Alles is er nog. Dat is misschien wel een goede samenvatting.
Een wat rusteloze nacht. Misschien toch een beetje zenuwachtig. (Zoals voor een eerste schooldag.)
Iets met treinverlangen.
En de koele vloer aan je voeten. Het hoort ook bij een deel van het jaar.
Je werkt de eerste dingen af.
De meneer van het water belt aan, hij moet ergens een meter gaan opnemen. Je neemt hem mee naar de kelder.
Je had stiekem gehoopt dat je zou kunnen gaan wuiven naar een groot klein meisje, maar het loopt anders. Je moet eerder al vertrekken naar die andere stad.
(Hopelijk weten ze dat je hen mist.)
En ineens is het weer zoals het was. Boterhammetjes maken. Rugzak klaarmaken. Kranten mee. Alles even controleren. En dan zomaar op weg naar het station.
(Het is een klein beetje als toen met die eerste hand weer op je huid. Dat je vooraf niet weet wat er zal gebeuren. Misschien is iets wel zomaar verdwenen uit jezelf.)
Nog even een tijdschrift halen bij de mevrouw van de krantenwinkel.
En dan wachten op de trein. Kijken naar de mensen op het perron.
Iets lijkt heel normaal. Alsof er geen weken tussen zitten. (Dat is misschien al een goed teken.)
Heel erg veel plaats in de trein. Alles is heel erg netjes. De mevrouw die ook in dezelfde wagon zit glimlacht. Twee treinmeneren komen rond om nog eens extra het tafeltje en de leuningen schoon te maken.
En het landschap. Alles is er nog.
Gewoon. Als een geduldige getuige.
De trein komt aan in de grote stad. Je probeert de geuren te vatten door je masker heen.
Je loopt door het park. Een klein beetje gejaagd, stel je vast.
En binnen is alles er nog.
(Het is zo zalig, denk je, daar weer gewoon te kunnen zitten. Die andere toetsen onder je vingers te voelen. De beelden van de stad. De geluiden van de ringweg.)
(Je had ook graag staan zwaaien, maar dat is voor een andere keer.)
Je hebt alleen maar 734 updates te verwerken. En je gaat nog eens door alle mails.
Je college komt er ook aan. Gesprekken in drie dimensies. (Alsof er geen weken tussen zitten.)
Voor het eerst ook weer de metro.
Telkens is het kijken. Hoe bewegen mensen, hoe nemen ze de ruimte in. En zo zalig om al die ogen te zien.
Het is een beetje wennen om weer opleiding te geven. Niet altijd weten waar je moet gaan staan in de ruimte. Het Frans moet ook weer iets beter in je mond gaan liggen. Maar ze zijn zo fijn, gaan helemaal mee in de oefening. Ze vertellen, hoe blij ze zijn, om weer thuis weg te zijn en op een andere plek te kunnen zijn. Het is hun eerste werkdag.
Op de weg terug stap je iets vroeger uit, om nog een stuk met een andere trein te kunnen doen, in plaats van de metro. Om die kant van de stad te kunnen zien. De kleuren, de rafels, de schuurplekken, de verwarrende schoonheid, en mensen die daar middenin op een stoel op hun dak in de zon zitten.
De man achter je doet zijn best om zijn zoontje in het Nederlands toe te spreken.
Je loopt het perron op en neer. Op enkele minuten heb je al vijf talen gehoord. Hoe heerlijk.
En de trein rijdt rustig de stad weer uit. Je ziet de klaprozen tussen de sporen. De snelweg onder je. En het landschap. Het is gewoon landschap gebleven.
Op weg naar huis de mensen bekijken die in de straat lopen. (Iets minder dan de helft heeft door dat er pijlen op de straat staan. Misschien zijn het vergeetpijlen.)
Voor het eerst sinds zo lang weer zo thuiskomen. Van daar, over de tussenplek, naar hier.
Je doet de deur open. Alles is er nog. De dingen zijn blij je weer te zien. (Ze vonden het ook wel fijn dat je even weg was, maar ze zijn welopgevoed, door zichzelf, en zeggen niets.)
Je hebt erg veel honger, merk je. Nadien stel je vast dat je toch wel genoeg cayennepeper in de rijst hebt gedaan en ook wel genoeg azijn in de witloofsalade.
Wat een ongelooflijk walgelijke, verachtelijke, gruwelijk zelfingenomen, vieze vent is die president toch. (Roepen tegen het scherm voor gevorderden.)
Je maakt je klaar voor een gesprek met de mannen. Hoe zouden ze er dit keer uitzien op het scherm?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten