(79 is bijna 80. 80 is bijna 100, min of meer. Zou het stilaan geen tijd zijn om minder gedachten te hebben en terug naar kleinere doses over te schakelen? Misschien dringt een nieuwe publieksconsultatie zich op…)
Ergens diep in de nacht maakt een knisperend knetterend geluid je wakker. Ergens dichtbij is er iets aan de hand. Door het raam kun je niet zien wat het is. Misschien is er wel ergens een soort brand of zo aan het ontstaan en moet er iemand bellen. Je loopt naar buiten in je pyjama. In het grote nieuwe gebouw aan de andere straat is er licht en zie je alle studenten die er wonen samen in een zaal. Je ziet de flikkering van een blauw zwaailicht. Bellen hoeft dus niet meer. Wanneer je weer in bed ligt, hoor je nog het geluid van een motorzaag. ’s Morgens ga je even kijken en zie je dat er inderdaad een brand geweest is.
Eerst nog snel het verslag maken van de vergadering de vorige avond. (Je hebt meestal niet zo’n zin in die verslagen, maar ze helpen je wel om de dingen beter te begrijpen.)
Een videovergadering. (Niet iedereen heeft je absurde grap meteen door.)
(Het lijkt alsof je kop in al die weken videovergaderen steeds minder statisch geworden is. Of misschien is er wel helemaal niets veranderd en zag je daarvoor jezelf gewoonweg niet. Meer plausibel.)
Een volgende stap in de normaliteit. Je maakt een afspraak bij de tandarts. (Is een gewone controle wel belangrijk genoeg om de tandarts te storen? Jean, dat is niet storen, dat is haar beroep. Ja, dat weet ik wel, maar ze zal nu toch zeker eerst een hoop achterstallige afspraken van mensen met echte problemen moeten inhalen? Jean, als ze dat vindt, zal ze dat wel zeggen, denk je niet? Ja, misschien wel. En? Dus? Een controle is waarschijnlijk gewoon weer iets van vijf minuten. Maar als ik het niet doe, riskeer ik nadien weer meer te gaan kosten aan de sociale zekerheid, en ik wil vooral geen misbruik maken van publieke middelen. Ik neem al genoeg plaats in. Jean, je bent hopeloos! Ik weet het, ik leg me erbij neer.)
Toch even een klein middagdutje. De nacht was uiteindelijk toch erg kort en woelerig.
Een mooi voorzichtig gesprek. Als de oppervlakte van een gesprek dat groter is. Dingen die je ziet, die je zag, meteen, op een of andere manier. Het maakt iets rustig.
(Het gesprek gaat nog door in je hoofd.)
Terwijl schrijf je verder aan die ene tekst die nu echt moet geschreven worden. Het is het moment. Het is tijd dat die tekst een eerste keer vertrekt uit je lichaam. Je werkt er lang aan door, tot hij klaar is. Op dat moment is de tekst daar, terwijl jij hier bent. (Er zal nog eindeloos aan geknutseld worden, maar de eerste stap is er.)
Je hoort dat een klein groot meisje de volgende dag een celloconcertje geeft. (Je bent nu al een beetje zenuwachtig. Je zult aan het scherm hangen. Hoe fijn zou het geweest zijn als je haar in het echt had zien spelen.)
(Aanleg tot watje. Een trots watje, dat wel.)
Tijdens het koken voel je hoe moe je bent. Iets als brokstukken op elkaar, een soort hoekigheid aan de binnenkant.
(Iets gaat nog door.)
Oud verdriet. In welke laag van je huid zou dat huizen? Er is een verschil tussen ernaar kijken en woorden die het aanraken. In dat geval is het alsof lagen verschuiven en een beetje onrustig worden. En dan kun je daar weer naar kijken.
(Je benen lijken zo gevoelig.)
Verlangen naar doorwaadbaarheid.
Eenvoudige vragen die zo verwarrend kunnen zijn.
En een verhaal over de kinderen.
En alles wat nog wacht op woorden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten