn allemaal op weg. Ze weten iets.

Het gaat erg vlot om binnen te komen, ook net als de vorige keren. Iedereen legt het nog eens uit, van de telefoons. Die gaan in een mooi hoesje. (Het is zo’n opluchting. Waarom kunnen niet alle concerten telefoonvrij zijn? Het zal de hele avond blijken.)

De vriendelijke mevrouw brengt jullie naar de plaatsen. Rij 13. Recht voor je op het podium zal hij staan straks. Jullie zijn uiteindelijk toch nog veel te vroeg in de zaal. Je kunt iedereen binnen zien komen. (Zijn dat nu niet erg veel oude mensen? Of zijn het vooral de oude mensen die op tijd komen? Het beeld zal nog veranderen.) In de zaal begint minuut per minuut iets steeds meer te gonzen.

Uitkijken naar mensen die je kent. Er is iemand die je stiekem hoopte te zien. Ineens zie je haar staan, net naast jullie rij. (Alsof iets nog meer klopt.) Je loopt even naar haar toe.

Het gaat beginnen, voelt iedereen. Er is geen lange aanloop, geen aankondiging, geen opbouw. Ineens gaat het licht uit in de zaal, gaat het aan op het podium, staan ze daar, en begint het.

Hij zit achter de staande piano, gaat regelmatig even rechtstaan. In de loop van de avond zal hij twee keer even naast de piano komen staan, met een van die rare hoekige dansachtige bewegingen van hem.

(Je bent nog altijd gespannen. Het begint langzaam uit je lichaam weg te ebben.)

Dit is het, lijkt hij te willen zeggen. Het is alleen dit. Er is geen lichtshow. Er is enkel een rood gordijn achter de muzikanten. Ze staan gewoon in het licht, kijken de hele tijd naar hem terwijl ze spelen. Er is geen ‘publieksparticipatie’ (oef!). Er is geen opbouw naar een grote climax. Er is geen greatest hits. Er is alleen dit.

(Het is alsof je niet echt zou kunnen zeggen waarom het je zo ontroert allemaal, misschien geeft dat niet.)

(Misschien is het alleen maar in je hoofd, wat je denkt te zien. Het geeft niet.)

Je ziet hem zoeken, naar iets in dat moment, in die nummers. Iets dat alleen op dat moment kan gebeuren. Je ziet hem zoeken en bewegen in zijn stem. Je ziet hoe hij kijkt naar de muzikanten, hoe ze naar hem kijken.

Het is mooi, hoe klein hij het heeft gemaakt allemaal. Er gebeurt niets, alleen de muziek, vaak traag, en klein gespeeld. (Ze zijn zo goed, die muzikanten.) Je kunt elk woord verstaan. Die opperste concentratie, ergens op de rand van de tijd. En ook weer niet. (Vraag niet van me dat ik iets ga doen dat jullie van me verwachten, dat ik iemand zal zijn die past in het beeld dat je van me zou willen hebben. Trouwens: I Contain Multitudes.)

Wat hij met de tijd doet, je kunt het moeilijk uitleggen. Je ziet een oude man van 81, klein en breekbaar. Hij doet zijn ding, maakt kleine grapjes. I’ll be your baby ce soir. Het altijd aanwezige einde, in die donkere wereld, het hangt al zoveel jaren als een sluier over zijn muziek. Maar het enige dat je kunt doen, is doorgaan, steeds weer. Blijven zoeken naar iets dat kan gebeuren in het moment. Dit gaat door, in alle breekbaarheid en ingedikt leven, tot het stopt. Zonder er verder veel woorden aan vuil te maken.

Bij het einde spreekt hij even. Hij vraagt aan de mensen in de zaal om recht te staan voor de muzikanten, terwijl hij ze voorstelt. Het publiek is de hele avond heel stil gebleven. Ze staan recht, klappen. Hij gaat niet even van het podium af net voor het bisnummer. (Misschien is dat ook wel net zo handig op die leeftijd.) Hij sluit af met Every grain of sand, breekbaar.

Hij gaat nog even naar voor op het podium, kijkt de zaal in. Ineens gaat het licht uit. Even plots en onverwacht als bij het begin. Het blijft nog even donker, en dan is het voorbij.

(Hij is zo onkenbaar, zo ongrijpbaar en hij is al bijna je hele leven bij je. Altijd wel ergens. Nooit op weg naar huis.)

(Het heeft iets met liefde te maken, denk je.)

De tram is erg vol. Het is nog even wachten op het perron tot de trein komt. (Dat buikprobleem dat je had verwacht begint zich aan te dienen, maar het geeft niet.)

Jullie lopen samen door de stad. Het is zo’n mooie avond geweest.

De volgende ochtend luister je nog eens naar de plaat. Je bent helemaal doorwaadbaar.

Voor je die middag vertrekt voor de wandeling, luister je nog even naar I’ve made up my mind to give myself to you. De tranen lopen over je wangen. Je bent dankbaar.

Geen opmerkingen: