Goede vriend Willy
Ik dacht zo: het is hoog tijd om nog eens een brief naar jou te sturen. Vandaag is het ook de dag dat je het leven verliet, zoveel jaar geleden ondertussen al. Ik wil even niet tellen hoe lang het al is, dat voelt beter, op een of andere manier.
Gisteren kocht ik in de winkelstraat nog een plantje voor Kom op tegen kanker. Zo’n klein plantje is op een bepaalde manier, op dat moment, als een deur die iets opent. Ineens zie ik ze weer, de mensen die ik kende die door die kloteziekte nu aan de andere kant zijn. Het is denk ik niet daarom dat ze die plantjes verkopen, maar zo werkt het wel voor mij. En dan zie ik jou daar staan, tussen de anderen. Jullie zijn samen, nog steeds, dat gevoel heb ik.
En het was alsof jullie ineens allemaal rondom mij stonden, met een glimlach en fonkelende ogen. Een tijdje terug was er nog een fotograaf die dat aan me vroeg, dat ik mijn ogen zou laten fonkelen. Ik wist niet goed hoe ik dat zo op bevel moest doen. Maar jou zou dat misschien wel lukken. Jullie stonden daar, zeiden niets, want dat gaat niet, denk ik dan, maar het voelde als heel warm aan.
Ik vroeg me vanmiddag nog af wat ik eigenlijk nu graag zou willen doen met jou. En toen dacht ik: samen zwijgen, dat zou wel wat zijn. Ik heb deze dagen af en toe veel last van het maatschappelijk lawaai. Iedereen roept zo hard. En zo gewoon samen met jou een paar uur werken. Iets in elkaar timmeren, of nog eens een lokaal schilderen of zo, zoiets. Gewoon bezig zijn, niet te veel zeggen, en dan kijken naar wat al klaar is.
Er zijn dagen dat ik me niet meer zo goed thuis voel in deze tijd, iets in die aard. Meestal lukt het wel hoor. Meestal vind ik wel mijn weg in de dingen. Maar soms is er iets van heimwee of zo, iets van: konden we nog maar eens dit of dat, gewoon zoals toen. Ik zeg niet dat jij van toen bent, want ik schrijf je deze brief nu. Maar iets is wel toen. En dat mis ik af en toe een beetje.
En dat maakt dat ik soms ook wel eens denk: gelukkig dat Willy dat niet meer moet meemaken. Net zoals ik op andere momenten denk: dit had ik graag nog eens laten zien aan Willy. Het klinkt ook een beetje alsof ik zelf oud aan het worden ben, maar dat moet je me maar gunnen.
Jij was deel van ons ‘wij’. En wij die er nog zijn, wij worden samen ouder, en we doen verder. Dat denk ik ook wel eens. We delen diezelfde zorg, we zijn om dezelfde reden ooit aan die grote droom begonnen. We hebben samen onze kleine en grote overwinningen gedeeld, samen met ons ongeduld, samen met ons verdriet om dat wat verdwijnt in deze mooie wereld. Al dat verdwijnen, ik ben er niet altijd goed in. Maar wij zijn er nog. Enkelen van ons wij zijn nu aan de andere kant, daar bij jou. Maar jullie zijn nog samen, en wij zijn nog samen, en ergens raken we elkaar nog aan. Misschien zal dat wij zo altijd kunnen blijven, wie weet.
Ik heb begrepen dat je nog eens wilde gaan fietsen. Dat lijkt me wel een goed plan. Ik zal nog altijd niet zo snel kunnen fietsen als jij kon. Maar dat geduld zul je wel met me hebben. Ik zou je dus gewoon willen vragen om af en toe eens naast me te komen fietsen. Als ik ergens onderweg ben, en eigenlijk geen zin heb om nog zoveel kilometer tegen de wind in te fietsen. Kom dan gewoon even naast me rijden. En dan zwijgen en lachen we. En als we dat doen, kom ik zeker veilig weer thuis.
Het ga je goed daar. Tot altijd weer.
jan
Geen opmerkingen:
Een reactie posten