11 juli 2021

Misschien blijft het landschap


‘Stel je voor, dat dit nog uren zou duren. Dat we alleen maar dit hoeven te zijn. Deze beweging in het landschap.’
‘Af en toe even buiten kijken. En verder zwijgen, lezen, af en toe je ogen sluiten, en dan weer kijken.’
‘Het landschap verandert wel, en dat zie je, terwijl je er doorheen rijdt. En toch blijft het ook een beetje. Ik denk altijd dat het landschap alles weet van mij, al mijn geheimen kent.’
‘Dus het landschap weet meer dan ik?’
‘Ja, en zo zal het altijd zijn. Misschien maar een klein beetje meer, net genoeg. Alleen al weten dat het landschap daar is, is genoeg om iets te helen of zo. Of te kunnen geloven in de mogelijkheid dat. En het landschap weet waarschijnlijk ook altijd meer dan ik ooit zal weten, over mezelf.’
‘En heb je dat dan allemaal verteld aan het landschap?’
‘Nee, gewoon hier komen was al genoeg. Het voelt zelfs alsof al die verhalen altijd al hier waren.’
‘Ik voel hoe die beweging me rustig maakt. Gewoon hier zijn, met jou. Het is alsof ik me een klein beetje in de handen van iets kan leggen. Ik moet verder niets zijn, alleen maar hier, in deze beweging. Er wordt niets van me verwacht, niemand heeft iets van me nodig, ik moet niemand zijn.’
‘Dat herken ik zo goed. Het raakt aan iets van een diep verlangen. Soms schrik ik van dat verlangen, de beelden die erbij horen en die ergens diep in mijn lichaam zijn opgeslagen. In die beelden is er een gedragen worden, denk ik. Het wordt stil in mijn huid dan.’
‘Ik vind het nu al jammer dat het straks weer voorbij zal zijn. Zeker bij het terugkeren lijkt alles sneller te gaan. Ik wil nog niet dat het al voorbij is.’
‘We hebben nog wel even.’
‘Ben je verdrietig? Het leek zo daarnet.’
‘Ja, een beetje. Ik kan het niet zo goed uitleggen. Iets vanbinnen is zo moe, denk ik soms. En af en toe voel ik het. Niet dat het de andere dingen overheerst of zo, of me verlamt. Het is er gewoon, en soms zie ik het, en maakt het me droef.’
‘Ik begrijp wel wat je bedoelt, denk ik. Misschien is het ook wel iets dat hoort bij een reis als deze. Dat je een beetje verdwijnt in de beweging, en dat alles zich dan laat zien.’
‘Ja, misschien wel. Je kijkt ernaar, en je weet dat je straks weer gewoon uit zult stappen, en haar huis gaan, door de regen. En onderweg is er het gevoel van het landschap. Ik hoef niets te verzwijgen voor het landschap, ik hoef niet te vluchten. Het landschap weet alles.’
‘Dat is wel een mooie gedachte. Ik denk soms dat ik rustelozer ben dan jij. In mijn hoofd gaat het soms zo heen en weer. Misschien kun jij beter blijven, of toch een beetje.’
‘Een beetje. Ik moet ineens weer denken nu aan dat kleine jongetje, in zijn witte autootje. Hoe hij zo trots keek, terwijl hij alle geluidjes liet horen. Hij leek zo helemaal samen te vallen met zichzelf, in dat moment, in dat autootje.’
‘Ja, en die smalle straat was ook helemaal van hem. Het ging allemaal heel traag, maar hij had misschien wel alle tijd van de wereld.’
‘Had jij ook zo’n klein fietsje of zo vroeger toen je klein was?’
‘Ja hoor, een klein rood fietsje. Met een gekleurd lint aan het stuur. Ik kon overal naartoe, alles verkennen.’
‘Vraag je je soms ook af waar dat fietsje nu is? Waar het zou kunnen zijn?’
‘Nee, dat lijkt me een gevaarlijke gedachte. Stel je voor dat het er nog gewoon is, dat ik er naartoe zou kunnen gaan. Ik weet alleen nog dat het ineens verdwenen was, toen ik er een klein beetje te groot voor geworden was. Mijn mama zei dat ze het gegeven hadden aan een ander kindje, dat er heel blij mee zou worden. Maar ze wou niet zeggen wie dat was. Ik heb nooit begrepen wat er gebeurd was en durfde er ook niets meer over vragen. Er verdwenen wel meer mensen of dingen ineens uit mijn leven. Het was normaal.’
‘Misschien weet het landschap waar het is.’
‘Dat zou wel fijn zijn. Ik weet niet of ik het wil weten, maar het is goed dat het geweten is.’
‘We zijn er bijna, jammer genoeg.’
‘Nu al?’
‘Ja. Als ik dit gebouw zie, weet ik dat het tijd is om me klaar te maken.’
‘Het is eigenlijk wel fijn dat ik niet moest nadenken waar we waren en wanneer we moesten vertrekken en zo. Dat jij dat gewoon allemaal deed of zo. Dat kon ik wel even gebruiken, denk ik.’
‘Dan is het goed. Kijk maar, we zijn er.’
‘Ja, ik zie het.’

Geen opmerkingen: