18 juni 2020

Gedachten 93

Met de fado naast je keer je terug naar de plek waar de woorden wachten op je handen.

(Enigszins uitgeput na een hectische dag.)

Je plooit je hoekige lichaam uit elkaar. Een beetje toch.

(Er is iets veranderd in je huid. Dat weet je sinds de vorige dag. Als thuiskomen in wat je nog niet kent.)

(Je besefte het ergens midden in de nacht.)

(En in de ochtend was er een brief. Je handen trilden niet meer. Je zag de rivier in je ogen.)

Je zou een woord moeten zoeken voor rusteloze rust.

De lijstjes.

Je ploegt je door het werk. Je zou alles netjes, een voor een, willen afwerken en op de juiste plek leggen. En telkens even ademen tussendoor.

(Je denkt aan alchemie.)

Je maakt een afspraak bij de dokter, voor een controle die je normaal elk jaar rond deze tijd laat doen. Het gewone leven. (Het is dus de bedoeling dat je toch nog oud zou kunnen worden.)

Het virtueel seminarie dat je moest organiseren begint. Alles netjes binnen een uur. Waar je normaal foto’s zou maken van de mensen, inzoomend met je telelens, wachtend op het juiste moment, maak je nu een screenshot.

Dat gevoel mis je wel een beetje. Het toestel in je hand. Rustig kijken naar gezichten door je lens. Wachten op een moment. De streling van het licht.

Soms kun je verhalen vermoeden, zouden ze er kunnen zijn. Soms zou er verdriet kunnen zijn, soms een nieuwe liefde, soms een onrustig kind in de nacht dat is achtergebleven thuis, soms slecht nieuws dat net is binnengekomen. Soms zijn er schalkse blikken. Soms weet iemand dat de lens haar ziet. Soms zie je het reliëf van de huid door die grote lens. Alles is er al, alles zou er kunnen zijn.

Maar dat scherm, die momentopname, met mensen die met een plat gezicht in alle richtingen staren, het lijkt zo verhaalafstotend.

Trouwens, dat mensen een mondmasker dragen waar dat moet, dat begrijp je. Maar dat ze zichzelf voor hun profiel fotograferen met een masker op, dat begrijp je echt niet, eigenlijk.

(Je denkt aan de plek van je handen. Hoe ze luisteren, naar de binnenkant van de huid.)

Je fietst even door de stad, stopt bij een winkel. Een trosje mevrouwen wil gezellig, trosjesgewijs gaan winkelen. (Het zal misschien wel shoppen zijn.) Ze blijven zonder ophouden met elkaar praten, nemen de ruimte is, met alle tijd.

Het is merkwaardig, hoe sommige mensen met grootse gebaren, alsof het geweldige inspanningen vraagt, fietsen, en eigenlijk voor geen meter vooruit gaan. Je schiet er zo voorbij.

Nog drie videovergaderingen te gaan, denk je onderweg.

(Even  zit je, in een moment van gewichtloosheid. Hoe gelukkig je bent, eigenlijk. In dat ene moment. Daarna gaat alles weer verder.)

Je zou even de tijd uit elkaar willen kunnen schuiven, zodat je met je zus zou kunnen praten. Zomaar, als een open plek in de dag. Maar de vergadering is al begonnen.

Er is nog iemand met wie je zou willen praten. (Je schuift het naar achter in je hoofd.)

De vergadering weegt op je rug.

Je maakt een mooi lijstje met al die gesprekken die je de volgende dagen moet voeren. Hoe je zult luisteren is belangrijk voor hen, ze wachten al zo lang, denk je. (Misschien kun je het wel.)

(Hoe rustig je was, toen je die brief aan het schrijven was. Hoe gemakkelijk de woorden kwamen.)

Roepen naar het journaal. Sommige mensen blijven onvermoeibaar vermoeiend. (Dat kan niet goed zijn voor het karma, denk je.)

Nog even die dingetjes doen, zodat je uit je weg kunnen gaan.

Daarna mag de fado komen. En je lichaam verandert meteen.

(Je leest de brief nog eens. Hoe vanzelfsprekend de rivier is, je mag er zomaar naar kijken, en het pad volgen.)

Eerst een fadozangeres, daarna een fadozanger. Van de ene plek naar de andere, en terug. Ze wisten iets van elkaar. Ze hebben het altijd geweten, maar wisten het nog niet.

Kijken naar alles wat is.

Geen opmerkingen: