Op de rand van het weekend. Een beetje moe, eigenlijk.
Jezelf helemaal uitplooien, traag en zorgvuldig. Voorbij week. Dat zou wel wat zijn.
Verhalen die naar je toe komen. Je zuigt ze op.
Treinverhalen van iemand die je zeer dierbaar is. Ik rij even met je mee, zeg je. (En zo is het dan ook even in je hoofd.)
Je puzzelt, zoals elke vrijdag, het ding bij elkaar.
Zomaar mooie muziek die naar je toe komt. De muziek ademt breed. (Als je zo lang aan het scherm zit, adem je smaller.) De muziek verandert iets.
Een verhaal van een grote meid ergens in de verte. (Je probeert in je hoofd een beetje te zoeken waar dat is, zodat je in de juiste richting kijkt.) En je denkt: stel je voor dat jij weer naar school zou mogen gaan, en dat ik dan toevallig voorbij wandel, en even wuif vanuit de verte.
Dit is beter dan niets, waarschijnlijk.
Je rug en je schouders, ze wachten nog even op uit elkaar vallen.
Je fietst in de wind. (Even denkt je slecht karakter dat het toch wel een beetje fijn is om gewoon rustig een file voorbij te kunnen fietsen.)
De mevrouw die je altijd in de verte ziet bij het klappen, ze is nu in de winkel.
Je schuift je boodschappen dichter naar de mevrouw aan de kassa toe. Ze bedankt je. Ze heeft ook een rug en schouders. In dezelfde categorie.
Een videoseminarie. Je ziet je mede-eenhoorn op het scherm. Je durft haar net niet vragen of ze even haar staartje zou willen laten zien. (Misschien zal een kapper daar spoedig een einde aan maken.)
Je ziet iemand praten vanuit ergens in Groot-Brittannië. Je ziet iemand praten vanuit Amsterdam. Je hoort iemand iets zeggen vanuit Wenen. (En je vraagt je af of jouw vraag wel intelligent genoeg is.)
(Het is alsof je lichaam in vertraging reageert op iets van dagen geleden. Je wacht tot je adem weer veilig wordt.)
Je schrikt even van jezelf in de spiegel.
Je stem is veranderd, hoor je wanneer iemand je belt.
(Een subtiele hint om vooral nog even door te gaan met die dagelijkse stukjes. Ja ja…)
Een fijn terrasgesprek. Een papa die trots vertelt over zijn dochter. Dat is nog veel mooier in drie dimensies.
(Daar is het meisje op de fiets weer.)
Je bent kinderweek vandaag, denk je. (Misschien wel alle dagen een beetje.)
De kinderen in het journaal. Het heeft wel iets aandoenlijks, die kinderen die keihard roepen dat ze naar school willen. Als je het hun enkele maanden geleden zou gezegd hebben dat ze op de televisie zouden roepen dat ze zo graag naar school willen, ze zouden je een of andere vieze blik hebben gegeven. Minstens.
Die jongen die zegt dat het wel leuk is, in de klas die nu in een kerk is. Maar wel koud.
Die lichte verwarring in hun ogen, naast het grote geluk. Het is er allemaal.
Zoals nadien die vrouw en die man in dat café in Oostenrijk. Met die mooie kopjes. En de gebakjes.
(Tijdens de afwas zie je grote kinderverhalen. Als je jezelf zou uitspreiden, zouden ze naar je toe komen. Tussen de afwas en de verhalen schuif je onzichtbaar plexi.)
De pijn komt terug naar je rug. Dat is een goed teken.
Je ziet in je hoofd de dingen die je zou moeten doen in het weekend. Je probeert je voor te stellen dat je die dingen naast elkaar legt, en dat er vooral telkens veel lege ruimte is tussen de dingen.
Ook ons verlangen naar lege ruimte tussen de dingen wordt niet altijd vervuld.
(Af en toe, op een onbewaakt moment, denk je nog wel eens aan die aardbeien.)
Het trage ritueel van de avondappel. Misschien is dat telkens een soort kantelplek.
2 opmerkingen:
Opnieuw een prachtig stukje Jan. Bedankt.
Dankjewel daarvoor.
Een reactie posten