09 juli 2022

Het oefenen


Misschien is leven oefenen. Oefenen in leven.

In het stilvallen zou je falen en afhankelijkheid kunnen zien, of ook kwetsbaarheid en verbondenheid. Je kunt naar het kantelpunt kijken. Je kunt oefenen.

Het dit is het nu was niet zo moeilijk, stelde je vast. Misschien had je al geoefend. Je schoof er gewoon in.

En dan zie je de haarscheurtjes. Alles wat je altijd alleen doet, alles is altijd geregeld. (Alle lijstjes netjes in je hoofd.)

Je voelt hoe het huis een veilige plek is. De dingen zijn bij je gebleven, al die tijd. Ze wilden niets van je, alleen bij je zijn. En ze lieten toe dat jij bij hen mocht zijn. Naast elkaar.

Het is mooi en week tegelijk, dat je er de hele tijd alleen bent. Je hebt het geleerd en geoefend, je hebt het nodig. En het is ook een open plek in de wind.

Iets fluistert je dat je eigenlijk faalt. Je ziet waar dat is, je gaat er niet echt op in.

En je hebt geleerd om te vragen, en je doet het. Met mate, en lichte verwarring en schaamte, maar je doet het. Je oefent.

Iets fluistert je dat het gevaarlijk is afhankelijk te moeten zijn. Iemand zou dat moment kunnen gebruiken – zo fluistert iets – om jou te gebruiken, toe te eigenen, terug te halen. Het is er allemaal nog. En iets zegt dat het hier en nu is.

Dat je kwetsbaar bent, is gewoon het vertrekpunt, zeg je. Je lichaam heeft het je geleerd. En het is niet omdat je dat weet dat je minder tast in het niet zien. En toch, je adem zegt dat het goed is, het huis zegt het ook.

En je vraagt. En ze komen naar je toe, en het is alleen dat. Ze staan naast je, gewoon.

(Hoe je dat ene verhaal enkele dagen eerder nog aan je zus had verteld, over dat ene ultieme moment, dat je inzicht gaf, hoe het nu achter je ligt.)

Ze laten je ook een beetje stotteren, dat is wel fijn, denk je.

Oefenen is wel leuk.

Die eindeloos zeurende rug, dat is nog wat anders. Het is niet zo moeilijk de pijn te verwelkomen, dat heb je al geleerd, denk je. Het is wat er daarna komt, zie je. (Je lichaam ziet beelden met veel zacht water.)

En na een tijdje wil je stemmen horen, gezichten zien.

Je belt haar, er is dat verhaal nog altijd, dat je wilde horen. Pas daarna kan iets gaan liggen. En dat andere verhaal, waardoor je voelt dat dat nog open is, wat je ook wilde. Deel van de tijd zijn.

Je kijkt naar foto’s, er komen beelden, verhalen, als in een stroom. Je ziet wat er gebeurt, al begrijp je het niet helemaal.

Je voelt de drang groeien om dingetjes te doen, zoals die twee hemden wassen. Met je handen, zacht in dat witte badje. Iets van de tijd.

En hij komt langs, met de boodschappen. (Even was je bang, maar waarom zou je? Je wist dat het goed zou gaan.)

En je wilt aan hem en aan haar zeggen wat er is gebeurd, zij die nog niets weten. (Je wou geen aandacht, maar het is goed om het te zeggen. Ze zijn in jou, altijd.)

En ze komt langs, met de bloemetjes. En ze legt je uit wat je moet doen, wat je nog zou kunnen doen. Ze denkt mee, ze staat naast je (hoewel ze drie meter ver staat, daar beneden).

Nadien voel je hoe het je veel meer ontroerde dan je had verwacht. (Misschien ben je soms moe van alles altijd alleen moeten kunnen, misschien is dat maar normaal, misschien heb je geoefend, misschien zijn er mensen die het niet moeilijk vinden je te lezen, die naast je gaan staan.)

Je zegt het haar, stotterend, een klein beetje nog maar. En zal het zeker begrijpen.

Gelukkig is het je ambitie om elke dag iets nieuws te leren. Gelukkig lukt dat ook elke dag.

Eigenlijk valt dat oefenen best wel mee, denk je.

Geen opmerkingen: