03 juli 2021

De grens opzoeken


Het is ongeveer een jaar geleden, denk je, dat je die reis nog eens deed. Je bent er al dagen een klein beetje zenuwachtig voor. Al weet je niet helemaal zeker waarom.

Het is ook het vooruitzicht van die ene trein. Hoe het voelt om in die trein te zitten.

Terwijl je naar het station loopt, schuiven de herinneringen weer in je lichaam, zo lijkt het. Het vorige bezoek daar, alle vorige keren dat je die trein nam, maar dan wel om net voor de grens uit te stappen, telkens weer. (Iets met het einde van een leven.)

Eerst nog een trein tot in dat grote station.

Je hebt niet veel zin in krant vandaag. (Je lichaam wil liever geen politiek vandaag, het is die tijd van het jaar. Cultuur mag, liefde mag, mensenverhalen mag.) Hopelijk is de krant snel uit, zodat je aan je boek kunt beginnen.

Het is de eerste grote reis met dat groene apparaat in je broekzak. Misschien moet je nu allerlei dingen doen, zoals foto’s maken, netwerken controleren, uren checken op apps, … Het maakt je een beetje rusteloos. Met het oude apparaat verdween je gewoon zoveel uur in een soort leegte, misschien hoort dat gevoel bij de trein die straks zal komen.

Je loopt over de perrons, je doolt alleen. En het is goed zo.

Je kijkt naar je beweging, hoe je staat. Wat beweegt. Alsof pijn, verdriet en verlangen elkaar aflossen, in elk moment.

De grenstrein loopt binnen. Je zoekt een plekje, een cocon. Je legt de dingen op het tafeltje. Het boek. Het schriftje. Het potlood.

De trein rijdt door het landschap van je jeugd. Je stapt voor het eerst sinds heel lang dus niet uit. Het verwart je toch een beetje. Voor het eerst is het een landschap waar je doorheen rijdt, waar je niet meer moet zijn.

De trein draagt je over de grens.

Het eerste station aan die kant. Niet voor het eerst begint de trein net voor het binnenrijden van dat station heel erg te vertragen. Je ziet je aansluiting wegrijden. Lichte verwarring. (Ik moet nu iets met mijn smartphone doen. Waarom werkt die NS-app niet. Hoezo er is geen netwerk, waar is dat dan? Welke knop heb ik daarvoor nodig? Waarom wil men die dingen zogenaamd handig maken met allerlei pop-ups en 37 vragen die alleen maar bedoeld zijn om te bevestigen dat jij blijkbaar een dinosaurusbrein hebt? Waarom zijn die gele affiches in Nederland zo onlogisch? Waarom kun je niet gewoon alle treinen onder elkaar per uur zien met de tussenstops en de aankomsturen? Wat is het verschil tussen een Intercity en een Sprinter, en waarom weet ik dat na al die tijd nog altijd niet?) Je hebt de problemen als een grote jongen helemaal opgelost, denk je. Je zit in de volgende trein.

Het tweede station aan die kant. Je hebt nog even tijd voor je volgende trein komt. In het kader van de zelfopvoeding ga je wat oefenen met de camera in je telefoon. Je houdt van het perron en de verhoudingen van de ruimte in dit station. Je mist een beetje de leegte van het verdwijnen in de reis zoals die was zonder dat groene apparaat in je broekzak. Je neemt je voor, ook in het kader van de zelfopvoeding, om die leegte terug te heroveren.

Het derde station aan die kant is helemaal veranderd. Er is een spoor bij gekomen. Je hoort van je schoonbroer dat die brug zal verdwijnen. (Die brug met die bijzonder akelige trap.)

Alles is er verder nog, denk je. Misschien ben je iets ouder geworden. Misschien ben je zelf meer veranderd op dat jaar dan deze plek. Heel even zie je het.

Je schuift gewoon weer in het gesprek. Het beweegt verder. Iets over achtergelaten worden in een ziekenhuis en denken dat het normaal is dat je daar niets over zegt. Iets over grenzen. Iets over brieven.

Ook nog even een foto.

Het stelt je gerust dat het niet voelt alsof het een jaar geleden is dat je hier was. (Al weet je nog goed hoe het was toen.) En tegelijk zie je dat jullie op een heel andere plek in de tijd zijn, ondertussen.

Je krijgt een mooi klein boekje.

Iets van de stroom is weer aangeraakt, en het is goed. Zoveel beelden, zoveel woorden. Je verlangt naar de leegte van de terugreis, in je cocon, in een stille trein. (Niet elk verlangen wordt beantwoord.)

Er zijn telkens veel mensen in de trein, ze praten luid, of toch alleszins luider dan stil genoeg.

Je maakt plaats voor het jonge koppel met het guitige kindje in de kinderwagen. Het is zo mooi, hoe zij drieën met elkaar bezig zijn. Spelen, aanraken, koesteren, rusten, lachen.

Het boek is mooi, je houdt van het ritme.

De grenstrein wacht op je. Er is plaats genoeg. Je klapt het tafeltje uit. Je legt het boek, het schriftje, het potlood netjes klaar. De trein draagt je opnieuw de grens over. (De terugreis lijkt altijd sneller te gaan.)

Je kijkt naar de mensen op het perron waar je zo vaak opstapte, na, telkens weer.

Je stapt over in het grote station. (Je buik zou al thuis willen zijn.) Er is niets gewijzigd aan je verlangen. (En niets aan de vaststelling dat het vervullen ervan niet aan de orde zal zijn.) Het is druk in de laatste trein. Op de bank naast je zitten vijf jongeren. Je denkt dat je hen zou kunnen omschrijven als internationale jongeren. Ze zijn blijkbaar België aan het ‘doen’, of zoiets. Ze roepen de hele tijd tegen elkaar hoe geweldig alles is. In elke zin gebruiken ze minstens twee keer ‘like’, misschien denken ze dat dat zo hoort. Op hun smartphone lezen ze dat het buiten regent. (Op gewoon analoge wijze door het raam kijkend had je dat ook al vastgesteld, eigenlijk.) Aan hen uitleggen dat jouw treinreis ook een ritueel is, het zal niet lukken denk je.

Je loopt naar huis in de regen. De beelden zullen de volgende dagen verder insijpelen.

Geen opmerkingen: