04 september 2022

En zo gaat het verder


‘Ik ben blij dat we hier nu zo zitten. Het voelt zo rustig.’
‘Ja, het doet me goed. Het is al zo lang geleden dat we nog eens bij elkaar konden zijn.’
‘Het voelt goed, dat je gewoon kunt aansluiten waar je de dingen neerlegde de vorige keer, of zoiets. Ik houd daarvan, een gesprek dat verder gaat, en dat daardoor blijft.’
‘Ik schrok er een klein beetje van, hoe vertrouwd je me bent, na al die tijd. En dat dat blijft.’
‘Bij sommige mensen of in sommige situaties voel je dat je anders begint te ademen. Iets trekt samen in je huid, je ademt op je hoede. Alsof je telkens een meter achter je adem zit of zo, ik kan het niet uitleggen. En nu is het alsof ik gewoon in mijn adem kan zijn.’
‘Heb je dat ooit bij mij gehad?’
‘Ja, misschien wel. Soms. Maar dat lag ook aan mij natuurlijk.’
‘Ik begrijp wel wat je zegt. Soms zie ik het gebeuren, en is het te veel tegelijk om het uit elkaar te rafelen, als dat een goed beeld is.’
‘Dat is een heel goed beeld.’
‘Ik denk dat jij dat beter kunt dan ik. Soms ben ik nog zo rusteloos, alsof iets me opjaagt.’
‘Maar nu niet, denk ik.’
‘Nee, nu niet.’
‘Hoorde je dat? Die mama die achter haar kind aanliep en aan het zingen was? Met soms ineens een woord dat harder werd uitgesproken, als om een teken te geven aan haar kind.’
‘Ja, ik hoorde het. Maar ik had het meisje niet gezien.’
‘Kijk, ze staat daar, met die geweldige krulletjes.’
‘Het is wel mooi, hoe jij dat altijd ziet.’
‘Het houdt me zacht, denk ik weleens, kijken.’
‘Misschien moet ik ook af en toe kijken naar het meisje. Zoals jij dat doet, met het jongetje.’
‘Gewoon wachten, en vertrouwen, en dan zie je het. Je weet nooit vooraf waar het zal zijn, hoe oud het is, hoe het naar je zal kijken. Kijken, en dan zie je het. En daar begin je dan.’
‘Dat is een mooie gedachte.’
‘Het wordt steeds vertrouwder, voel ik. En dat is als een geschenk.’
‘Ja.’
‘Op weg hier naartoe vroeg de treinmevrouw of ze mocht weten welk boek ik aan het lezen was. Ik vertelde er iets over, en we hadden een heel gesprek over mooie boeken, en over hoe geweldig het is om te lezen in de trein.’
‘Zou ze daarom treinmevrouw geworden zijn?’
‘Ja, dat vroeg ik me ook af. Misschien zorgen mensen die boeken lezen in de trein voor een magische onzichtbare mist waardoor je anders, breder, kunt ademen of zo. En misschien verlangt zij ernaar om zo vaak mogelijk dicht daarbij te kunnen zijn.’
‘Heb je haar naam gevraagd?’
‘Nee, natuurlijk niet. Het hoort bij de magie, dat ik haar misschien ooit nog eens zal tegenkomen in de trein, en dan zal vragen in welk boek ze aan het lezen is. Of misschien zie ik haar nooit meer.’
‘Ik zou het wel gevraagd hebben, denk ik. Of misschien toch niet, ik weet het niet.’
‘Misschien moet ik ervoor zorgen dat ik altijd een extra boek bij me heb, om aan haar te geven, wanneer ik haar weer eens zie.’
‘Dat zou wel scoren zijn natuurlijk.’
‘Ja ja… Scoren is niet zo mijn afdeling.’
‘Daar zal ik maar niets op zeggen.’
‘Wil je nog een latte?’

Geen opmerkingen: