07 juli 2023

Wat zie je


De voorlaatste week, denk je. Nog even. (Je zit in een of ander ritme, van de ene dag naar de andere. Misschien ben je een klein beetje bang, soms, van dat ene moment waarop je zal stilvallen. Misschien is dat ene moment als heel even door een donkere tunnel gaan, naar de andere kant. En midden in de tunnel, waar het donker is, is er heel even een moment van gewichtloosheid. Dat moment komt nog wel.)

Misschien drijf je een klein beetje. Misschien ben je de rivier.

Alles ligt klaar voor de vergadering. Er zit veel volk rond de tafels, het is warm. Je luistert, loopt af en toe rond om glazen te vullen met water. (Het is als een luxe, dat je dat af en toe kunt doen.)

Tussendoor denk je aan iemand. Hoe zou het gelopen zijn?

Een andere dag. Je hebt die opleiding te geven, zoals elke maand. Ze zitten daar. Je probeert hen zo snel mogelijk mee te krijgen in je verhaal. (Mooi hoe het elke keer weer werkt. Ergens kantelen ze, als in een stroom.)

Je bestelt tickets voor het concert. Iet in je kan het moeilijk geloven, dat dat concert er zomaar is, dat je er zomaar naartoe kunt gaan. (Iets in je aarzelt, iets in je verlangt. Iets in je is misschien bang voor hoe groot het zal zijn, wanneer die muziek in je lichaam komt.)

In de namiddag is er de ontmoeting met de minister. Je loopt even rond om foto’s te maken. (Je leerde het ooit vroeger, zo bewegen dat niemand het merkt.) De vragen en de antwoorden, het is alsof je ze kunt zien, alsof ze ergens gaan staan in de ruimte. (Je weet nog altijd niet hoe dat werkt.)

Je hoort het verhaal, het maakt je droef. (Machteloos.)

Een andere dag. (O ja, je moet niet naar de kine, ze is in vakantie. Je neemt je voor de hele dag soepel te bewegen.)

Je bedenkt een manier om een foto te maken van jezelf. (Het was tijd, zei iets.) Je kijkt naar het resultaat. Je ziet iets. Het verwart je. (Iets is goed, denk je. Iets met de tijd, en waar je nu bent. Dus dan maar.)

Het stuk dat je maakte is gepubliceerd, zie je. (Het is nog altijd een beetje raar, denk je.) Het mag vertrekken.

De middagafspraak. Je hebt het gesprek goed voorbereid. Het voelt goed om met hen te zijn.

Het overleg in de namiddag. Je bent moe, maar ook zo blij dat ze er zijn. Je hebt de agenda voor je neus, alles loopt netjes. Je leert weer veel bij, je bent trots, je bent bij je familie, denk je. Zij blijft nog, om samen te eten. De verhalen bewegen traag, het doet goed. Je brengt haar tot aan het perron.

En nog de avondvergadering. (De laatste avondvergadering voor een lange tijd.)

Een andere dag. Of je nu eindelijk je vakantie zou kunnen aanvragen, vraagt je baas. (Het is zijn laatste dag.) Je wou het precies tot je laatste dag uitstellen, al weet je niet goed waarom. (Misschien probeer je er zo lang mogelijk nog niet aan te denken.) Het systeem waarin je je vakantie moet aanvragen is waarschijnlijk ontworpen voor echte ambtenaren. (Vakantie-aanvraagstress.) Het systeem heeft jou niet geëlektrocuteerd, waarschijnlijk heb je het goed gedaan.

Je ploegt langzaam door de vertaling die je moet afwerken. (Het werkt alleen als je je neerlegt bij het ritme van de tekst, je kunt het niet versnellen, je moet met de tekst mee ademen.)

En ook die avond heb je nog een klein lijstje met dingen. (Alsof het lijstje verlatingsangst heeft.)

Een andere dag. Je bent helemaal alleen op het werk. De poetsmevrouwen en de vuilnisbakjesmeneer zijn er ook nog wel. 

(Misschien mag het, met die foto, misschien is het een goed moment. Alsof je aan de andere kant van een lijn bent.)

Je bent een beetje bang van je vermoeidheid, maar laat die even op de pechstrook. De vertaling moet straks nog buiten. Je beweegt traag verder, paragraaf per paragraaf. Tot de tekst zegt dat het goed is.

Je vertrekt naar huis, daar wil je zijn. Dicht bij de rivier, of zo.

(Even kantel je in je vermoeidheid, even ben je nergens.)

(Even lijkt het alsof je al kunt zien hoe het zal zijn, hoe die muziek tijdens het concert in je lichaam zal bewegen, wat het met je zal doen.)

Een man met een verhaal, zegt iemand. (Week.)

Geen opmerkingen: