24 juni 2020

Gedachten 99

In etappes wakker worden. Alsof sommige dingen zich telkens opnieuw moeten neerleggen. Je kijkt, glimlacht, en het gesprek gaat verder.

Er was iets met die diepe stem.

De mevrouw met de fiets kijkt niet binnen. Dus.

Liggend op de tafel bij je kinesiste wordt de kwestie van de douchedeur ook even aangepakt. Samen met je rug.

Onderweg naar huis haal je nog even de bloedresultaten op. Heel veel cijfertjes, waar je met een ernstige blik naar kijkt, ondertussen begrijpend en minzaam knikkend.

(Hoe die cijfers toch iets doen. Hoe je vorig jaar ineens begon te wankelen, toen je niet goed begreep wat ze juist betekenden. Hoe het leek alsof je zelf niets kon doen, alsof je overgeleverd was. Misschien zijn het de naweeën van de kankerperiode, toen. Misschien is het in je lichaam ingeschreven, dat alles onder je voeten kan weggetrokken worden. Zo dichtbij kan wankelen zijn. Nu dus niet.)

Weer eerst een wasje draaien, bij thuiskomst. Je doet de lakentelling in je hoofd.

Dat verhaal dat de vorige nacht naar je toe kwam. Ineens zag je het, in je buik. En dat je opstond, om het op te schrijven, zodat je het goed zou kunnen vertellen. Iets met de polen.

Over polen, maar dan andere polen. Hoe verstorend het is, dat niet meer mensen lijken te wankelen door het nieuws van een snikhete pool.

Het is hoog tijd voor dat verslag dat al enkele dagen op je wacht. Het is alsof het telkens een kleine drempel is, dat ene verslag. Alsof er net iets meer van afhangt.

Je kijkt even. Dichtbij. Dichtbij.

Je maakt je klaar voor het overleg. Nog snel even alle documenten lezen.

Iets met een trein, ook.

Je collega’s van Buitenlandse Zaken hebben het overleg zoals steeds erg grondig voorbereid. Je geniet er steeds van om hen bezig te zien. Hoe ze ook heel nauwkeurig hun woorden kiezen. Soms een beetje onderkoeld, soms net niet. De aanwezigen stellen hun vragen, reageren, lichten hun standpunten toe. Sommigen praten heel erg snel, als een wervelwind. Anderen bijna verlegen ingetogen. Soms zit je alleen te luisteren naar de stemmen, niet naar wat ze zeggen.

Maar meer dan twee uur een videovergadering is toch wel een beetje vermoeiend, hoe interessant het ook is.

Daarna nog snel die twee kleine verslagen afwerken, zodat ze ook van je lijstje weg zijn.

Je voelt dat ze aan het springen is in de verte.

(Terwijl je staat te koken, is er ineens weer even dat moment. Je kijkt naar je armen. Ze weten iets.)

Roepen naar de televisie. Waarom is dit een goed plan, meneer de minister. Omdat dit het plan is dat ik maanden geleden al voor ogen had. Misschien kan men een extra code rood invoeren. Voor dagen waarop het woord ik niet mag gebruikt worden.

Je zoekt de websites op met de steunfondsen voor de muzikanten. (Het is wel fijn als andere mensen helpen tegelijk ook zo hard jezelf helpen is, enigszins. Niet dat je permanente verlangen naar muziek iets zou kunnen zijn als eigenbelang. Het is gewoon een deel van je adem, of zo.)

De wind.

Soms komen de zinnen gewoon even in je hoofd. Ze bewegen daar.

(Je zou haar en haar en haar dringend moeten bellen. Je zou dringend die twee verjaardagscadeaus moeten regelen. Je zou die brieven nog willen schrijven. Hopelijk heeft de kosmos enige clementie met jou.)

En zo trekken de woorden zich ook een beetje terug. Alsof ze even een andere plek willen zoeken dan de gedachten, elke dag. Het is even goed geweest. De woorden gaan niet weg. Ze komen enkel een beetje minder vaak. Ze willen even gewoon kijken naar de verhalen.

Geen opmerkingen: