Je ademt je uit het hollen van de dag terug naar de woorden.
Zo lijkt het wel.
(Misschien zou je nu alleen maar willen kijken, naar verhalen over handen. En hoe die je veranderen.)
(Je adem vertraagt, je schouders veranderen, de fluittoon is nog hevig, je handen worden warmer, je voeten rusten op de vloer, daarnet waren ze nog koud, je ogen tranen, … Het is dat tussengebied.)
(Soms is dat de akelige plek, het tussengebied.)
Bijna bij de woorden.
De nacht leek warm. (In je droom was je aan het praten met B.B. King.)
Je bent hier, en iets van je is daar.
(We zijn er nog, de dag kan verder.)
Het lijstje van de dag. (Je schuift een hoop dingen even opzij. Sommige dingen moeten even wachten.)
Je krijgt een heel mooi bericht. Het gaat goed met haar, zegt ze. (En het ijsje was ook lekker.) Dat is alles wat je wilt, dat het goed gaat met haar. (Dat ze altijd een plekje rondom haar kan voelen waar ze uit de wind kan gaan staan.)
(Zinnen komen soms pas dagen later. Iets over een veilige plek.)
Even de stad in om een pakje naar het postkantoor te brengen. (De verjaardagscadeaubalans is weer in orde.)
Verder werken aan de vertaling.
Een eerste videovergadering. Iemand zegt dat we al ons hele leven aan het vergaderen zijn. Ons hele leven lijkt toch wel erg veel. Waarna er een discussie komt over de kleuterschool. Of we daar ook al aan het vergaderen waren. (Dat weet je niet meer, je weet nog wel op wie je verliefd was in de kleuterschool. Of de dames in kwestie dat toen ook wisten, vraagt men. Hopelijk niet, zeg je. Er worden belangrijke onderwerpen aangesneden tijdens videovergaderingen.)
Je krijgt goed nieuws. Iets over gedichten. Je bent heel blij voor haar.
Na het eten even een half uurtje stappen. En daarbij ook een nieuwe stukjesfotoreserve aanleggen. Ergens onderweg hangt een babytruitje aan een kapstokje aan de muur. Het lijkt zo verlaten, zo eenzaam.
En dan verder werken aan dat verslag. Regeltje per regeltje bouw je de vertaling op, zo lijkt het wel. Knippen en plakken. Stukjes van vorig jaar opnieuw gebruiken. Stukjes vertalen die er voor het eerst instaan. Prutsen met grafieken. Merken waar anderen gefoefeld hebben.
Een tweede videovergadering. Je verontschuldigt je al meteen voor het feit dat je er waarschijnlijk nog iets lelijker dan anders uitziet. Met zo’n enigszins gehavende verslagkop. Het wordt een fijn gesprek. (Je weet nooit helemaal zeker of wat je zegt wel nuttig of interessant is voor een ander.) Je laat haar de tekening van de eenhoorn zien, die je ooit kreeg van een klein meisje.
Je hoort iets aan de telefoon dat je een beetje kwaad maakt.
Na de afwas. Eerst moet dat verslag uit je systeem, pas daarna kun je naar de woorden ademen.
Jóhann Jóhannsson is bij je.
Er is veel wind buiten.
Het is alsof je handen weer zachter geworden zijn. Het ritme van de woorden helpt je.
(Je denkt ineens aan het boek dat je ooit schreef voor de kinderen van je zus. Dat ene beeld blijf je zien. Je weet niet meer hoe het juist was in het boek.)
En toen kwam de moeilijkste vraag. Tanat vroeg aan Hannah om zelf een verhaal te vertellen. Hij zou naast haar zitten. Hij zou haar hand vasthouden. Maar zij moest vertellen. Zijzelf moest de woorden bevrijden die al zo lang in haar armen en haar buik zaten. Hij zou wachten en luisteren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten