Een verlangen naar woorden. Het kan je besluipen, het kan je innemen. Woorden die je zou willen zien.
Ingewikkelde dromen.
Je hoort jezelf praten, en even denk je: misschien is het tijd, bijna.
Dat je de dingen zo uit elkaar zou kunnen leggen als hoe de linkerhand dat thema speelt, in die variatie. De andere hand komt er later bij, en daarna verlies je het zicht. Dat je de dingen zo uit elkaar zou kunnen leggen, dat zou je willen.
Je lichaam weet het, en wacht.
Wat zou je zeggen, nu? Je zou nog steeds bang zijn, waarschijnlijk.
Je kijkt naar je handen. Ze hebben iets van de tijd.
Iemand zegt iets, over de liefde.
En je zou willen zeggen: laten we daarover niet praten, maar alleen over de trage dingen.
Je kijkt naar wat je ziet in de spiegel. Je kijkt met andere ogen. En je denkt: ik zou nu weg willen lopen, misschien is dat een beter plan.
Je zou willen vragen: vertel eens iets, eender wat, vertel het traag.
Er staan te veel streepjes op het lijstje. Het doet iets met je adem.
Je leest de woorden. Normaal zou je trager lezen, denk je. Normaal zouden de woorden voorzichtiger binnenkomen. Je zou hen binnenlaten.
Eerst thuiskomen, denk je. Eerst even hier zijn. Eerst even eten maken, hier. Ook al is het snel, het is hier. Voor je weer zult vertrekken. Eerst even thuiskomen.
En ’s nachts weer naar huis wandelen, de berg af. En eigenlijk graag willen dat het huis warm zal zijn, dat het je opwacht.
Weer te vroeg wakker worden. Misschien had je gehoopt op een geschenk.
De dingen klaarmaken die je nodig zult hebben de volgende dagen. Netjes in stapeltjes. Zo voelt het goed.
Op weg naar huis in je hoofd dat moment, die avond, voorbereiden. Een telefoon. Het zal anders gaan. De dingen gaan nog sneller, in je hoofd.
Misschien is het niet zo. Misschien doe je het niet goed.
Je zit daar. Alle dingen gaan snel, door je hoofd. Je probeert alles te zien. En je hoort wat er gezegd wordt. En je denkt: ik zou nu daar willen zijn, die avond, en alleen de verhalen.
Later op de avond probeer je iets te zeggen. Je schrikt van je tranen. Zaten ze dan zo dichtbij?
Ergens midden in die nacht schrik je wakker. Je denkt: ik moet het zeggen.
Prachtige tekeningen op de muren. Uitvergroot. Een wereld, en een parallel universum. Je hoort verhalen. Ze zijn dicht bij je.
De glooiende tuin. Kleine jongetjes lopen naar beneden. Zich nog niet bewust van de wetten van de zwaartekracht. Er is zoveel jong leven. Even ben je oud.
Je kijkt in je hoofd. Even zie je iets wat lijkt op een afstand. En het voelt goed, al zou je dat niet uit kunnen leggen.
De zon. Je weet dat je zult verbranden.
Een verlangen naar verhalen.
Het is laat. Het is alsof je de woorden tussen je vingers laat sijpelen. Laat ze maar, denk je.
Iets over mooi, zou je willen zeggen.
Je legt je neer. En even is het alsof je valt.
De nacht legt zich neer. Maar je hebt het niet gemerkt.
En de verhalen?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten