Ik zal het maar bekennen. Ik word er helemaal week van: bolle buiken. De voorbije zomer leek het soms of zowat iedereen zwanger was. Waar ik ook fietste in de stad, overal zag ik zwangere vrouwen. Trots, moe, aftellend, traag, snel, sierlijk, bijna uit evenwicht, bleek, blozend, op zoek naar even zitten, stralend, verdwijnend, bang, meer dan vrouw, handen op de rug, handen op de buik, soeverein, afwezig, in de war, op zoek naar zure dingen, met een trotse moeder naast zich, met te snelle kinderen die al lang uit de buik zijn voor zich, met een aanstaande vader bang van zoveel breekbaarheid, met een aanstaande vader die alleen maar wegkijkt, met ogen die van verder komen en iets weten, met twijfelrimpels over de juiste naam, met nieuwe kleertjes die bewegen tussen vingers, met flesjes water en hoop op een fris windje, met dikke benen, en met iets dat er al eeuwenlang en nog langer is en dat ik nooit zal weten. Ze waren er in alle varianten.
Ik kijk er graag naar, en wil er alles van weten. Ik wil zien hoe ze bewegen, tussen zoveel evenwichten. Maar het maakt me altijd een beetje verlegen. Het is zo veel, zo groot. Maar misschien is dat helemaal niet erg.
Ik denk aan foto's die iets zouden vertellen over al wat daar beweegt. De foto's in mijn hoofd lijken sterk op de foto's van Jos Verhoogen. Zijn foto's van bolle buiken zijn steeds mooi om even naartoe te gaan.
Maar de vraag blijft. Waren er deze zomer nu echt zoveel vrouwen zwanger? Of leek dat enkel maar zo? Misschien hoef ik het antwoord niet te weten...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten