21 juni 2020

Gedachten 96

Misschien eens een ander moment. Misschien is de avond voor andere dingen, een keer.

Misschien is de avond helemaal alleen voor zichzelf, en voor het verhaal van de avond.

Buiten komen de wolken. De wind is er ook.

(Je hoort stemmen in de andere kamer.)

De nacht was diep, in etappes. De ochtend was vroeg.

De plek van de dag leeggemaakt. Zodat er maar één ding is.

(Hoe je daar soms naar kunt verlangen, dat er maar één ding is, en dat je helemaal daar kunt zijn.)

Vroeg naar de bakker, voor taartjes. Het doosje past netjes in je tas.

(Soms past zo’n doosje met taartjes net niet in je tas en gaat het een beetje schuin zitten. Waardoor de taartjes een beetje in elkaar schuiven. Wat natuurlijk onaanvaardbaar is, of zo. Een klein beetje.)

Onderweg, op het plein, het open raam met luide salsamuziek.

Nog even de krant van de zondag.

(Kijken hoe het verhaal verder gaat. Het aftellen.)

Enkele antwoordjes versturen. Een beetje rekken, wegens nog geen zin om al met het poetsen te beginnen.

(Interne dialoog, je spreekt jezelf streng toe.)

Die dingen die je steeds laat liggen bij het poetsen, voor de volgende keer. (Je neemt je dapper voor om er daar enkele van te doen dit keer.)

Een stapeltje jazzplaten, voor de rest van de voormiddag. (Ze klinken zo goed.)

Toch ook wel fijn, om te verdwijnen in het heen en weer lopen door het huis.

(Je lichaam is ondertussen nog steeds niet geheel van rubber, merk je.)

Iets van de gedachten loopt naar zijn einde, denk je. Alsof je even wat verder van de woorden zou willen. Misschien is het iets voor de volgende dagen.

Je probeert te luisteren naar de dag die kantelt, het seizoen dat kantelt. Net wanneer de warmte echt gaat beginnen, worden de dagen korter. Alsof iets je steeds aan je verdwijnen zou willen herinneren. De getijden van het verlangen en het sterven. Ergens kantelt het. Ergens is er heel even een moment van gewichtloosheid. Alsof de zee ook heel even haar adem inhoudt. Misschien kun je in dat ene moment iets leren over de liefde.

Elk jaar ben je een beetje bang dat je het moment van het kantelen zomaar voorbij zou laten gaan, zonder een dans, zonder je hoofd te buigen voor de dingen. Alsof je dan niet in de aarde zou zijn.

De plek van de dag leeggemaakt. Voor het kantelen. Jezelf uit handen geven, jezelf in handen geven.
(Als je nog meer poetsdingetjes doet, zie je hoeveel je er nog laat liggen.)

Misschien een trage wals.

Je probeert handen te zien.

Het is genoeg voor nu, zegt je rug. Misschien is het wel goed genoeg. Misschien is het nu het verhaal, van de dans.

Je loopt door de stad.

Natuurlijk te vroeg aan het station. Je zoekt een plekje waar je de treinen kunt zien binnenkomen. Je wacht tot je haar trein ziet.

(Misschien had je iets moeten inoefenen.)

Het is.

De dag is goed, de dag volgt zichzelf nu wel.

Je adem kantelt.

Je hoort de zee.

Geen opmerkingen: