30 mei 2021

Waar ik wilde zijn


‘Met jou wilde ik hier zijn. En hier zijn we nu.’
‘Ik weet nog hoe het was toen ik je voor het eerst zag, hier.’
‘En wat dacht je? Hij ziet er een beetje raar uit, zoiets waarschijnlijk.’
‘Nee, toch niet. Er was iets met je ogen. Hoe je keek. Intens.’
‘In mijn herinnering deed ik mijn best om niet naar jou te kijken.’
‘Gelukkig rammelt jouw herinnering nogal sterk.’
‘Denk jij dat ik te ernstig ben?’
‘Waarom denk je dat?’
‘Soms denk ik dat anderen dat denken, over mij. Denk ik.’
‘Te niet. Je bent heel vaak heel erg grappig. Maar op een bepaalde manier ben je ook ernstig in je grappig zijn.’
‘Meestal wil ik alleen maar luisteren en kijken, maar misschien ben ik daarin ook ernstig.’
‘Ik weet nog wel, toen, die eerste keer, hoe het was. Je keek naar mij, eigenlijk wel de hele tijd trouwens, en ik dacht: hij heeft het gezien.’
‘Het?’
‘Dat wat hier is, in mij. Dat wat zoveel mensen niet zien.’
‘Je hebt dat al eerder gezegd. Ik vond het nooit zo moeilijk om jou te lezen. Ik weet dat ik dacht: met haar wil ik praten.’
‘Alleen maar praten?’
‘Ja, officieel wel natuurlijk.’
‘Dan is het goed. Ben je moe? Je ziet er precies moe uit.’
‘Ja, een beetje. De voorbije dagen was ik een beetje klein. Het kan zo net dat ene ding zijn dat iemand zegt, of niet zegt, en dat raakt dan iets aan. En daar moet ik dan gewoon weer even door.’
‘Maar nu zit je wel hier.’
‘Ja. Dit is waar ik wilde zijn.’
‘Ik was al vroeg wakker vanmorgen, en ik wou naar buiten. Om de ochtend te ruiken. En ik wou je bellen, om te vragen of je ook al de ochtend had geroken.’
‘Ja dus, en je had ook mogen bellen. Dat zou fijn geweest zijn.’
‘En ineens stond mijn dochter naast me. Ze nam mijn hand en legde haar hoofd tegen me aan.’
‘Zei ze iets?’
‘Nee, ze was wel iets aan het neuriën.’
‘Ik zie het voor me. Het is zo mooi, jullie twee zo te zien.’
‘Ik herinner me nu weer dat ik een wat akelige droom had, net voor ik wakker werd. Jij was ook in de droom. Ik zag dat je iets probeerde te zeggen, maar ik kon het niet horen. En ik kon je ook niet aanraken. Er was glas tussen ons of zo. Ik herinner me nog dat ik dacht dat ik je wel zou kunnen verstaan als ik je maar kon aanraken.’
‘Ik schrik een beetje. Wat je zegt, lijkt op een droom die ik eerder van de week had.’
‘Ja? Dat is wel een spannende gedachte. En het is niet de eerste keer dat dit gebeurt.’
‘Soms is er een gevoel dat me overvalt, zo ineens. Iets van verloren zijn, of verdwaald. En ik kan dan ergens zien wat ik nodig zou hebben om het over te laten gaan. Maar het is als zien met mijn ogen dicht. En dan denk ik soms aan jou. Dat jij het zou begrijpen als ik het je zou proberen uit te leggen.’
‘Misschien had ik je gehoord, via die droom.’
‘Ja, dat denk ik wel.’
‘Wat denk je, nu we hier zijn?’
‘Ik denk aan iets dat blijft. Het is een sterk verlangen, en dat zal wel altijd zo zijn. Dat er dingen zijn die blijven. Deze plek, en ons verhaal, hier. En dat jij dat ook zo ziet of zo. En dat ik dat dan kan voelen. Dan is het genoeg.’
‘Dit zal nooit veranderen, wees maar gerust. Dit. Hier.’
‘En kun je de avond ruiken?’
‘Ja.’

2 opmerkingen:

Brigitte Puissant zei

Ontroerend, Jan

Jan Mertens zei

DAnkjewel daarvoor Brigitte