Borgen bij de Romeinen. Daar moest ik soms aan denken bij het lezen van de schitterende roman Augustus van John Williams (nu ook in Nederlandse vertaling). Vooraf was er enige aarzeling. Williams was ook de auteur van het overrompelend mooie boek Stoner. Misschien was die aarzeling vooral een soort schrik om teleurgesteld te worden. Gelukkig bleek die schrik geheel onterecht. Het boek is heel anders, én heel erg gelijkaardig. In Stoner lazen we beschouwingen van een man die naar zichzelf keek in een ‘kleine’ setting, een kleine universiteit, een klein leven, grote vragen in kleine gebaren. In Augustus zien we een groot man, aan het hoofd van een groot rijk, met grote gebeurtenissen, maar in wezen worstelend met dezelfde vragen, in dezelfde fundamentele eenzaamheid.
Augustus is het verhaal van het leven van de Romeinse keizer Augustus (63 v. Chr. – 14 n. Chr.). Na de moord op Julius Caesar komt Octavius, zoals hij dan nog genoemd wordt, stap voor stap aan het hoofd van wat het grote Romeinse rijk zal worden. Na een erg woelige periode zal zo een lange Pax Romana aanbreken.
Wie was Augustus? Stel dat je als journalist een boek zou moeten maken over de figuur van de keizer, dan zou je op zoek gaan naar allerlei bronnen. In dit geval zouden dat allemaal geschreven bronnen zijn, de man leeft immers al een tijdje niet meer. Via die bronnen zou je dan een beeld bij elkaar puzzelen. En zo lijkt het in dit boek ook een beetje te gaan. Al is het natuurlijk een roman. En al blijft Augustus (ook voor zichzelf trouwens) als persoon onvatbaar, niet te herleiden tot één beeld. De mechanismen van de macht worden beschreven, samen met de prijs die mensen betalen voor die macht. De keizer die bijna ironisch vaststelt dat men van hem een god maakt, en dat voor het hogere goed ook wel wil aanvaarden, kijkt tegelijk bijna ongelovig naar zichzelf als naar een vreemde. Een toeschouwer van zijn eigen voorbij schuivende leven.
Het boek is opgevat als een briefroman. Je krijgt de ene na de andere brief, met af en toe een officieel besluit of verslag van de Senaat. De brieven zelf zijn grotendeels fictief, de personages niet. Die vorm doet in veel opzichten heel modern aan. Via de brieven, met beweeglijke chronologie, kom je wel de nodige feiten te weten, maar krijg je vooral allerlei gezichtspunten. Er is geen alwetende verteller. Als lezer kun je zelf de spelletjes achter de schermen reconstrueren, en dat in een vorm die werkt als een snel gemonteerd docudrama.
De stem van Augustus zelf komt pas helemaal naar het einde van het boek aan het woord. Je ziet hem dus de hele tijd door de ogen van anderen. En wel als een complexe figuur die door de omstandigheden in een bepaalde rol terechtkomt en dan zijn bestemming uitvoert, en dat met een soort pragmatische hardnekkigheid. Je zou hem kunnen vergelijken met een moderne politicus die een beetje tegen zijn eigen verwachting in ineens in een situatie zit waarin hij eerst de omstandigheden volgt, en langzaam de omstandigheden naar zijn eigen hand zet. Niet zozeer op basis van een afgelijnd ideologisch programma, niet door een indrukwekkend charisma of een briljante geest, maar wel met een ijzeren ambitie en een groot plichtsgevoel.
Het is uitermate fascinerend om al die gebeurtenissen die beschreven worden van zo dichtbij mee te maken (het Borgen-gevoel). Maar het zijn vooral de vragen die dat alles bij je oproept die je als lezer aan het boek kluisteren. Het is soms schokkend, schrijnend en tragisch te zien welke menselijke prijs betaald wordt voor het hogere doel. Kon het alleen zo? Was dat het waard? Wat is vriendschap? Wat is liefde?
Zo is het mooi doorheen alle verhalen de vriendschap te voelen tussen Augustus en Agrippa. Ze staan zij aan zij in hun grote project, maar uiteindelijk zijn ze echte vrienden, in een vriendschap ondergesneeuwd door plicht. Heel erg mooi is de relatie tussen Augustus en zijn dochter Julia. Hij houdt zielsveel van haar, en moet haar toch in ballingschap sturen. Het breekt zijn hart, al mag niemand het zien.
In het laatste deel van het boek kom je heel dicht bij Stoner. De oude keizer, aan boord van een schip, tijdens zijn laatste reis, schrijft een brief naar een vriend. Hij blikt als oude man terug op zijn leven, bijna nederig, en vol twijfel. Hij heeft dan officieel zijn hoger doel gerealiseerd, maar beseft dat het allemaal zeer tijdelijk is. Hij heeft gedaan wat hij dacht te moeten doen, maar heeft daar menselijk een zeer zware prijs voor betaald. Hij klinkt niet bitter of cynisch, maar je voelt een loden eenzaamheid tussen de regels.
Augustus is een heel sterke roman. Je moet er als lezer even inkomen bij de eerste hoofdstukken. Het is handig om nog snel even wat dingetjes op te zoeken over de personen die aan bod komen. Maar na een tijdje ben je helemaal mee, en wordt het allemaal bijzonder spannend. Elke brief heeft een eigen klank, passend bij de persoon. In die meerstemmigheid zie je de persoon van Augustus (gedeeltelijk) uit de mist van de geschiedenis komen. Niet als een bovenmenselijke figuur of eendimensionale held. Maar vooral als een complexe en tragische mens die door de omstandigheden in een rol geworpen wordt, doet wat hij denkt te moeten doen, en daardoor iets van dat menszijn moet achterlaten, onherroepelijk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten