27 april 2024

Ze is dicht bij je


(Misschien was dat onderhuids gevoel niet onterecht, zul je later denken.)

Je begint een beetje moe aan de week. Het weekend was gevuld. Het waren mooie dingen, daar niet van. Je bent dankbaar, en je had het ook fijn gevonden om net iets meer leegte te hebben. Het ritme zal wel komen.

Je legt uit aan je collega hoe het fototoestel werkt en vertrekt voor je overleg.

De vergadering verloopt erg goed, het gaat snel. De twee teksten die je maakte, zijn behandeld in net iets meer dan een half uur. Je past ze nog een beetje aan, en ze kunnen weer rusten in zichzelf.

Een andere dag. Je hebt straks enkele afspraken na elkaar, probeert in je hoofd het ritme in je lichaam te zien dat je dan nodig zult hebben.

Je werkt rustig verder, je bent helemaal alleen in de gang. De foto’s komen binnen, druppelsgewijs.

Je vertrekt op tijd weer. (Je hebt het beste ritme gezien in je lichaam.)

Van thuis uit fiets je naar je eerste vergadering. Je bent blij enkele dierbare mensen weer te zien. (Graag zou je gewoon even bij hen zijn, traag praten.) De verschillende werkgroepen zijn samengevoegd in een enkele, die jij mag voorzitten, in het Engels. Je probeert het gesprek zo goed mogelijk te laten vloeien. Je moet al snel weer vertrekken voor je volgende vergadering, helemaal aan de andere kant van de stad. Je fietst snel door. Je bent er natuurlijk weer te vroeg. (Je ziet dat iemand je probeerde te bellen. Je luistert naar de voice mail. Het bericht verontrust je, of bevestigt wat je vermoedde dat zou gebeuren.) De vergadering verloopt goed, net als de volgende. (Weer thuis stuur je nog een bericht. Je let op je woorden.)

Een andere dag. De kinesiste legt je weer in de plooi, het doet je goed. (Misschien zou je bij de zee willen zijn.)

Je bent op tijd op de conferentie, waar je de hele dag foto’s zult maken. Je beweegt heen en weer, zoekt hoeken, zoekt iets in gezichten. (Je krijgt een vraag, zo zie je aan het bericht, of je mag gebeld worden.) Je verdwijnt een beetje in de lenzen.

(Die avond, een telefoon. Misschien valt het nog wel goed, denk je. Maar de onrust in je huid blijft.)

Een andere dag. Je bent nog een beetje moe wanneer je aan de tafel zit, met die vier vrouwen die je de ene na de andere vraag stellen. Je probeert je gedachten zo goed mogelijk te verwoorden in het Engels. Soms ontglipt een woord je. Ze lijken blij te zijn met het gesprek.

(Je ziet het bericht. Dat wat het dus uiteindelijk geworden is, wat zij van plan waren, daar aan de andere kant van dat bericht. Je bent diep teleurgesteld en kwaad. En tegelijk zie je weer iets gebeuren, niet voor het eerst. Je hebt jezelf niets te verwijten, integendeel.)

Je krijgt een bericht dat je warm maakt. De lijst is klaar, je mag hem komen ophalen. De drie mooie tekeningen uit je boek die je kreeg. Ze kunnen aan de muur. Straks mag je langsgaan.

(De dingen sijpelen door. Je denkt dingen die je niet hardop denkt.)

Je loopt bij hen langs, ze zijn je zo dierbaar, ze zijn er altijd voor je. Je vertelt het verhaal van de dag. (Ze zijn even kwaad. Je bent niet alleen.) Hij maakte de lijst voor je, met spullen die nog van je vader waren. Hij loopt met je mee.

De tekeningen van de kleine Julia hangen in de kamer, boven je piano. De lijst hangt boven de foto met de oude Julia, toen nog jong, op haar trouwdag. En de foto van het kleine jongetje. Ze doet iets met de rivier die je nodig had. Je bent gelukkig.

De avondvergadering. (Je bent moe van de dag.) Het is mooi, hoe de gedachten rustig bewegen. Iedereen luistert naar elkaar.

Een andere dag. (Je huid doet nog een beetje pijn.) Je knutselt de vrijdagtekst in elkaar, je probeert snel te werken, zodat je straks op tijd naar de conferentie kunt vertrekken. Het lukt net.

Het gesprek tijdens de conferentie. Je schuift je woorden in het gesprek, ze vinden een plek.

Amper thuis vertrek je weer voor de boekvoorstelling. Er is erg veel volk in de boekhandel. De auteur ziet je achteraan staan, en komt helemaal naar je toe om je een hand te geven. (Beetje verlegen.) Het gesprek is heel erg boeiend. Het doet goed, om daar gewoon te zitten luisteren, tussen al die anderen.

De week doet iets met je buik. (Twee ritmes zoeken elkaar.) Het zal nog even tijd nodig hebben.

Een andere dag. Rondrijden om affiches bij te plakken, nieuwe woorden leren, lachen.

Je zit in de kerk te luisteren naar het orgel. Je ziet hoe het kleine meisje maar net bij de toetsen kan, maar heel trots en zelfzeker haar stukje speelt.

Nog een gesprek op het terras, en de rest van de boodschappen. Nog wat werk inhalen. (Nog een mail, de dingen zijn dus zoals je vermoedde. Het is zo vermoeiend voorspelbaar allemaal. Je oefent je in op afstand kijken, het lukt soms, het heeft tijd nodig. Je weet wat er zal komen, maar je zult blijven staan.)

Misschien zou je de rest van de avond alleen maar met de twee Julia’s aan de tafel willen zitten. Rustig praten, zien hoe ze naar elkaar kijken. Ze weten iets. Dat is je plek, daar is je huid zacht.

21 april 2024

Lekker kort


Je ziet een beetje op tegen de week die komt, al weet je niet helemaal zeker waarom. Je laat de dingen komen, zeg je tegen jezelf.

Een afspraak. Het is al zo lang geleden dat je haar nog zag, en het doet goed. De woorden bewegen mooi heen en weer, laten zich dragen. Er is een gesprek dat bij haar veilig is. (Iets over je vloeibaarheid.)

De vergadering, je probeert je goed te concentreren. Sommigen spreken een Engels dat zich enkel laat vermoeden. (Je hebt soms geen idee waarover ze het hebben.)

Je zult een seintje krijgen in de vooravond, dat je mag komen voor die ene vergadering. Je begint toch al maar aan het eten. Bijna klaar. Het seintje. Je probeert je voorstellen zorgvuldig en behoedzaam toe te lichten. Dit keer lijkt het te lukken.

Je kijkt nog naar de documentaire, die je weer heel erg raakt. (Je kent haar, je bent zo onder de indruk van haar moed.)

Een andere dag. In de ochtend nog even thuiswerken. Dan een korte vergadering. Je doet je regenbroek nog eens aan. (Meestal vergeet je ze net wanneer het nodig is.)

Die avond, net op tijd terug voor je eetafspraak. Na lang nog eens bijpraten. Je leert weer belangrijke dingen bij, zoals ‘heeft hij planten’ als criterium bij Tinderafspraken. (Volgens dat criterium komt het misschien nog goed met jou, denk je.) Je bent weer redelijk voorspelbaar qua chocoladetaart als dessert.

Een andere dag. (Iets blijft nog altijd onrustig.)

Alle dingen netjes na elkaar afwerken, dat is het plan. Je doet eerst alle kleine dingen, tot die ene brok nog over blijft. Twee teksten te schrijven. Nulversies. Even diep ademhalen, en dan. De twee teksten laten zich schrijven. Ze passen mooi in twee pagina’s, in de tijd die voorzien was. Alsof alle dingen kloppen. (Soms mag het.)

(De volgende dag komt onderhuids dichterbij. De nacht is onrustig.)

Een andere dag. Je zit een hele dag in een jury. Het is interessant, en ook wel een beetje vermoeiend. Je doet je best voor flauwe woordgrappen.)

(Een bericht van je zus.)

Weer thuis, nog snel koken, en dan moet je weer vertrekken voor de vergadering. (Een verhaal over een zonnedak en laadpalen.)

(Je had iets willen meenemen dat dicht bij je zou blijven. Onderweg vraag je je af waar het jongetje is. Hij loopt naast je, kijkt je trots aan.)

Er is net niet genoeg volk, zo blijkt. (Er komt nog een keer. Je weet niet helemaal hoe je huid daarop reageert.)

(Gesprekken die nog dagen door je lichaam zullen stuiteren. Iemand die je uitlegt waarom jullie geen gemeenschap zijn, maar alleen een reeks individuen. Iemand die kwaad is omdat je zegt dat je eerste zorg het klimaat is, het lot van je kinderen, en dus niet wat het je nu en hier financieel op zal brengen. Het doet pijn. Je weet dat dat alles gewoon door je heen moet schuiven, dat dat enkele dagen zal duren.)

(Alle dingen die je niet hardop durft denken.)

Terug thuis, de afwas doen. Deze plek is warm, denk je. De planten blijven dicht bij je, volgen je adem.

Een andere dag. Je lichaam lijkt wat ouder, het hapert een beetje. (Gewoon de tijd van de rivier volgen, denk je.)

Je werkt de vrijdagtekst af, knutselt alles netjes in elkaar.

(Iets zou warm rondom jou mogen zijn. Als water. Als nabij.)

In de vooravond. Daar is ze, het is ook weer een tijd geleden. Je bent zo blij haar weer te zien. Ze mag loos gaan in je haar. Lekker kort, zeg je. (De kwestie van de lengte van het haar is ingewikkeld. Er blijken meningsverschillen over te zijn, zo stelde je onlangs vast. Iets gaat terug tot heel vroeger, iets is existentieel. Lekker kort dus.) Alle verhalen vinden elkaar weer. (Je bent weer haargelukkig.)

De nacht is diep.

Een andere dag. Na de boodschappen weer een afficheronde.

Na de middag. Nog even langs de wereldwinkel voor koffie. De vrouw zegt dat je een man bent die recht op zijn doel afgaat. (Snel winkelen is een van de weinige dingen waarin je waarschijnlijk net een man bent.)

Misschien zou je graag de rest van de namiddag verdwijnen in nietsigheid. Je hebt nog een afspraak, en die avond is er nog de opening van de tentoonstelling. Tijdens de speeches blijk je ineens helemaal vooraan te staan. (Na het bezoek glip je al snel weg.)

Een nacht in etappes, je lichaam weet dat je die zondagochtend erg vroeg op moet.

Je bent op tijd voor de vroege trein. Het ritme van het landschap, de kranten, je lichaam komt in de dag, het is goed.

Het is nog een eindje stappen. Je hebt de route de vorige dag in je hoofd ingeoefend. Je loopt meteen goed. Het is inderdaad stil, je hoort zoveel vogels boven de stilte, je hoort kabbelend water.

Je vertelt over je boek. Mooie gesprekken nadien. Je bent dankbaar.

Je vertrekt iets vroeger dan je eerst had gedacht. Je wilt naar huis, zegt je lichaam. (Iets met verlangen naar zondagmelancholie.)

Het huis is blij dat je er weer bent.

14 april 2024

Ze zijn er


Een nieuwe week. (Ergens onderhuids is er iets onrustig, alsof je alleen bent.)

Aan het loket. Je hebt nieuwe vuilniszakjes nodig. De kleine gft-zakjes zijn moeilijk eenduidig te beschrijven qua kleur. Je zegt aan de mevrouw dat je niet weet of je ze wittig groen of groenig wit zou moeten noemen. Ze zegt dat zij en haar collega’s het meestal hebben over lichtgroene zakjes. Sommige problemen zijn goed oplosbaar, denk je.

Voor je verder werkt, maak je eerst het deeg voor die avond. In het kookboek staat dat het de bedoeling is dat het deeg plakkerig is. (Het is een beetje next level, qua plakkerigheid, denk je.)

De pizza staat in de oven. (Die baktijd in het kookboek klopt ook niet helemaal, denk je.) Ze komen binnen. Het huis lijkt ook zin te hebben bezoek. Je zet de bakplaat op tafel. (Foto maken!) Het is eigenlijk wel lekker, denk je. Mooie gesprekken bewegen heen en weer.

Een andere dag. De dag mag gewoon gevuld worden met alles wat je te doen hebt, rustig, het ene ding na het andere.

(Iets onderhuids, het zal er nog even zijn.) (Je herkent dit gevoel.)

Je denkt aan verhalen, je kijkt, je wacht.

Een andere dag. De kinesiste ontdeukt je lichaam.

Op weg naar je bezoek. (Dit station heeft altijd een bijzondere betekenis voor je gehad, denk je. Vaak onderweg, soms bestemming.)

Je loopt door de stad. Het is zonnig en tegelijk fris net uit de zon. Je belt aan, een hond begint meteen te blaffen. Ze doet open. (De hond blijkt van het enigszins bange type te zijn, staat vanop een afstandje nog wat te blaffen, even.)

Een mooi gesprek. (De hond lijkt je al te kennen ondertussen, voelt al geen behoefte meer om te blaffen blijkbaar. Misschien ben je ongevaarlijk.)

Die avond. (Het moment is daar, dus.) Even lijkt het of er niemand zal komen, tot ze ineens allemaal binnenkomen. Samen met een ander doe je het hele verhaal, over een zonnedak en laadpalen. De vragen en opmerkingen gaan heen weer, enkele uren lang. (Sommigen zeggen weinig, maar komen je nadien bedanken. Anderen zeggen veel.) Het is voorbij, je loopt weer naar huis.

(Die nacht beweegt alles nog door je heen. Dat wat je huid zei, al enkele dagen. Een stem zegt iets over hier en nu, en wat je toch maar weer deed. Iets is eenzaam, maar het is goed. De nacht is geduldig.)

De volgende ochtend, je wacht op de bus, voor het bedrijfsbezoek. Een vriend komt de helling op gefietst, hij is een beetje buiten adem. Daar komt de bus al. (Je grootste zorg is straks die vreselijke steenweg over moeten steken.)

Het bezoek ontroert je erg. Je loopt door de grote hallen. Hier zijn mensen kleren aan het sorteren. Dit mag weg, dat kan straks nog in de kringwinkel verkocht worden. Daar zijn mensen koelkasten aan het repareren.

Na het bezoek nog even naar het werk. Het is goed om ook nog even daar te zijn. (Misschien beweeg je graag tussen enkele ankerpunten.) (Iets zal onderhuids nog even blijven, nog een week, denk je.)

Die avond. Er is veel volk voor de boekvoorstelling, je zit achteraan te luisteren. De auteur noemt jouw naam in zijn toelichting, een herinnering uit 1995.

Een andere dag. Je knutselt de vrijdagtekst in elkaar. (Een ritme.)

Je vertrekt op tijd weer, je wilt nog even thuis zijn, voor je weer zult vertrekken. (Een ritme, een ritueel.)

Die avond. Je loopt door de grote stad. Er zijn zoveel toeristen, ze slenteren.

Je zit klaar in de sofa, de jongeren nemen plaats. (Je roept even dat het zal beginnen, iedereen zwijgt meteen. Hoe komt dat toch, dat dat bij jou altijd lukt?) Je vertelt over je boek. (Je bent een klein beetje bang dat je vermoeidheid tussen jou en de Engelse woorden zal komen, maar het valt mee.) Doe maar, denk je, ga daar maar staan. Ze zijn er. Het is helemaal veilig. Ze luisteren heel intens, komen je nadien dingen vertellen, komen je bedanken. Je hoort mooie woorden, iemand die je vertelt dat jouw boek iets veranderde voor haar, iets over hoop en mildheid. (Je kunt aan hen niet zeggen hoezeer het je ontroert, dat ze zomaar luisteren, dat ze je zeggen dat jouw woorden iets voor hen betekenen, dat ze zeggen dat jij woorden vond voor wat zij al lang voelden.) (Ook dit blijft onderhuids, nog enkele dagen, weet je.) Op weg terug naar de trein komen de tranen.

Je gaat nog even langs bij een verjaardagsfeestje.

(Die nacht bewegen de dingen door je lichaam. In etappes.)

Een andere dag.

Uren op stap, om affiches te plakken op die hoge borden. Je leert iets, over mascarponelijm en over scheurtjes.

Die avond. Je luistert naar het sofagesprek. (Je bent moe, je rug loeit.) Het gesprek ontroert je, op een zachte manier, als in voorzichtige bewegingen. (Je wilt ook graag thuis zijn, alleen, het is tijd, denk je.)

Een andere dag.

Nog even op stap, de laatste affiches. Dan weer thuis, alleen. Het zondagverlangen mag komen. Toch nog even poetsen, al is het maar een beetje. Dan de rest van de dag. (Ritme. Melancholie.)

Je ziet de dingen bewegen.