03 mei 2015

Het beschrijven

Stel dat men je zou vragen een dag of een week te beschrijven. Waar zou je beginnen? Wat moet je verzamelen? Welke stipjes zou je met elkaar moeten verbinden?

Er zijn veel toegangswegen. Allemaal zijn ze ontoereikend, waarschijnlijk.


Je zou de momenten kunnen verzamelen waarop je onderweg bent. Je stapt, met enig tempo, door de stad, op weg naar ergens. Je neemt enkel die momenten waarop je denkt: hee, mijn lichaam lijkt goed in beweging te zijn. Momenten waarop het lijkt alsof je weet waar je naartoe gaat, met jezelf, met het leven.

Je zou de momenten kunnen kiezen waarop je lichaam weer zacht is geworden. Met je hand kun je de spieren voelen nabij je schouder en merken hoe ze soepel zijn, hoe ze zich uit handen gegeven hebben. Je zou kunnen geloven dat je helemaal ontspannen bent.

Of die ogenblikken waarin de woorden uit je hoofd vloeien. In een rechte lijn, in volle zinnen, mooi gevormd. Het zou kunnen lijken alsof je zo bent, alsof de dag zo was.

Of toch maar die andere ogenblikken. Met woorden die niet komen. Of die van ergens komen, een plek die je niet kent. Zinnen die uit je mond komen en die je observeert. Met enige verbazing kijk je naar jezelf. Je vraagt je af waarom die zinnen komen, wat ze zeggen over de persoon die ze uitspreekt.

En wat met de spiegel? Kies je die keren dat je jezelf herkent, of net niet?

Je zou ook het verdriet kunnen nemen. Het sluimerend verdriet. Altijd wel ergens aanwezig. Het nadert je ineens, door de kieren van de tijd. Op een onbewaakt moment, wanneer je het niet verwacht. Je vertelt iets aan iemand, en ineens is het daar, ergens onder je huid. Je zit op een plek waar je niet zomaar weg kunt. Je moet iets zijn daar, iemand zijn daar. Je hebt een rol te spelen. En ineens is het daar. Wat als je die momenten met elkaar zou verbinden?

Of toch maar de vertedering. Stipjes van vertedering. Hoe je zit te kijken naar de kinderen. Hoe ze bewegen, hoe ze naar elkaar kijken, met elkaar praten. Hoe ze hun weg zoeken, werelden verkennen, de dingen aanraken. Hoe ze vragen stellen. Dat het een dag van vertedering was, zou je dan kunnen zeggen.

Het kan ook het falen zijn, het permanente falen. Dat je telkens weer beseft dat je niet doet wat je zou of had willen doen. Dat het je niet lukt, weer, om die versie van jezelf te zijn die een goede zou zijn. Dat je er weer niet in geslaagd bent een mooie zin na te laten in een tekst die je maakte. Dat je weer niet moedig was, wanneer je het had kunnen zijn.

Of toch maar de vrede? Soms is het zo. Soms. Dat je voelt: nu heb ik vrede. Je voelt je in evenwicht met de dingen. Als de getijden.

De momenten van pijn zijn er ook. De pijn trekt door je lichaam. Niets blijft onaangeroerd.

Of de momenten dat je aan haar denkt. En de dingen die je zou willen zeggen.

Wanneer er iets lukt, dat zou ook kunnen. Je neemt je voor iets lekkers te maken. En tot je verbazing lukt het.

Of toch maar de angst? Ineens even je lichaam niet meer vertrouwen, heel even. Ineens bang zijn dat je dierbaren je zullen verlaten. Plots denken dat je niet goed genoeg zult zijn om de dingen te doen waarvoor je je verantwoordelijk voelt. Plots denken dat je niet wilt zijn waar je op dat moment bent. Midden in een nacht wakker schrikken, en zien dat je alleen bent. Alle gewone dingen dus.

Het kunnen ook de momenten zijn waarop je een ander kunt doen glimlachen. Was dat niet een van je levensdoelen? Anderen doen glimlachen. Af en toe lukt het. Het blijft wonderlijk.

Er is nog de afdeling verontwaardiging en kwaadheid. Ze kunnen je overnemen, als een golf over je heen gaan. Ze kunnen je handen doen trillen, je borst samenknijpen. En heel even val je ermee samen.

Er zijn nog de momenten van verlangen.

Er zijn de momenten van afleiding, van onverwacht het hoofd draaien voor schoonheid.

Er zijn de momenten van het weten, schaars weliswaar. Traag een zin lezen, ergens in een tekst. En denken: ja, zo is het, dat is een zin die zo moest zijn. Beseffen dat de werkelijkheid na die zin anders is.

Er is de ontroering. Bij het raam staan, en plots zien dat de knoppen aan die nieuwe boom door beginnen te komen. Voelen hoe gelukkig je dat maakt.

Elke keuze zou een andere dag opleveren. Je zou honderd verhalen kunnen vertellen over dezelfde dag. Alleen maar door andere stipjes met elkaar te verbinden.

Iemand zou je kunnen vragen: hoe was je dag vandaag, wie ben jij vandaag? En je zou antwoorden: hoeveel verhalen mag ik vertellen? En je zou vragen: hoeveel geduld heb je met mij?

Geen opmerkingen: