Je bent op weg naar huis. Je zoekt iets. Een aanknopingspunt. Een liedje van Richard Thompson komt in je hoofd. I’ll crawl back – under my stone. Waarom dat? Waarom nu?
Een zondagavond. Tijd om weer naar huis te vertrekken. Na de film. De film greep je erg aan. Hoe interessant ook, het klopte niet, dat gesprek met de regisseur na de film. Je wou niets horen, je wou alleen zijn met de film in je hoofd. Je vertrekt al snel weer, om de trein te halen. Die zit al vol met studenten. Je bent omringd door jongens. Een beetje hitsig en stoer, zoals dat hoort blijkbaar. En met veel lawaai. Opscheppen over hoeveel ze drinken, hoe weinig ze koken, hoeveel ringtones hun apparaat wel heeft. Je begraaft je in je boek. Je was er nooit goed in, jongensdingen, mannen onder elkaar. Ze gaan maar door. Je trekt je terug.
Je maakte het al zo vaak mee. Je probeert iets te vertellen. Het zat al even in je hoofd. Je wou het vertellen, om zo te weten wat het betekent, wat je ermee moet, misschien. Je probeert, aarzelend. Het antwoord volgt snel. Wat je zelf nog niet eens wist, wordt meteen in een categorie gezet. Geparkeerd. Die ander gaat meteen verder: ‘ja maar, bij mij…’. Je schrikt. Je weet dat wat je wou vertellen ongetwijfeld belachelijk is. Het is volstrekt futiel in vergelijking met wat anderen meemaken. Je weet het. Maar het is belangrijk voor jou, omdat het er nu eenmaal is. Je trekt je terug.
Beelden komen terug. Je bent minder aanraakbaar dan je zou willen zijn. Je zou het willen zeggen, maar je durft niet. Het is alsof je je eigen drempel bent. Je nadert een ander. Je zou. Je zou. Het is niet. Je beseft het. Je trekt je terug.
Het is al laat, wanneer je aankomt. Je bent moe. Je wilt het wel, bij de anderen zijn. Een beetje klein, liefst. Eerst langzaam een beetje drijven. Dat wat vooraf ging uit je hoofd laten sijpelen. Om daarna voorzichtig de woorden te zoeken voor wat er daarna kan komen. Iemand grijpt je meteen aan, nog voor je goed en wel zit. Walst je plat. Keert je daardoor binnenstebuiten. En je had zo graag. Je trekt je terug.
Je kijkt. Je luistert. Niemand merkt iets. Niemand ziet iets. Niemand zal weten waar het over ging. Maar iets breekt je hart. Je trekt je terug.
Je zit in een vergadering. Het zou breekbaar kunnen zijn. Terwijl ze zeggen dat ze het over anderen hebben, over het onderwerp, praten sommigen alleen over zichzelf. Ineens valt een sluier van eenzaamheid over je heen. Je trekt je terug.
Je ligt te draaien in je bed. Iets is ingeslagen in je hoofd. Als een trage bliksem, zo gaat het meestal. Eerst heb je het niet helemaal door. Je schrikt een beetje, maar gaat snel weer verder, denk je. Daarna begint het een tocht door je lichaam. In een groter wordende versnelling. Eens het donker is, heeft het vrij spel. Hoe komt dat eigenlijk, denk je soms. In die ene kamer daar, in het licht, was het er wel, maar tegelijk ook niet helemaal. In deze kamer, in het donker, is er niets dat belemmert. Je ziet het heen en weer gaan. En je kunt alleen wachten. Uit dat heen en weer kun je niet. Uit iets anders wel. Je trekt je terug.
Je ziet de kinderen. En hun mama, of hun papa. En al is het maar even, in een flits, voor de verwarring weer toe kan slaan bij hen. Hoe het gaat. Hoe ze het doen. Hoe de dingen in elkaar passen, als een puzzel. En de verhalen die verteld worden. Hoe de dingen zijn zoals ze horen te zijn, in dat ene moment. Je trekt je terug.
Je opent jezelf. Je bent bang. Je bent heel even dapper. Het is goed, eigenlijk. Heel even. Je trekt je terug.
Je beseft het te laat. Hoe oud je bent. Je had er helemaal niet aan gedacht. Alsof je een soort zwevend wezen was, gewichtloos. Ineens zie je het, in een spiegel, in je. Je schaamt je. Je trekt je terug.
Bewegen tussen beelden van jezelf. Wie je zou kunnen zijn, in die situatie. Waarom niet? Ja, waarom niet eigenlijk. En dat andere beeld. Dat een beetje is als een adem die stokt. Je kunt het alleen weten in de ervaring, hoe nutteloos het is, dat andere beeld. En toch. Je trekt je terug.
Je probeert te schrijven. Iemand zei je onlangs nog dat ze goed zijn, die woorden van jou. Misschien is het wel zo. Voor die vierkante centimeter dan toch. Je weet dat je verder zou moeten gaan dan die plek. Je woorden meedragen, naar waar het drassig wordt. Waar je in gevaar komt. Waar je de grond kunt verliezen. Waar de woorden nog meer tellen. De gedachte alleen al. Je trekt je terug.
Je zet de plaat op. Het liedje klinkt net iets anders dan je had gedacht. Je luistert verder. Meet the Uninhabited Man. Ze schuiven in elkaar, in je hoofd. Dry My Tears and Move On.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten