Misschien is de vakantie een goede periode voor diepgaand zelfonderzoek. The full option. Je kunt met jezelf afspreken dat je je niet zult verliezen in allerlei afspraken, en in druk druk druk. Je kunt ook afspreken dat je moeilijke vragen die zomaar uit het niets (of uit het struikgewas) ineens voor je neus staan welwillend toelaat. En zo kan dan een vruchtbare dialoog ontstaan.
Je zorgt dus voor genoeg leegte. En dan ga je voor de spiegel staan. Geen hulplijnen inroepen. Geen excuses. Geen make-up.
Je begint er nog vol optimisme aan. Het zelfonderzoek is een deel van de zelfopvoeding. Een element van dat alles is het concept ‘leren’. Het idee dat je kunt leren uit de fouten die je maakt, uit het dagelijkse kleine, of het meer structurele grotere falen. Dat je dus kunt zien wat er gebeurde, en dat je zelfs dingen zou kunnen doen die ervoor zorgen dat je het anders gaat doen. Wat die ‘het’ ook moge wezen.
Verschillende methodes kunnen gebruikt worden.
Je kunt het meteen relatief groot aanpakken. ‘Leef ik wel echt, en altijd, en overal, volgens de waarden die ik belangrijk vind?’ En dan leg je een of andere situatie op de ontleedtafel. Je kunt je dan afvragen: ‘Heb ik toen wel echt egoloos gereageerd? Was ik wel bescheiden genoeg? Heb ik niet te veel toegegeven aan de verleiding om kwaad te worden, enkel omdat iemand op een of andere egoteen had getrapt? Heb ik niet op een of andere manier in mijn reactie die ander gebruikt ter opvulling van de kwetsbare plekken in mezelf? Ben ik wel echt met die ander omgegaan zoals ik wilde dat zij/hij met mij omging?’ Boeiende vragen, waarbij je je al heel snel afvraagt waarom je in godsnaam aan het zelfonderzoek bent begonnen. In het kader van het dialectisch proces laat je meteen de advocaat van de duivel toe in de arena. ‘Ja, allemaal goed en wel, al dat gedoe over de waarden, maar het kan ook zijn dat je zo te veel over je heen laat lopen, ook al zeg je dat je dat concept wilt ontstijgen, of zoiets.’ Je loopt dus behoorlijk vast. Het besef van het prutserzijn.
Je kunt ook de lichaamstest doen. ‘Bij welke gangbare activiteiten of domeinen van mijn leven voel ik eigenlijk in mijn lijf een zekere aarzeling tot lichte weerzin?’ Niet in de zin van angst of onzekerheid, maar meer iets als: ik wil hier eigenlijk niet zijn, op deze plek, dit zorgt ervoor dat er dingen wegdruppelen uit mij die er beter zouden blijven. De eerlijke antwoorden, voor zover je die tot je hoofd toelaat, ze zijn toch een beetje brrrr. En wat zou je dan nog moeten doen met die antwoorden? Je probeert met jezelf te onderhandelen om te bekomen dat je je in deze zittijd mag beperken tot de contouren van de antwoorden. Het trekken van conclusies, gericht op een of andere vorm van verandering, kan dan worden doorgeschoven naar een volgende zittijd. Of zoiets.
Je kunt uitgebreid praten met al wie je lief is. Daarbij kun je putten uit je privĂ©collectie ‘fijne vragen die ik niet zo graag in de groep werp’. Je probeert te laten doordringen wat die fijne mensen je zeggen. Je kunt daarbij vaststellen dat je er tegelijk warm en moe van wordt. Warm door het besef dat je omringd wordt door mensen die je graag zien. Moe omdat je in de spiegel ziet hoe je er af en toe een rommeltje van maakt, omdat je de dingen zo graag goed zou willen kunnen doen. Iets als het warme besef van het sukkelzijn.
Je kunt kijken naar de patronen. Een redelijk genadeloze oefening. Je ziet patronen in hoe je de dingen doet, hoe je geeft, in de liefde, in de vriendschap, in de wijde wereld (je kunt de lijst naar believen korter of langer maken voor jezelf, afhankelijk van welke dag van de week het is, sommige dagen zijn meer geschikt voor zelfonderzoek dan andere, blijkbaar). Je hebt jezelf voorbereid door eerst de nodige vakliteratuur tot jezelf te nemen. De afspraak met jezelf is: alleen kijken. Waar komen ze vandaan? Hoe zijn ze zo geworden? Hoe werken ze nu? En verklaringen zijn niet meer dan dat. De vraag is alleen hoe je verder gaat met deuken. Je hoort iemand op de radio zeggen wat je zou moeten doen, en je denkt: ja ja, je hebt waarschijnlijk gelijk, maar hoe doe je dat? Je voegt die vraag ook toe aan het lijstje ‘fijne vragen die ik niet zo graag in de groep werp’.
Je kunt ook een vraag aan jezelf voorleggen tijdens het fietsen. Met de afspraak dat je er alleen aan denkt tijdens die rit. Zodra je op je bestemming bent, is het afgelopen met denken (en kun je weer gewoon aan mooie vrouwen denken, of aan dat ene liedje dat vorige nacht door je hoofd bleef gaan, of aan de vraag welk nuttig ding je vandaag zult doen). Er zijn veel mogelijkheden. ‘Stel dat iemand iets zegt of doet wat me niet bevalt, en lichtjes kwaad maakt. Stel dat ik ervan uitga dat een deel van mijn reactie meer met mezelf dan met die ander te maken heeft, wat blijft er dan nog over?’ ‘Stel dat ik over iets vind dat het nu toch stilaan uit de hand loopt of zo, kan ik dan bij mezelf weten of ik gewoon een oude zeur geworden ben, of dat het echt uit de hand loopt? En als ik dan toch een beetje een oude zeur geworden ben, maar terecht dan, hoe lang kan ik dat dan nog volhouden zonder echt een oude zeur te worden?’ ‘Stel dat ik eerlijk zou zijn over mijn verlangens, en stel dat ik met een vingerknip van een of andere godheid nu – na het fietsen dus – op een plek zou terechtkomen waar al die verlangens zouden kunnen gerealiseerd worden, wat zou er dan gebeuren?’ Het voordeel van in de stad wonen, is dat de afstanden vaak nogal kort zijn. En een beetje ervaren stadsfietser kan ook snel fietsen. Je kunt dus snel op je bestemming zijn.
Je staat daar nog steeds voor die spiegel, ondertussen. Terwijl je daar toch staat, ga je nog even stiekem op de weegschaal staan. Zie je dat goed dat er een kilootje of twee af is? Je glimlacht even.
Je denkt: het antwoord op al die vragen is een vraag. Je denkt: het is mogelijk om al die vragen door je heen te laten stromen, en dat is ook al wat. Je denkt: ik wil wel graag een rivier zijn.
En daarna denk je: nu is het wel weer tijd om verder te lezen in dat geweldige boek, of toch nog een aflevering mee te pikken van die geweldige serie, met die actrice die het zo geweldig doet dat je aan haar denkt tijdens het fietsen, waardoor je vergeet om jezelf moeilijke vragen voor te leggen.
En er is natuurlijk ook nog altijd chocolade.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten