Tussendoor ga je soms kijken naar de zonnebloemen op je terras. Geen idee waar ze naartoe zullen groeien, hoe bloem ze nog zullen worden, maar ze ontroeren je. Soms kom je thuis en zie je dat hun bladeren er een klein beetje slapjes uitzien. Je geeft wat water, en het is alsof ze onmiddellijk reageren.
De laatste dagen dus. Je vindt het eigenlijk wel fijn dat je helemaal alleen bent op het werk. De laatste klussen, de laatste afspraken, op weg naar een clean desk. En verder gewoon studeren. Dingen van die stapel rapporten en artikels. (Misschien is het een voorafgaande terreinverkenning voor die tekst die je later gaat schrijven. Iets als ideeën en beelden naast elkaar leggen, willekeurig, als humus. Later komt er wel een tekst uit. Je hebt nu ook dat schriftje, waarin je woordjes of zinnetjes schrijft die je later kunt gebruiken. Net echt.)
De vergadering van de jury. De lange lijst projectvoorstellen waarover jullie te beslissen hebben. (Je bent blij voor al die mensen die op hun manier de wereld een klein beetje beter willen maken en dat nu misschien nog iets beter zullen kunnen.)
(Het is een feestdag. Sommige mensen, die zeggen namens een ‘allen’ te spreken vinden het weer nodig om redelijk hallucinante dingen te zeggen. Het zou ook zo anders kunnen zijn. Het is zo eindeloos vermoeiend.)
Een andere dag. De ‘ja we moeten dringend eens afspreken voor een koffie’-afspraak die er eindelijk is. Een mooi gesprek dat je ontroert, ook al ben je moe. Je voelt je dankbaar en vereerd.
Het overleg met de meneer van de OESO die je op het scherm allerlei vragen stelt. Soms haperen de woorden ergens in je hoofd, alsof je ze net niet aan kunt raken. (Misschien is woordmoeheid een equivalent van metaalmoeheid.)
Ingewikkelde dromen, als een eindeloze stroom verhalen in de nacht.
Een andere dag. Je kinesiste is terug. De handen doen goed, merk je. (Soms denk je aan handen.)
(Tussen de dingen door denk je aan hen, aan de dag die voor hen ligt.)
Het etentje ’s middags. Je bent moe en hebt wat hoofdpijn voor een tijdje. Je bent blij hen te zien. Misschien zou je liever gewoon bij hen zitten en vragen: vertel de verhalen. Alleen maar luisteren. (Dat ding op je bord met die ‘vegetarische tonijn’ overtuigt niet helemaal. Je volgt je buikintuïtie.)
Je staat te wachten op het perron. Alle treinen hebben vertraging. De moeder en haar zoon praten onophoudelijk door tegen elkaar, er valt geen enkel woordgat.
(Je bent een beetje bang van het kantelen dat zal komen binnen enkele dagen. Dat moment tussen de twee ritmes. Alsof je dan even valt.)
Een andere dag, de voorlaatste. En ineens ben je niet meer alleen op het werk. Het verwart je een beetje, je was er gewoon niet op voorbereid. En dan gaat het weer over.
Je vertrekt wat vroeger, om thuis verder te werken. De trein vertraagt. Het is fris in de trein, mensen verschuilen zich onder een trui. Je leest een artikel over het superorganisme.
Dat ene ding moet je nog doen, denk je, zodat het ook weg is uit je hoofd. (Weer een stapje dichter bij een clean desk, zeg je tegen jezelf.) Je doet het.
Een nacht met veel verhalen die door je heen bewegen.
De laatste dag. Uiteindelijk toch maar gewoon thuiswerken beslis je op het laatste moment.
Je puzzelt de tekst in elkaar, zoals elke week. (Na deze gaat die tekst enkele weken in vakantie. De tekst is daar blij om.)
Die ochtend las je het stuk in de krant, over de vliegtuigen. (Ergens in een parallel deel van je hoofd is een tekst zich aan het schrijven. Misschien kun je die dan naar de krant zenden. Moet je dat nu echt doen Jean, het is je laatste werkdag, maak het jezelf niet te moeilijk. Ga daar je pauze niet voor opofferen. Het is.)
De parallelle tekst schuift op het scherm, in één lange beweging, zo lijkt het wel. Je stuurt de tekst naar de krant. (Het wordt waarschijnlijk niets, maar je hebt het dan toch geprobeerd. Om een of andere reden moest dat.)
(Soms ben je zo kwaad, zo opstandig, dat het pijn doet. Iets met die vulkaan. Het komt en het gaat. De vulkaan is je vriend.)
Zachtjes uitbollen. Dat boek dat op je lijst voor deze week stond, je kunt het ook lezen op je terras. Dan ben je al in het tussengebied.
En ja, de vakantie is begonnen.
(Het kantelen zal voor de volgende dagen zijn, denk je. Het komt wel, het is welkom.)
Je kijkt naar de zonnebloemen in wording. Hoe ze bewegen in de wind. Je blijft bij hen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten