16 juli 2021

Was het maar


Het is de laatste week voor. Voor een lange lege periode, of zoiets.

(Je bent een beetje moe. Je bent eigenlijk een beetje bang van hoe moe je bent. Zoals elk jaar. Een beetje.)

In je hoofd tel je vooruit naar die vrijdag, naar alles netjes afgewerkt hebben, met een leeg bureaublad kunnen vertrekken. Naar een lege plek dus.

(En toch nog die dingen die er nog even bij komen, die nog even moeten gedaan worden. Hoe dan dat moment in je hoofd dreigt op te schuiven, en hoe je dat niet wilt.)

Dierbaren vertrekken, naar ergens ver weg. (Zoals elk jaar moet je weer een beetje wennen aan dat gevoel. Je weet dat ze je niet verlaten.)

Iemand vraagt of je plannen hebt, voor vanaf dan. (Dus aan de andere kant van die lijn die je in je hoofd bijna kunt aanraken.) De vraag benauwt je een beetje. (Je wilt geen plannen hebben, dat is het plan. Je wilt, zeker die eerste dagen, niets moeten moeten. Buiten wat toch al op je wacht. Niets extra’s dus. Gewoon tijd verliezen.)

De teksten die je nog moet schrijven. Je wilt ze al ergens in je hoofd kunnen zien, als een soort eiland waar je rustig naartoe kunt gaan, wanneer de tijd daar is.

(Lichte onrust in de nacht, verwarrende dromen.)

Netjes op tijd het cadeau gaan zoeken voor je maatje. Zodat het klaar ligt.

Die film van dat meisje, en haar oom die voor haar vecht, op zijn manier. (Je bent niet bestand tegen sommige films, en dat is goed. Je verlangt naar verhalen die je meezuigen, denk je, waardoor je hele lichaam alleen maar in het verhaal is.)

(Tussendoor denk je nog aan dat ijzer, en hoe dat je heel even terug bracht naar toen, zoveel jaar geleden.)

Je volgt het nieuws van de commissaris, met zijn lijstje voorstellen. Je verzamelt de nieuwsjes al weken. (Je hebt proactief al geen zin in de reacties die je vermoedt te zullen horen.)

En ondertussen komt het water dichterbij.

De eerste berichten.

(Ja, die twee dingen horen samen, denk je.)

Aan de andere kant van de nacht moet het nog echt beginnen, zo zal blijken.

Je ziet de schokkende beelden. Je handen trillen. (Die ochtend had je al tegen de radio zitten roepen. Je had eigenlijk geen zin om de minister te horen. Je hoopte nog heel stiekem dat ze je zou verrassen, dat ze niet de voorspelbare dingen zou zeggen, de dingen die je steeds opnieuw doen roepen tegen de radio. Sommige mensen zijn voorspelbaar. En je was al zo moe.) Je ziet de beelden, je volgt alle ontwikkelingen. Tussendoor probeer je nog te schrijven. Tussendoor spreek je nog even af met je maatje. Je bent zo blij hem te zien. Hij kan je cadeau nog meenemen. 

(Je bent zo rusteloos. Je hoopt, zoals elke keer, dat zoveel mensen eerst even zouden zwijgen. Gewoon kijken naar wat er gebeurt, alleen maar totaal geraakt zijn, alleen maar de pijn van anderen voelen, het niet overstemmen met je eigen woorden, zoiets.)

Je kijkt naar de beelden, luistert naar de verhalen. Je probeert iets te vatten van wat je ziet.

(En je wou het niet, maar die nacht draai je heen en weer in je bed. Je trilt. Je bent zo eindeloos kwaad. Niemand zal het zien, in die nacht. Soms weet je niet waar je met die razernij moet blijven, besef je weer. Morgen is er weer een dag. Elke dag heb je weer te doen wat je te doen hebt, zeg je tegen jezelf. Maar je bent zo kwaad.)

Aan de andere kant van de nacht. Je wacht op de trein. De geluiden van het station en de treinen zijn op een of andere manier omhuld door een wezenloze stilte. (De trein, als er een trein komt, komt van die richting, denk je. De richting waar je enkele dagen geleden nog naartoe reed. Je was daar op die plekken, je reed door het landschap, dat nu zo genadeloos verwoest is. Op het bord staan de treinen die niet zullen rijden. Daar, ergens in de verte, daar zijn de sporen onderbroken. Je wilt niet dat iets zich losgetrokken heeft, alsof er iets afgebroken is, iets dat dichtbij moet kunnen blijven. Je weet niet wat je voelt.)

Je wilt een bericht sturen naar die vriendin die ondertussen al heel ver weg is. Om te zeggen dat alles er nog is, of zoiets. Je hoort even haar stem aan de telefoon.

Je werkt alle dingen netjes af, zoals je had gehoopt. Je hebt je bestemming bereikt. (Het idee dat je zomaar een bestemming kunt bereiken heeft iets onwezenlijks.)

(Je bent een beetje bang van de dagen die komen, zoals elk jaar. Maar het is goed, langzaam verdwijnen in een ander ritme. Zoveel tijd om te verliezen.)  

2 opmerkingen:

Brigitte Puissant zei

Blij voor jou dat het nog lukte vandaag, je bestemming te bereiken
Geniet van het ont- moeten, Brigitte

Jan Mertens zei

Dankjewel voor je reactie Brigitte, en mooie dagen nog.