09 juli 2021

Woordvelden


Je krijgt een bericht. (Je had met jezelf gewed dat je dat bericht zou krijgen.)  Je wacht een minuut, misschien twee. Je stuurt een antwoord. (Met lichte tegenzin. Misschien wil je een lijn trekken, af en toe moet het, denk je.) Er komt nog een antwoord terug. (Woorden stuiteren in je hoofd.)

Je hoort de politicus in het journaal. Dat hij zich zorgen maakt, oké, dat zal wel normaal zijn. Maar net die ene zin er (weer) aan vastplakken. Het was zo voorspelbaar, denk je. De werkelijkheid gebruiken om iets wat al vooraf bepaald was te kunnen zeggen, ongeacht de werkelijkheid. Je roept. (Het is niet helemaal zeker of het woorden zijn.)

Je probeert iets uit te leggen. In je hoofd zie je het. Die woorden naast elkaar, die zinnen, dat personage. Hoe iets heen en weer beweegt, als met een camera. In die zinnen.

(Je zou het willen kunnen uitleggen, hoe je woorden aan kunt raken.)

Je voert een gesprek in je hoofd. Het gesprek voert jou, dat is misschien accurater.

Je volgt de vergadering op het scherm. Het is een bevreemdende ervaring. Je weet niet helemaal zeker wat er eerst is, het woord of het gevoel. Je overweegt of het woord vervreemdend ook zou mogen.

Je leest de brief nog eens na voor je aan je antwoord begint. Je schrijft enkele woorden op een briefje. (Als een vluchtstrook.) Je volgt de woorden. Ze maken de plek die je bent. Dat ene beeld komt naar je toe. Het schuift in de zin die je aan het schrijven was. Pas daarna begrijp je wat je net geschreven hebt.

Je herbekijkt de conferentie. Je werkt aan het verslag. Soms vat je de tussenkomsten een beetje samen, soms niet. Sommige stukken begrijp je pas nu, bij het uitschrijven. Alsof je die woorden niet hoorde de eerste keer. Waarschijnlijk waren ze er toch al. Iets in je is daar niet helemaal zeker van.

Iemand vraagt hoe het met je gaat. Hoe het met de liefde gaat. Je probeert met je vinger op je telefoon zinnen te tikken. De woorden die hadden kunnen staan in de zinnen die een enigszins goed antwoord hadden kunnen zijn op die vragen, hebben je al lang verlaten voor je enkele woorden ver bent. Je prutst verder. Hoekige zinnen die te weinig zeggen, niet helemaal bij je passen, maar wel op het schermpje komen. (Plok!)

(Soms ben je zo moe dat je alleen zachte woorden kunt verdragen, eigenlijk.)

Je leest de woorden die staan op het papier met de resultaten van je bloedonderzoek. (Je wist eigenlijk al niet dat er zoveel moeilijke woorden in je bloed zitten.) Je zoekt de betekenis van die woorden op, en probeert ze daarna te voelen, in je lichaam. Of je doet toch alsof. (Gemakkelijke woorden zijn misschien gemakkelijker te voelen.)

Je leest iets. Het doet je pijn. Het is alsof de schaduw van die woorden blijft nagalmen in je lichaam. (Die zin klopt niet helemaal, denk je, maar is toch heel duidelijk.)

De Duitse mevrouw in de video kijkt bijzonder ernstig. (Je zou een beetje schrik hebben van haar in het echt, denk je.) Ze maakt een zin die eindeloos lang wordt. Terwijl blijft ze de hele tijd onbeweeglijk even ernstig kijken. (Pas later, in de discussie, kan er ineens, zomaar, een lichte glimlach af.) Je probeert je voor te stellen hoe het gesprek zou verlopen als jullie samen aan de afwas zouden staan.

Je kijkt naar een fascinerende documentaire over Miles Davis. Er is een commentaarstem. Iemand met een mooie, ook hese, stem zegt telkens woorden van Miles Davis. Alsof die stem over de dood heen is gekomen.

De mevrouw op de radio. Je houdt van haar stem. (Ooit studeerden jullie nog samen.) Ze neemt altijd rustig haar tijd voor elke zin. Elk woord mag zich neerleggen.

Je vertelt iets over de dood. Je probeert het goed uit te leggen. Terwijl je dat doet, komen de beelden terug.

Een ochtend in de trein. De treinmeneer komt door de wagon. Mensen die hun kaartje of abonnement laten zien, kijken meestal zwijgend voor zich uit, alsof ze vooral geen oogcontact willen maken met de treinmeneer. Hij spreekt iedereen persoonlijk aan. Goedemorgen! Hier en daar een licht gebrom. Een mevrouw zegt iets. Hij komt bij jou. Goedemorgen! Je kijkt hem aan en antwoordt. Goedemorgen. Zo fijn dat er toch nog iemand goedemorgen terug zegt. Dat zegt hij.

De Engelse mevrouw in de video struikelt over een woord, in het Engels. Ze begint drie keer opnieuw. Waarom ga je ervan uit dat Engelse mevrouwen wanneer ze Engels spreken niet zouden kunnen struikelen over woorden (waarover jij in het Nederlands ook zou struikelen)?

De president. Het valt je steeds op hoe hij erin getraind is om recht in de camera te kijken. Hij zegt een woord waarvan je niet wist dat het in de infinitief bestond.

(Soms wil je alleen al maar de stapel boeken aanraken, om zo dichter bij de woorden te komen. Het verzacht het verlangen een beetje.)

Je leest de woorden die een oom van je schreef. Hij beschrijft de stamboom van je familie. Je probeert mee te schuiven in de tijd.

Ergens diep in de nacht bewegen er woorden door je lichaam. Je kunt alleen wachten, je adem volgen. Tot de woorden zich in zichzelf terugtrekken.

De teksten die je de volgende weken nog moet schrijven. Ze zijn al zichtbaar, aanraakbaar. Ze wachten rustig op de woorden.

Je laat iets brommen, diep in je keel. Het ontspant je kaken, laat je stem zakken. Je luistert naar je woorden, hoe ze klinken. Daarna.

2 opmerkingen:

wblues zei

Zeer mooi, altijd een plezier om je teksten te lezen.

Jan Mertens zei

Dankjewel voor je mooie reactie.