25 juli 2021

Second Place


Wat is de plaats van een ouder wordende vrouw? Is die plaats een lot, of kan je verlangen je naar een plek van vervulling brengen waar je eindelijk iemand kunt zijn en waar je gezien wordt? Kan kunst de brug zijn naar dat volledige leven waar je een diepere waarheid aan kunt raken? Het zijn thema’s in Second Place (vertaald als: De tweede plaats) van Rachel Cusk. Het is een boek dat je als lezer regelmatig in verwarring brengt, en misschien is dat wel de bedoeling. Wat moet je eigenlijk denken van die personages? Waar in tijd en plaats speelt dit zich af? Is dit wrang of grappig? Is dit een spiegeltekst van een ander boek? Wie is de geadresseerde buiten de tekst?

Op de flaptekst lees je dat het boek een “fable of female fate and male privilege” is. Dat geeft meteen al een aanknopingspunt voor de lezer. Het is een soort fabel dus, die iets groters wil laten zien of opvoeren, die mogelijk een morele les in zich draagt. Wie iets helders verwacht, waar goed tegenover kwaad staat, in rechte lijnen, botst al snel op de tekst. Maar het helpt wel.

M. is een schrijfster van in de vijftig. Vroeger in haar leven zijn er heftige dingen gebeurd. Ze draagt het gewicht daarvan mee als een diepe onzekerheid, die zich tegelijk spiegelt in een groot verlangen. Ze had vroeger een huis, een man en een dochter. Het huis en de man zijn er niet meer, en de dochter is in de loop der jaren ook ver weg gedreven, hoewel ze zich nog steeds heel erg verantwoordelijk voelt voor haar. Ze woont ondertussen met haar nieuwe man Tony in een huis, ergens aan de rand van de bewoonde wereld. De natuur is er overweldigend. Het huis grenst aan een moerasgebied. Tony is een heel aardse, heel stabiele man die haar als een stevige rots een groot gevoel van veiligheid geeft. Ergens diep in hem zijn er ook woorden, veel woorden, maar die zijn maar één keer naar buiten gekomen. Hoewel ze allebei erg verschillend zijn, hebben ze een balans met elkaar die haar leven voorspelbaar en rustig maakt, maar die toch niet haar allesomvattende verlangen stilt. Naast hun grote woonhuis is er een kleiner gebouw dat ze hebben omgebouwd tot de ‘tweede plaats’. M. heeft de gewoonte daar regelmatig kunstenaars uit te nodigen, die daar dan een tijd in residentie kunnen zijn. Zo voegt ze iets toe aan hun leven, iets dat zij zoekt en soms vindt in de kunst.

Jaren geleden, in Parijs, zag ze kunstwerken van L., en die ervaring veranderde haar leven. In zijn werken zag ze iets van wat ze zelf zocht, een vorm van heelheid waarin je echt kunt zijn en echt gezien kunt worden. Ze heeft het gevoel dat ze het moerasgebied kan zien zoals het eruit zou zien door de ogen van L. in een van zijn werken en ze nodigt hem uit om een tijdje bij hen te verblijven. In de wereld is er een of andere acute toestand (een pandemie?). Dat maakt dat ook haar dochter Justine en haar vriend Kurt bij hen zijn ingetrokken voor een tijd. L., ondertussen een al wat oudere man die voorbij zijn grote faam en rijkdom is, zegt uiteindelijk toe en blijkt bij aankomst ook nog een jonge vriendin te hebben meegebracht. Alle elementen liggen zo op tafel voor een gespannen situatie.

M. zit in een donkere plek met zichzelf. Wie ben je als vrouw van boven de vijftig? Ze is onzeker over wie ze is als vrouw, als moeder, als echtgenoot. Ze draagt een enorme ballast mee en lijkt zich in een  permanente ademnood te bevinden, die maakt dat ze zich steeds meer terugtrekt in een vorm van onzichtbaarheid. Tegelijk is er dat permanente verlangen dat op een intense zinderende manier duidelijk werd toen ze zoveel jaar geleden die kunstwerken van L. zag. Haar eigen ‘boekjes’ vindt ze maar onbetekenend, maar ze reflecteert wel vaak (in soms erg abstracte en moeilijk te begrijpen beelden en woorden) over hoe kunst wel die heelheid kan tonen en voelen die ze in haar eigen leven en lichaam zo hevig afwezig voelt.

Dat alles doet zich voor in een dynamiek van mannelijkheid en vrouwelijkheid. In de schilderijen van L. voelt ze een overweldigende mannelijke vrijheid, waartoe ze wordt aangetrokken maar die haar tegelijk ook onderdrukt. Het blijkt immers al snel dat L. in de feiten eigenlijk een geweldige eikel is, een wat uitvergrote narcistische macho die zich heel respectloos gedraagt tegenover M. Zij zit echter vast in die dynamiek en blijft telkens weer zoeken naar zijn aandacht. Ze zegt dat ze wil dat hij haar landschap ziet, maar eigenlijk wil ze dat zij zelf door hem gezien wordt, alsof dat iets zou kunnen invullen. Tony is niet de artistieke man, maar op zijn rustige manier behandelt hij M. veel meer als zijn gelijke. De mooie jonge vriendin van L. verstoort in eerste instantie het geheel nog meer. En terwijl M. nog meer lijkt vast te lopen in haar eigen onvermogen, maakt Justine zich los uit het klassieke patroon om een nieuwe vrijheid te zoeken.

Het kleine huisje, de tweede plaats, krijgt bij dat alles een keten van betekenissen. Is het een plek die al in jezelf is, in potentie, die je aan jezelf kunt toevoegen? Is de tweede plaats een belofte, een mogelijkheid van een alternatieve werkelijkheid? Of is het een plek die uiteindelijk toch weer wordt ingenomen door de mannelijke dominantie en die geïnstrumentaliseerd wordt? Is het een ruimte die je als vrouw maakt voor een man, om daarna vast te stellen dat hij jou vooral geen plek heeft gegeven in zijn verhaal? Is het een fataliteit, die maakt dat jouw plaats de tweede plaats moet zijn, altijd? Is kunst een belofte op dat grotere en hele, of kan het ook een instrument zijn om dat verlangen stuk te maken?

Vaak kijk je met enige verbijstering, kwaadheid en ook wel droefenis toe naar de worsteling van M. Het doet pijn, te zien hoe ze telkens weer gezogen wordt naar dat verlangen om ‘gezien te worden’, niet als een soort eigen kracht, maar wel: gezien door zijn ogen. Het doet pijn, te zien hoe ze is vastgelopen in die fase van haar leven die voor haar aanvoelt als een non-plek. Een groot verlangen naar ‘iets’ hangt de hele tijd als een sluier over haar heen. Het verwart je als lezer ook een beetje. Als je met iets meer afstand leest – met dat idee van de fabel in het achterhoofd – zie je iets gemakkelijker dat heel wat situaties eigenlijk wel komisch zijn, zij het op een wrange en nogal koude manier. Die hele L. is in wezen een nogal zielig, zelfingenomen en laf personage. Dat besef geeft tegelijk nog geen echte verlossing aan M. Misschien zal ze haar eigen situatie anders kunnen invullen na zijn doortocht, misschien niet. Haar dochter heeft gelukkig meer vrijheid in de wereld.

Het boek wordt verteld in de vorm van een reeks lange brieven, gericht aan een zekere “Jeffers”. Wie dat is, wordt nergens duidelijk. Helemaal achteraan lees je dan nog dat het boek een eerbetoon is aan een boek uit 1932, waarin wordt beschreven hoe D.H. Lawrence een tijd verbleef in een kunstenaarskolonie in New Mexico. Ook dat brengt je een beetje in de war. Is dat eerbetoon een spiegelende herhaling, of is het een eigentijdse vertaling? Je kunt evenwel nergens duidelijk lezen waar of wanneer Second Place zich afspeelt. Is het in Europa, mogelijk in Engeland? Is het nu, in de toekomst, of jaren geleden? In wezen maakt dat niet zoveel uit. In het thema van de plek van de ouder wordende vrouw zit een zwaarte, een fataliteit zelfs. De soms verwarrende complexiteit van de vorm van het boek vormt daarvoor het tegengewicht. Het besef daarvan komt pas een tijdje nadat je het boek hebt neergelegd. Het is een eigenzinnig boek dat zich niet zomaar laat vatten en dat maakt het alleszins erg de moeite.

Geen opmerkingen: