13 september 2025

Oppervlak


(Soms zou je willen dat de dag je omringt, zich een beetje om je heen legt. Je zou achterover kunnen leunen, en je laten dragen. Je zou weten dat wat nog geen woorden verdraagt gezien is. Er zou een vermoeden van troost zijn.)

Je zoekt een plekje in het lokaal, voor de vergadering van de commissie. Je lichaam lijkt nog een beetje moe.

Je luistert naar de presentaties, probeert vragen te zien. Tijdens de beoordeling kijk je naar de woorden.

(Soms heb je geen zin in geduldig zijn, denk je.)

Eerst over huis, even daar zijn. (Onderweg hoor en zie je de immense drukte in de stad. Het zal aan jouw universele saaiheid liggen, maar je begrijpt niet goed wat er zo leuk zou zijn aan zo snel mogelijk zo dronken mogelijk worden. Hopelijk vinden alle anderen het wel leuk.)

Een plek. Thuis. Daar iets eten, en dan kun je weer vertrekken.

De avondvergadering in de andere stad. (Iets maakt je droevig.)

Bijna weer thuis merk je hoe de stad weer rustig geworden is. (De stad is blij, denk je.)

Een andere dag. De vergadering. Je kijkt naar de mensen op het scherm.

De dingen die de vorige dag niet lukten. (Hoe gaat het met jou? Hoe gaat het met jou? Hoe gaat het met jou?)

De andere vergadering. Je had alles voorbereid, de vorige dag in de trein.

Je knutselt verder aan de tekst, betast de toetsen zo zacht mogelijk. (Een rivier.)

Je werkt het document af. (Het ziet er netjes uit. De rust van een nette tekst.)

(Je zakt diep weg in de nacht.)

Een andere dag. De mensen op het perron. (Soms denk je dat je de verhalen kunt zien.)

(Het licht boven de stad.)

(Je vertelt een verhaal. Je zou een lang verhaal willen vertellen. Je maakt het kort.)

Je doet de dingen, naast elkaar.

Op weg naar de avondvergadering. Je gaat nog even kijken naar de oevers, hoe ze geworden zijn. Je bent toch nog steeds ruim op tijd in de vergadering, zoals gewoonlijk.

Je belt nog even met je schoonbroer.

Een andere dag. Er zijn veel verhalen. (Je mist iemand.)

(Je denkt aan een dans, en wat je zou vragen, als je iets zou vragen.)

Je zoekt een plekje in de trein. (Waar de trein je omringt.)

(Je wilt iets niet zien, denk je.) (Gelukkig heb je nog een verslag te maken.)

Je krijgt nieuws van je zus.

Een andere dag. Misschien is kneden ook een goed woord voor het tekstwerk.

(Je probeert iets uit te leggen over de toetsen, het zal wel raar klinken.)

Je stuurt haar een berichtje, je hoorde al zo lang niets van haar. (Iets kantelt.)

In de boekhandel, op zoek naar een cadeau. De mevrouw raadt je een boek aan. Je denkt dat het boek niet echt iets voor jou zal zijn, maar na haar verhaal zeg je dat je erover na zult denken.

(Soms verlang je naar de rivier. Misschien moet je moedig zijn, al weet je niet hoe.)

Je krijgt nieuws van je schoonbroer. (Het is goed, denk je.)

(Rare dromen.)

Een tocht door de stad, projecten bezoeken. (Je houdt van het strakke tempo.) Je leert veel bij.

Nog snel de weekendboodschappen. De mevrouw in de winkel maakte zich al zorgen, omdat je er niet was die ochtend, zoals elke week. (Lichte mate van voorspelbaarheid.)

Een mooi gesprek. Je leert een bijzonder woord: medevreugde. De verhalen ontroeren je. Je probeert iets te vertellen. (Misschien is het nog van voor de woorden.)

Het huis is blij dat je er weer bent. De planten hebben verhalen te vertellen.

07 september 2025

Iets met een rode kaart


Een nieuwe week. Op weg naar het station zie je ze rijden, terug op weg naar school. De twee jongens die je ongeveer elke dat ziet rijden, klokvast, al enkele jaren. Ze hebben altijd zoveel te vertellen onderweg. (Je hoopt dat ze vrienden voor het leven blijven.)

De dag is leeg. Een overleg dat voorzien was, is geschrapt. Je kunt rustig alle dingen doen.

(Het is alsof je lichaam iets leerde de voorbije dagen, alsof het iets zag, denk je. Wat dat betekent, weet je niet helemaal.)

(Een rusteloze nacht, in golven.)

Een andere dag. Een beetje haperend beginnen.

Iedereen is er weer. Verhalen.

(Misschien moet je wachten, misschien is het te weten.)

Het webinar. (Je ziet al allerlei mogelijkheden om dat materiaal te gebruiken.)

Op weg naar het station zegt iemand je naam. En ineens herken je haar, van vroeger in het dorp. Het gesprek ontroert je heel erg. (Een geschenk.)

(En wie zou je zien?)

Een andere dag.

(Je moet echt iets doen aan dat probleem in huis, denk je. En je weet wat, het zal niet weggaan.)

(En je weet al van tevoren hoe het je steeds zenuwachtig kan maken, je begrijpt niet helemaal waarom.)

Je probeert je te concentreren op de dingen.

(Je weet wat je moet doen, je zult het doen zodra je weer thuis bent.)

Je stuurt een bericht om het probleem uit te leggen, vraagt dat ze iemand sturen. Je krijgt meteen een vriendelijk antwoord van Dorien. De afspraak is gemaakt voor de volgende dag.

(Zo simpel was het dus.)

(Je probeert te zien welke laag in je huid het raakt. Iets met veiligheid. En je ziet hoe je het toch gewoon weer gedaan hebt.)

Je werkt de documenten af waaraan je nog bezig was.

De nacht is rustiger. (Wie zie je?)

Een andere dag.

Na de middag weer thuis. De meneer die de herstelling komt uitvoeren is er. Hij stelt je meteen gerust. (Om een of andere reden denk je dat zo’n meneer je onmiddellijk zal duidelijk maken dat je dom bent.) Je helpt hem zoveel mogelijk. Je leert weer allerlei dingen bij. Hij is vriendelijk, doet zijn werk goed.

Het huis is blij. (Iets is weer in balans.)

Je hebt werk in te halen, doet alle dingen op het lijstje. Je bereidt de commissie van de volgende dag voor. Je maakt het eerste bericht van een nieuw initiatief. (Je vindt het leuk en spannend, het idee dat je elke week zo’n bericht gaat maken. Net echt.)

De volgende dag. Een vroegere trein halen, zodat je zo vroeg mogelijk kunt beginnen aan de vrijdagtekst. Je werkt zo snel mogelijk. (Het is iets van routines, denk je, die je zorgvuldig afwerkt steeds.)

Je zet je eerste bericht online. (Zou het iets doen? Zou iemand reageren? Hoe moet je eigenlijk die letters vet maken?)

Je sluit aan bij de commissie. De ene na de andere presentatie. (Ze noemen het pitch, dat klinkt echter waarschijnlijk.) Je stelt enkele moeilijke vragen, enkel om te zien hoe ze erop reageren. Het is interessant, en soms teleurstellend.

Op weg naar huis. Je bent moe.

Die avond, het verjaardagsfeestje van een vriendin. Je doet je best om op tijd daar te zijn. (Je bent weer te vroeg, blijkbaar.) Het is mooi, te zien hoe de mensen binnenkomen, hoe zij ze ontvangt. Een mooi gesprek.

Je probeert niet te laat te vertrekken. Nog een lang gesprek net voor je buiten bent. Iemand komt je bedanken voor je boek. Het ontroert je heel erg. (Een geschenk.) En nog iemand die je naam noemt, die je na heel even ook herkent, van vroeger in het dorp. Van het huis aan de andere kant van de straat. (Wonderlijk.)

Een andere dag. Na de weekendboodschappen koffie drinken met je maatje.

In de namiddag ben je een beetje zenuwachtig voor die avond, voor het optreden waar je naartoe zult gaan. (Alsof je het nog altijd niet helemaal kunt geloven.)

Je fietst naar het optreden. Op de weide zie je een vriend, met zijn dochter. Hij bracht je een beetje op weg om die muzikant te leren kennen. De vorige dagen heb je, net als hij, nog eens uitgebreid geluisterd naar zijn platen.

Je staat op enkele meters van het podium. Hij komt op. (Hij is het echt.) Hij ziet er wat ziekjes uit. Hij verontschuldigt zich voor zijn verkoudheid, die hij er in de loop van het concert een beetje uit lijkt te zingen. (Hoe wonderlijk is dit, denk je.) Je ziet alles, hoort alles. (En hij zingt ook dat heel mooie nummer dat je steeds zo ontroert. Hoe hij afrekent met zijn vader.) Na enkele nummers komt zijn vrouw mee op het podium om mee te zingen. (Later zie je een foto van hoe ze samen in een gondel in Venetië zitten. Hij voelt zich duidelijk beter op een podium.) Een geschenk.

Je fietst met brede glimlach naar huis.

Een nieuwe dag. Je werkt aan de documenten voor de vergadering.

(Je leest een verhaal over een eerste minister die blij zegt te zijn dat het ‘groene masochisme’ voorbij is, waarbij hij het heeft over klimaatbeleid. Je leest een verhaal over een eerste minister die zich eraan stoort dat het debat over Gaza “in morele termen” wordt gevoerd. Je verontschuldigt je bij je planten voor je geroep.)

Je vertrekt naar Brussel voor de betoging. De trein zit overvol. Ze weten waarom ze hier zijn.

Met velen sta je te wachten. Je ziet overal bekenden. Mensen hebben rode kaarten. Veel kinderen, veel oudere mensen, ze willen er zijn.

Je vertrekt iets vroeger dan je zou willen uit de betoging, het is net iets te warm voor jou. (Misschien mag dat, al voel je je een beetje schuldig. Dat je er was, het doet ertoe, zegt een stem in je.)

Thuis zoek je de plek van het zondaggevoel nog even op, een aanraakbare plek. Het is goed.

30 augustus 2025

Ja, het leven


De eerste werkdag terug. Je hebt zin om weer onderweg te zijn in de ochtend.

(Zou je veranderd zijn tijdens je vakantie? Welke versie ben je nu?)

(Je denkt nog aan die heel erg mooie film die je de vorige dag zag. Je zus moet die zeker zien, denk je.)

Je dacht dat je alleen daar zou zijn. Rustig alles inhalen, en zo alles weer klaarzetten. De dingen. (De plek is blij dat je er weer bent.) Maar je bent niet alleen. Verhalen. (Zouden zij veranderd zijn?)

(Die brief van het ziekenhuis. Het zal nog even duren eer je beslissing in praktijk wordt omgezet. Waarom is je niet helemaal duidelijk. Misschien zul je al die tijd in een tussengebied zijn.)

Een andere dag. De treinen moeten er precies nog een beetje in komen.

De dagelijkse klus voor de vrijdagtekst. Is een beetje als een dans in je hoofd. De stappen komen langzaam terug, als in een adem.

Op tijd weer thuis, straks komt ze.

Ze is er. Je grijze krullen verdwijnen, een voor een, in een vloeiende beweging. (Het maakt je gelukkig, denk je. Iets van toen, het blijft.) En alle verhalen. Je luistert graag naar de hare. Zoals steeds ben je onder de indruk. Ze begrijpt jouw verhalen altijd meteen.

(Iets is onvoorwaardelijk.)

Die nacht. Iemand komt in je droom. Je zag haar al lang niet meer. Die ochtend. Je komt haar tegen.

(Verhalen, in je hoofd. Ze beginnen zichzelf te vertellen.)

Hoe je langzaam weer in het ritme komt.

(Misschien is iets in je ouder geworden.)

Het is stil, het mag.

(Ergens is een vermoeid verdriet.) (Je denkt aan troost.)

Het mooie gesprek met de psychiater. Hoe ze over de kinderen praat. Hoe ze beweegt in het leven.

De nacht lijkt alleen. De dromen nemen je in handen.

Een andere dag. Er is weer meer volk.

Verhalen.

Je wacht op een bericht.

Die avond. Een mooie film, over een onvervulde liefde.

Een andere dag. Even aanwezig in de vergadering, zoals elke maand. Dan de trein.

Je knutselt de vrijdagtekst in elkaar, met zachte vingers. Je kijkt naar de woorden, hoe ze verschijnen. (Misschien wachtte de tekst op de woorden.)

Die ochtend zag je het voor het eerst. De plant op je tafel. (Je probeerde hem in het leven te houden. Het lag in jouw handen.) Dat nog heel kleine groene scheutje. (Ja, het leven.) (Misschien mag het, kun je.)

Berichtjes. Hoe gaat het met jou? Hoe gaat het met jou? Hoe gaat het met jou?

(Onmiddellijk een mooi antwoord, met de berg op de achtergrond. Andere antwoorden volgen later. Met vragen waarop je niet meteen het antwoord hebt.) (Misschien weet je niet of je het goed genoeg doet met je zestigjaar.)

(Hoe woorden heen en weer gaan, door de lucht of zo. Het ontroert je.)

Je zus stuurt je een beeld van een foto van jou, als jongetje. (Je vraagt je af of het jongetje op de foto ernstig, of verdrietig, of bang is.)

Je belt met je zus.

(Iets in de nacht stelt je teleur.)

Een andere dag. De weekendboodschappen. (Een verhaal dat je een beetje verdrietig maakt.)

Je vertrekt, naar die andere stad. Het is fijn om met hen onderweg te zijn, denk je. De verhalen.

Je staat bij de boekenstand, praat met veel mensen. (Je denkt even aan je vader.)

Je wilt op tijd weer terug. Je wacht beneden in het station. Je kijkt naar de treinen, naar de mensen, naar de lijnen en het licht. Een klein meisje komt voorbij. Ze heeft een groot bord in haar handen: “Welkom thuis mama!”

De trein brengt je terug.

Zodra je thuis bent, ga je weer kijken naar de plant. Nog steeds. (Ja, het leven.)