17 juli 2022

Voor je weggaat


‘Ik ben blij dat je nog even gekomen bent.’
‘Dat is toch maar normaal, natuurlijk zou ik nog gekomen zijn.’
‘Ik vind het bijzonder, telkens weer.’
‘Ik zal er altijd zijn. Misschien mag je dat geloven.’
‘Het is gewoon deze tijd van het jaar, denk ik. Iedereen gaat weg, en het maakt me steeds een beetje rusteloos.’
‘Waarom zou dat voor mij anders zijn denk je?’
‘Ik weet het niet.’
‘Misschien ben je er wel niet meer wanneer ik terugkom.’
‘Waar slaat dat nu op?’
‘Zie je wel.’
‘Je hebt gelijk. Heb je trouwens mooie gedachten om mee te nemen straks?’
‘Ik weet het niet zo goed. Er zijn dingen waarover ik moet nadenken. En dan is het goed om even weg te gaan.’
‘Is er iets dan?’
‘Misschien niet. Soms is het alsof ik op een soort kantelpunt ben gekomen of zo. Soms denk ik dat ik te weinig beweeg. Niet letterlijk. Maar soms lijkt het alsof ik de dingen rondom mij te veilig heb gemaakt. Ik heb dat ook wel nodig, maar misschien niet zo.’
‘Ben je bang?’
‘Af en toe wel ja. Ik denk dat ik iets te doen heb in dit leven, iets dat ertoe doet. Ik zou moeten voelen dat het me raakt, dat het pijn doet en dat het me vooruit duwt. En nu voel ik dat niet, denk ik.’
‘Soms zie ik dat aan je, denk ik, als ik dat mag zeggen. Soms is er iets in je ogen. Alsof ze zich terugtrekken, heel even. En daarna zijn ze er weer zoals ik ze altijd kende.’
‘Misschien heb je wel gelijk.’
‘De zee zal je wel helpen.’
‘Ik hoop het.’
‘En ik zal aan je denken.’
‘Dat weet ik. En misschien moeten we, wanneer ik weer terug ben, nog eens wat meer tijd maken om te praten. Gewoon. Met jou kon ik dat altijd goed. En niemand kent me zoals jij me kent, dat is niet veranderd.’
‘Ja, dat zullen we doen.’
‘Heb je schrik om alleen te zijn nu?’
‘Nee, dat ook weer niet. Ik kijk er ook wel naar uit. Het is goed om mezelf tegen te komen en een beetje te botsen en te schuren. En daarna komen de dingen wel die goed zijn voor mij.’
‘Jij kunt dat goed. Beter dan je zelf beseft, denk ik soms.’
‘Denk je dat?’
‘Ik weet het wel zeker. En ik heb nog iets meegebracht voor jou. Hier. Om bij te houden terwijl ik weg ben.’
‘Dat ontroert me.’
‘Vroeger schreef je brieven. Dat zal ik nooit vergeten. Ik heb ze nog allemaal, denk ik.’
‘Wie weet heb ik wel zin om nog eens een brief te schrijven.’
‘Dat zou fijn zijn.’
‘Misschien moet je onderweg gewoon even iets zeggen aan de zee. Ik fluister het nu even in je oor.’
‘Ja, dat zal ik doen.’
‘Ze weet al dat je komt, trouwens.’
‘De zee?’
‘Ja. Ik heb het haar al gezegd.’
‘Dan kan er niets fout gaan dus eigenlijk.’
‘Nee.’

Geen opmerkingen: