28 juni 2020

Partita No. 2

Een zondagnamiddag. Je bent al een tijdje weer thuis, hebt nog even wat geslapen.

Iets van je is in een parallelle wereld, nog niet helemaal wakker.

Nog even de krant lezen op het terras. Verhalen over doden. En een hoofdstuk uit je boek. Je knikkebolt een beetje. Het is zo tragisch.

Het is alsof plekken door je heen schuiven. Je moet wachten. Je adem zal je wel terugbrengen.

Het was alsof je adem zo dicht bij je bleef, achter dat mondmasker in de trein. Adem die je omringt, en iets van wat verdwijnt ver weg houdt.

De mensen op het plein.

Het is stil, zo stil. Het licht verandert niet de hele tijd.

Je ziet dat er in je hoofd een gesprek bezig is. Je ziet zinnen.

Je loopt door het huis. Een verdriet valt over je, in aarzelende golven.

Het is tijd voor de partita, denk je.

Je gaat even hier staan, daarna daar. Je kijkt.

Je denkt aan handen.

Een verhaal weegt op je, het maakt je droef. Iets over niet willen teleurstellen.

Rusteloze opstandigheid. Je handen trillen.

De tijd heeft zich in lagen in je neergelegd. Ineens zie je hoe je huid iets weet, iets kan zien. Over waar hier in daar zou kunnen verdwijnen.

Je denkt aan een gesprek van enkele dagen geleden. Verhalen die zich spiegelen. Misschien is er een plek waar je kunt gaan staan. En kijken naar wat is.

Het is alsof de viool de dingen uit elkaar haalt, waardoor ze naast elkaar komen te liggen. Zichtbaar.

Je ziet de lagen beter nu. Je ziet waar je verkeerd was. Je ziet waar je misschien zou kunnen komen, zonder dat de erfzonde je over zal nemen.

En het verdriet blijft.

Je kunt het wiegen, dat heb je gezien.

Je ziet een man staan.

Je zou iets willen kunnen doen.

(Misschien doe je het al, een beetje.)

Je ziet hoe het ene woord je lichaam zacht maakt, terwijl het andere in een kramp verandert.

Hoe je een spiegel kunt zijn van een lege plek.

Ze is onderweg, daar ergens.

Langzaam vallen de beelden terug met je samen. Bijna toch.

Je kijkt naar je handen.

De kleine bewegingen in het huis.

De planten vertellen je iets. Ze bleven bij het huis, terwijl jij weg was.

De aardappelen zijn gebakken. Ze ruiken lekker.

Het is alsof het eten je rustiger maakt. En terug naar de zondagavond brengt.

(Zoals het zo vaak gaat, eigenlijk.)

En de wind.

Geen opmerkingen: