30 oktober 2022

Haydn


Zijn klaviersonates.

Ze lijken zo verraderlijk licht. Ze zijn ook als licht, misschien wel. Ze zijn een hier en nu in een verder ijle lege wereld, zo lijkt het wel.

Ze laten zich zien, zo lijkt het, en ze zijn zo onaanraakbaar.

Er is geen god, in deze muziek, denk je.

En alles wat je niet weet.

Waar er troost is.

Waar de handen zijn.

Wat je was, in de wereld, wie je was, in een ander.

Ze kijken naar je, of misschien dat niet eens.

Je mag in hun buurt zijn.

Ze zijn.

Wat je iemand wou zeggen, wat je iemand wou vragen, midden in een nacht. Er was niemand.

De pijn in je huid.

Er is iets, in dit bijna verdwijnen.

Misschien is dit muziek van een niemandsland in de tijd. Tussen.

Je hoort wat er achtergelaten is. Je hoort wat er later zal komen.

Ze leggen geen warme hand op je, fluisteren je niets in het oor. Er is iets dat je zelf moet doen.

En alles wat je niet weet.

Of je ooit thuis zult zijn in die huid.

Of je zult kunnen wonen in de tijd.

Of je zult kunnen blijven, in dat verdwijnen.

Misschien is het ook hoe hij ze speelt, met zo weinig mogelijk zwaartekracht, net genoeg.

En hoe het dan stiller wordt in het huis.

Iets is zo naakt, en tegelijk zonder verleiding. Het verwijst niet naar, het vraagt niets.

En alles wat je niet weet.

Hoe je het zou kunnen benaderen, dat wat je ziet, dat er zou zijn.

Hoe traag je dan zou bewegen.

Hoe je niet zou kantelen in bevriezen.

Dat daar dat het hier uit zou nodigen.

Ze bewegen rustig verder, ze weten iets.

En misschien is dat genoeg.

Geen opmerkingen: