13 december 2025

Dingen die stuk gaan


(En om een of andere reden denk je dat de tijd vorig jaar toch trager ging. Dat dacht je vorig jaar trouwens ook. Dat het al half december is, het is eigenlijk onvatbaar, denk je. En dat soort dingen.)

Die heel gevulde week nog, denk je. (Als ik die min of meer in één stuk doorkom, komt het wel goed.)

(Het was toch ook de afspraak met de kosmos dat die verkoudheid sneller helemaal voorbij zou zijn? Hoezo afspraak, zegt de kosmos?) (Leven in onbestendigheid, een dagelijkse oefening.)

Je denkt nog aan die serie waarvan je de laatste afleveringen de vorige avond zag. (Je hebt zitten roepen tegen het scherm, je hebt zitten wenen, alles. Dat die man dertig jaar door kon gaan, vooraleer men hem eindelijk kon pakken…) Je bent er midden in de nacht van wakker geworden, in een kramp. Je ziet die vrouwen de hele tijd voor je. (Iets in je huid voelt alles, zo lijkt het.)

Die avond, de vergadering, voor het scherm. (Je bent eigenlijk wel blij dat je thuis kunt blijven.) Een boeiende discussie.

Een andere dag. De controle bij de tandarts is goed. (Je doet het nog goed voor je leeftijd, blijkbaar.) Je hoort een geweldig verhaal over duiken, en onder water ruzie krijgen.

Twee vergaderingen. Je bent blij haar terug te zien, na zo lang. (In je hoofd ben je die andere vergadering al verder aan het voorbereiden.)

Verhalen van de collega’s. Ze weven zich tussen de dingen.

Die avond. Een nieuwe klimaatwake. Je hoort hoe ze vertelt over haar boek. (Je hebt het bijna uit ondertussen.) Het ontroert je weer erg. (En je denkt ook: dit verhaal is genoeg.)

Een andere dag. Het is de sterfdag van je moeder, zie je. Vijf jaar al. (Beelden komen terug van die dag. Hoe het was, daar, toen, samen met je zus.)

(Alle dingen die je denkt, en niet denkt, alle dingen die je zou moeten denken, en niet denkt. Of zoiets.)

Je werkt nog de laatste dingen af voor de vergadering van de volgende dag. (Je wilt dat alles netjes voorbereid is.)

Die avond. (Eerst naar huis, dan terug naar de grote stad.) Je zoekt een plekje in de zaal. De twee sprekers op het podium voeren een boeiend gesprek. (Soms denk je: nee, soms denk je: ja. Soms heb je geen zin in telkens opnieuw dezelfde vragen. Doe iets, denk je.)

In de trein terug lees je verder in het boek.

Een andere dag. Die ene vergadering. Je hebt alles goed voorbereid. Alles loopt vlotjes (behalve de techniek, af en toe). (Eigenlijk maakt het je zo gelukkig, die mensen bezig zien. Hoe het gegroeid is, hoe de dingen bewegen. En dat je daar een klein schakeltje van mag zijn.)

Die avond, gewoon thuis. (Nu eerst even de douche schoonmaken.) Je werkt de dingen bij, de punten op het lijstje.

(De nacht is diep.)

De volgende dag. Het ritueel van de vrijdagtekst.

Het prutswerk om die ene tekst op de website te krijgen. (Uren heeft het je al gekost.) (Het is waarschijnlijk ook een oefening in onbestendigheid. Een tekst die zich niet wil neerleggen.)

Weer eerst even naar huis, om dan weer terug te keren. Weer een avond in dezelfde zaal. Dit keer is het de grote zaal, waar je onlangs nog je grote held zag zingen. Dit keer zit je in een loge, zie je nog beter hoe groot de zaal is. De drie Franse sprekers komen het podium op. Meteen al een overweldigend onthaal. Het gesprek danst zwierig alle richtingen uit. (Dit is zo Frans, denk je de hele tijd. Wat een spektakel. Mensen die kijken naar mensen die gedachten formuleren en laten dansen.)

Je bent moe, in de trein terug. Je leest nog een stukje in het boek.

(Die nacht denk je aan dingen die je zou willen zeggen in de vergadering de volgende dag. Iets met een afscheid.)

De volgende ochtend. Boodschappenronde. Alle spullen op het aanrecht.

Op weg naar de trein loop je nog even om langs die alternatieve kerstmarkt. (Die kun je nog net aan, zo lang maar niet naar de ‘niet-andere’ moet gaan…)

Trein met hindernissen. Beetje te laat. (En erg moe, merk je.)

In de vergadering. Dingen die je al wist, eigenlijk. Misschien wou je een bevestiging. (Je lichaam heeft al beslist, denk je, voel je.) Je vertrekt voor je de dingen hebt kunnen zeggen die je wou zeggen, je hebt een trein te halen.

(Waarom kan die ene man niet gewoon stil zijn, dit is de stiltewagon?)

Je leest de laatste bladzijden van het boek. (Het heeft je zo diep geraakt…)

Net op tijd thuis, voor je bezoek arriveert. Verhalen.

Na de afwas. Je horloge valt op de grond, het is stuk. (Verdrietig.) (Is dit ook een oefening in onbestendigheid? Misschien heb je nog dat horloge dat je van je moeder kreeg? Misschien werkt dat nog?)

Je zoekt naar dingen die niet stuk gaan. (Je weet – interne dialoog – dat dingen nu eenmaal stuk gaan, jijzelf ook, en dat daarmee geconfronteerd worden ongetwijfeld goed is voor je spirituele ontwikkeling.) En ineens zie je het potlood met de twee kanten, rood en blauw. Iets van vroeger, dat zomaar gebleven is, misschien zonder functie in deze tijd, maar het is bij je gebleven.

05 december 2025

Hij komt, hij komt


Nog een beetje moe na het drukke weekend, de drukke weken, ben je op weg voor de conferentie. Je zoekt een plekje in de trein. (Die hoek zou je mooi kunnen omarmen, daar is het veilig.)

De vrouw die net is ingestapt lijkt zo onrustig. Ze begint precies heel uitvoerig alle spullen uit haar tas te halen om ze daarna weer in te laden. Ze gaat zitten, staat weer op, gaat weer zitten. (Zou ze altijd zo zijn? Op de vlucht voor iets.)(Er zijn zoveel verhalen.)

Je hebt de conferentieplek gevonden, ziet dat er veel bekenden zijn. Je neemt een plekje in de zaal. D vrouw die je twee dagen eerder ook al zag spreken geeft haar lezing. Je vindt het nog altijd even indrukwekkend. (Soms zeggen mensen dat je te snel gaat tijdens een presentatie. Ze stelt je door haar verhaal helemaal gerust, je zult altijd trager zijn dan zij is.)

Net na het verhaal van de laatste spreker glip je weg, je wilt een trein halen. Het lukt nog net, zelfs eentje eerder dan waarop je had gerekend. (Misschien stap je toch snel, zoals sommigen zeggen.) Sommige mensen zijn heel goed in: mijn handtas heeft absoluut ook een eigen zitplaats nodig + (variant a) ik ben heel druk bezig en door die koptelefoon kan ik echt niets horen / (variant b) ik kijk brutaal voor me uit, alsof ik hier absoluut recht op heb. (Vermoeiend.)

Je loopt nog even langs de winkel, die na de verbouwing voor het eerst weer open is. In de winkel loop je een klein beetje verloren. Je kunt de winkel nog niet goed lezen. (Ben je zelf leesbaar?)

Een andere dag. Een ontmoeting met een groep studenten. Ze ontroeren je.

Je hebt een bijzonder bericht gekregen, dat je erg ontroert. (Het is alsof het lagen in je lichaam aan het denken zet.) Je probeert traag te antwoorden. (Je denkt aan verhalen.)

Op tijd naar huis, om daar dan op tijd weer te kunnen vertrekken. (Even moet je daar zijn, op die plek. Het is alsof je de plek door de drukte van de voorbije weken een beetje hebt verwaarloosd. De planten zijn blij dat ze je zien. Je maakt eten, en vertrekt dan.)

Het is een gewoonte voor die vergadering. Het lijstje dat je maakt in de trein, met mogelijke voorstellen. Zodra het klaar is, kun je verder lezen in het mooie boek. Het verhaal van de leeuwerik.

Je vertrekt op tijd weer uit de vergadering, je hebt nog enkele drukke dagen voor de boeg. Iemand vraagt wat er dan zal gebeuren met je lijstje, dat ze nog niet gehoord hebben. Je glimlacht. In de trein zoek je een plekje dat goed past bij het boek.

Terwijl je naar huis loopt, voel je iets kriebelen in je keel. (Het zal toch niet…) En dan ineens kom je haar tegen. Je had net nog aan haar gedacht, alsof je wist dat je haar tegen zou komen, die grote meid. De verhalen worden uitgewisseld. Een stevige lange knuffel. (Een geschenk, dat je haar nog even mocht zien. Alsof het dit was wat op deze dag nog moest gebeuren.)

Een andere dag. in je hoofd zie je het lijstje voor de volgende dagen. Nog enkele belangrijke dingen te gaan, eer het weekend is.

(Welke verhalen zul je vertellen bij de kinesiste?)

Je probeert alles af te werken dat je had voorzien voor de ochtend.

(O ja, ik ging nog dat webinar volgen. Hoe krijg ik dat er nog tussen?)

(O ja, morgen moet ik naar die conferentie, dat ook nog.)

Je probeert het webinar te combineren met de dingen van de middagpauze. (En je hebt nog altijd niet op die ene mail kunnen antwoorden. Ze zal wel begrijpen dat je een lege plek moet hebben om dat rustig te kunnen doen.)

Het stukje dat je nog te schrijven hebt. (Je hebt maar zoveel tijd, dan moet de tekst er zijn.) Je hebt de structuur ongeveer in je hoofd, schrijft dan in één lange beweging. (Dit moet het zijn, as good as it gets. Je hebt nog net de tijd om het een keer snel na te lezen.) Daarna moet alles weg voor die ene vergadering.

Voor je die avond naar de vergadering vertrekt, heb je nog net de tijd om het stukje in te lezen. (Het moet in één keer goed zijn. En die kriebel in je keel is al iets forser geworden.)

De vergadering. Je kijkt naar het gesprek, noteert de dingen in je schriftje. Je denkt na over een beeld.

Na de vergadering, weer thuis, breekt de verkoudheid ineens door, zo lijkt het wel.

(Een nacht in etappes, alsof je een beetje koortsig bent en er allerlei psychedelische dingen gebeuren in je hoofd.)

De volgende dag. Een klein beetje wankel loop je naar de trein. (Het komt wel goed.)

(Tussen alles door moet je ook nog die andere vergadering voorbereiden.)

Je vertrekt naar de conferentie. Je loopt door de andere stad, blijft nog even staan bij de boekhandel, zoals altijd wanneer je door deze straat komt. Je ziet veel bekenden. Je zoekt een veilig plekje in de zaal. (Je hoofd is een klein beetje mistig.) De verhalen zijn boeiend.

Je haalt een eerdere trein dan waar je op hoopte. Maar hij wacht nog even.

Even thuis, voor je weer vertrekt, naar de boekvoorstelling.

Jij mag het gesprek modereren. De verhalen op de sofa zijn zo mooi. (Je hoort iets over hoe traag en rustig het gaat, de bodem die zich weer herstelt onder het oppervlak. En je denkt: ik zou nog heel lang en heel traag willen luisteren naar jullie verhalen.)(Een geschenk.)

(De nacht is minder rusteloos.)

Een andere dag. Je zou alleen maar rustig willen knutselen aan de vrijdagtekst. (Je nagels zijn geknipt, je kunt nog zachter de toetsen aanraken. Alsof er iets te weten is, in dat ritme. Iets van je huid.)

En de Sint komt langs, ineens staat hij daar. (De Sint kan overal zomaar binnen, maar dat wisten we al natuurlijk.) Je vraagt of hij even bij op de bank komt zitten. Je vraagt of hij verhalen heeft. (Vertel me verhalen, denk je.) Hij kijkt je een beetje vermoeid aan, en dan glimlacht hij. Stel je voor dat mensen dat in hun brief aan de Sint zouden schrijven: ik wil graag verhalen. Hij vertelt een mooi verhaal, over een liefde van vroeger, en hoe hij sindsdien onderweg is. Hij bedankt je. (Misschien hoopte hij er stiekem op, dat iemand hem de verhaalvraag zou stellen. Alsof het dit was wat op deze dag nog moest gebeuren.) Hij legt nog wat lekkers op je bureau, en dan vertrekt hij weer. Je blijft nog even op de bank zitten, en gaat dan weer verder aan het werk. Het is goed zo. 

29 november 2025

Lege vrijdag


De week start met een hindernis. Er zullen minder treinen zijn, enkele dagen. (Wat doe je met je treinverlangen?)

Eerst nog een vergadering, daarna snel hollen naar het perron, om die ene trein te halen. (Fascinerend, er rijden zo weinig treinen, en toch een vertraging. Misschien is het een vorm van poëzie.)

En na even blijkt dat je zelfs niet alleen bent op het werk. Het heeft iets rustigs, horen hoe je collega zit te werken achter je, aan de andere kant van de wand. (Misschien is het zoals je graag alleen bent, wetend dat er nog mensen in de buurt zijn.)

Je denkt nog aan die ontmoeting met de andere zestigjarigen, in je geboortedorp. (Het bracht meer teweeg in je hoofd dan je had verwacht.)

Dus ook wat vroeger weer vertrekken. (Er zijn nog meer mensen op hetzelfde idee gekomen, zo blijkt.)

Die avond, een boeiende discussie. (En je denkt bijna de hele tijd aan iemand die er niet meer is. Je zou haar naam willen kunnen zeggen, zodat zij er ook een beetje bij is, maar je kunt het nog niet.)

Een andere dag. En weer ben je toch niet alleen op het werk. Een collega die terug is van de andere kant van de wereld.

(Er is een ritme, denk je. Soms wil je in dat ritme zijn.)

Die ene trein terug die je wilde nemen is afgeschaft. Je neemt een eerdere, die een omweg maakt langs een andere stad. (Er is een ritme in dit rijden, denk je.) Je hebt de tijd om enkele artikels te lezen.

(Je hebt nog een lijstje dingen te doen. In je hoofd probeer je alles dat nog komt de volgende dagen en weken netjes naast elkaar te zetten, zodat je alles een voor een kunt doen.)

Een volgende dag. (Latere treinen nemen, en telkens mensen tegenkomen met een heel verhaal. Het is ook goed.)

(Je denkt toch al aan de avond, of je met die trein wel op tijd zult zijn voor de boekvoorstelling. Oefenen in vertrouwen.)

Nog even over huis. Om daar gewoon nog even te zijn, eten te maken, op te ruimen, voor je weer zult vertrekken. (Zodat je daarna ook rustiger thuis kunt komen. Misschien is vertrekken een deel van het thuiskomen.)

Onderweg in de stad kom je een vriendin tegen die je al lang niet meer zag. Ze vertelt je een verhaal dat je een beetje droevig (en opstandig) maakt. Je moet vertrekken, zeg je. (Je had nog wel meer willen horen, denk je, maar het is niet anders.)

Terwijl je staat te koken, krijg je het bericht waar je al enkele dagen op wachtte. Dat iemand er niet meer is, je wist het al, nu kun je het ook lezen. (Woorden zien, het verandert de dingen.) Wat al enkele dagen sluimerde, het beweegt in je, merk je.

Je neemt die ene trein, je bent op tijd voor de boekvoorstelling. En het is zo mooi. Je kijkt naar dat stuk ijs, een stuk van de gletsjer. Je luistert naar geluiden van dingen die verdwijnen. (Het is een boek over de liefde, denk je, een ondraaglijke liefde.) Ze schrijft nadien nog iets in je boek, de tekenaar tekent een boom. Je loopt rustig terug naar de trein. Er zijn weinig mensen in het station. (De volgende dag zal de normale drukte weer terug zijn, denk je.)

Een volgende dag. Alle treinen zijn er weer. Iedereen is er weer op het werk. Verhalen.

(Je denkt de hele tijd aan iets dat je zou willen vragen. Het zal voor een andere keer zijn, denk je.)

Die avond. Thuis, en al snel vertrek je weer. Je loopt even verkeerd in het gebouw, tot je hen vindt. De zoon van een collega geeft een concertje. De ruimte is wonderlijk ingericht. Je zoekt een plekje op de grond, tegen de muur. De muziek ademt, als een plek. (Even denk je aan de wereld buiten.) Het is mooi, te zien hoe hij samenvalt met de plek die hij zelf gemaakt heeft.

Een volgende dag. Je werkt thuis, voor de verandering.

Even mag je in die ene vergadering zitten, zoals elke maand. Je loopt door de stad weer naar huis. (Wat wil je buik je zeggen?)

Je probeert de dingen af te werken, moet het ritme van de dingen volgen, en dat is wel goed.

(In de wereld daarbuiten is het blijkbaar een zwarte vrijdag. Er was niet aan te ontsnappen, merkte je de vorige dagen in zoveel reclames en artikels. En het maakt je droevig.)

Je kunt nog een stuk van de studiedag bijwonen. Het doet goed om enkele mensen terug te zien. (Je wilt een verhaal horen, iets over moederschap.) Bij het napraten leg je uit hoe het uitstellen van genot een van je kerncompetenties is. (Waarna die ander dan maar een extra praline neemt.)

Je fietst door de stad voor de weekendboodschappen. Een mooi gesprek aan de kassa.

Je staat te koken, blij dat je weer gewoon thuis bent. (Je vraagt je af hoe het komt dat je zo verdrietig bent. Je kijkt, laat het. Er is iets dat je zou kunnen verlangen nu, al weet je niet wat.)

Een andere dag, vroeg. Je wacht nog heel even op de postbode, zodat je de kranten nog mee kunt nemen.

Een vergadering waar je voor het eerst bent. Je zult er de plaats innemen van een vriend, die je onderweg nog alles uitlegt. Jullie zijn goed op tijd. Je kijkt naar hoe de dingen bewegen. (Misschien is elke vereniging een plek.)

Je loopt door de stad naar je andere afspraak, het jaarlijkse festival. Je zoekt een plekje bij de boekenstand, in de zaal waar later een gesprek zal zijn waar je naar uitkijkt. Je hebt een mooi gesprek met een van de organisatoren. (Zij zal later nog jouw boek kopen.) Iemand komt je zeggen dat je er in het echt jonger uit ziet dan op de foto van je boek.

Wat als gesprek voorzien was, is veranderd in een lezing. De andere spreker heeft zich last minute moeten verontschuldigen. De vrouw op het podium begint aan haar lezing. Als een wervelwind gaat ze door haar presentatie, met veel vuur, van de ene naar de andere redenering. Ze reageert al even snel en flitsend op alle vragen. (De hele tijd denk je: wat een ongelooflijk brein heeft die vrouw…, woew! En je bent ook wel blij dat je haar binnen enkele dagen nog eens opnieuw kunt horen met dezelfde lezing. Jouw beperkte hoofd kan dan misschien nog beter begrijpen wat ze allemaal heeft gezegd.)

Je loopt met een vriendin terug naar het station, of doet een poging. Je moet je wurmen door een eindeloze mensenmassa die als een grote blubber door de straat beweegt. (Het maakt je droef.)

In de trein. De twee kleine jongetjes bij het gezin naast je zijn moe en rusteloos. Het is mooi, hoe de mama en de papa alles doen om hen nog even bezig te houden. De oudste van de twee komt nog even naar je toe, om gekke bekken te trekken.

Het is goed om weer thuis te zijn. (De volgende dag moet je ook weer vroeg op, om een panel te modereren.)

Je zoekt naar trage dingen in het huis, ziet de koffiemolen. In het weekend maal je de koffiebonen zelf. Het is een vorm van wachten. Misschien is het een lege plek, waar je naar kunt kijken.   

25 november 2025

Het jubileum


Hoe je zou schrijven met een zachte hardheid. Hoe je zou vertellen met een rustige, bijna sierlijke, maar genadeloze precisie. Hoe je, met terugwerkende kracht, akte neemt van de gruwel van het leven in een gezin dat gedomineerd werd door een wrede en tegelijk onzekere man. Hoe je naar het systeem van de man kijkt door de vrouw te beschrijven. Hoe dat misschien, in een ander geval, een kans zou geworden zijn tot verzoening. Hoe het uiteindelijk laat zien wat er voorafging aan een moment, een keuze die onherroepelijk was, een moment dat tien jaar later wordt herdacht. Het schrijven, hoe nauwkeurig ook, bevestigt alleen maar een ‘daar’, met een oceaan tussen hier en daar. De verteller legt de lege plek in zichzelf bloot, door te vertellen. Een plek die misschien geen macht meer heeft, maar wel leeg zal blijven. Al is er wel ruimte om verhalen te vertellen, en zo een nieuwe plek te zijn.

In zijn boek Het jubilieum doet de Italiaanse auteur Andrea Bajani het allemaal. Het is een heel bijzonder boek, dat je in één beweging uitleest. Er gaat een merkwaardig soort rust uit van dit boek, dat nochtans de weergave is van de nachtmerrie die een gezin kan zijn. Een gezin dat in gecomprimeerde versie een soort kruispunt is van een groter patriarchaal systeem. De ik als verteller vertelt alles met afstand in de tijd. De ik als auteur zegt in de tekst dat hij een roman schrijft, waardoor hij misschien dichterbij kan komen, door afstand te nemen.

Bij het begin van het boek zegt de ik-verteller dat het tien jaar geleden is dat hij letterlijk afstand nam van zijn ouders. Na een laatste bezoek, waarbij zijn moeder hem nog achterna kwam, was het gedaan. Hij heeft hen nooit meer gezien, veranderde van huis, continent, telefoonnummer. En nu, tien jaar later, gaat hij in zijn hoofd terug naar toen, naar alles wat er vooraf ging aan dat moment. Hij heeft nu zelf zijn eigen gezin, het is nacht, en hij zit te schrijven.

Waarom is hij uiteindelijk definitief weggegaan, nadat hij eerder al afstand genomen had, maar nog telkens terugkwam op bezoek? Dat beschrijft hij in een zachte toon, die in zekere zin daardoor harder wordt. Het gezin, man en vrouw, zoon en dochter, lijdt onder de soms directe en vaak ingehouden of onderhuidse terreur van een dominante en agressieve vader. In wezen is hij een onzekere en bange man, die mogelijk uit een vorm van compensatie de totale controle wil over zijn eigen gezin en het blijkbaar vanzelfsprekend vindt dat hij dat mag doen. Er is een maatschappelijke norm die dat legitimeert. Zijn vrouw is eigenlijk een stuk intelligenter dan hij, had het verder kunnen brengen, had een rijker eigen leven kunnen hebben, had een andere vrouw kunnen zijn. Maar zij is volledig ingekapseld in het net dat hij nauwkeurig rondom haar heeft uitgeworpen. Zij is leeg geworden, een niemand, die alleen mag zijn wat hij toestaat dat ze is. Ze wordt volledig door hem gecontroleerd.

De verteller vertelt zijn verhaal over zijn jeugd in dat gezin door haar te beschrijven. En dat een beetje tot zijn eigen verbazing. Nooit had hij gedacht dat hij over haar zou schrijven, omdat er – zo leek het toch – helemaal niets te vertellen was over haar. Het is alsof, een beetje onverwacht dus, er ineens een stroom op gang komt van herinneringen en beelden. Ze worden niet als een stroom verteld, maar als een geduldig beschrijven van een volgend facet. Met elk stuk zie je de nachtmerrie een beetje beter. De verteller vertelt met grote precisie. Op basis van een aantal elementen achteraan in het verhaal krijg je als lezer de overtuiging dat die kalme precisie als het ware het betere alternatief is voor wat anders agressie zou zijn. Die toon maakt het geheel, met een soort verwarrend lichtheid, genadelozer dan wanneer het een openlijke afrekening zou zijn geworden.

Als lezer verwacht je (of hoop je een klein beetje) dat het terug uit het duistere niets halen van de moeder zal leiden tot iets van een zekere genade. Maar zo werkt het niet. Het is de kracht van dit boek, als roman, dat iemand die verplicht was een ‘niemand’ te worden de hele tijd vooraan in beeld staat. Je ziet haar leven, je ziet wat ze heeft moeten opgeven, je ziet wat haar is aangedaan. Je kunt vermoeden hoe intens haar pijn moet zijn, maar je ziet ook hoe ver die is weggeduwd onder een zelf geconstrueerd harnas van een onverschilligheid uit noodzaak. Je merkt, soms aan kleine details, hoe totaal verstikkend dit alles is voor de ik-verteller. Je ziet ook heel goed hoe het toxische systeem van dit disfunctionele gezin werkt, waarbij de nachtmerrie een normaliteit geworden is. Pas door het afstand nemen kan de verteller stilaan zien hoe het was. Bijna buiten zijn besef om maken de dingen (en zeker ook zijn lichaam dat in opstand komt) hem duidelijk dat hij hen moet achterlaten om zichzelf te redden.

De tragiek van dit alles zit in de onbeweeglijkheid van het systeem. Bij de moeder zijn er enkele momenten van verzet geweest, maar ze is telkens – al dan niet gewillig – teruggekeerd naar die pijnlijke leegte, die nog het enige was wat ze herkende. In een gruwelijk soort verzet van het slachtoffer, bijna een vorm van sublimatie, kiest ze voor een positie van totale overgave, waardoor ze paradoxaal genoeg aan haar man laat voelen dat ze niet bang is van hem. En daardoor verliest hij, de kleine dictator, in zekere zin toch nog, hoewel zij het moet bekopen de hele tijd. Het is een duivelse dynamiek. Je voelt als lezer hoe de zoon op een aantal momenten probeert zijn moeder te beschermen, misschien wel wil redden als hij zou kunnen, maar daarin afgewezen wordt door zijn moeder. Die vaststelling weerspiegelt zich, zo voel je, in een lege plek in hemzelf. Hij heeft als kind geleerd hoe hij zich moest gedragen als zoon, van wie verwacht wordt dat hij van zijn ouders houdt. Maar de onveilige situatie thuis heeft gemaakt dat hij – ook in afwezigheid – geen warme plek kan voelen in zijn lichaam waar de moeder zou zijn. Een plek die door het schrijven van een boek als het ware weer groter had kunnen worden. Maar dat is niet zo. De breuk was de enige manier. Als later blijkt dat zijn vader en moeder op geen enkele manier nog weg raken uit de rol waarin ze terechtgekomen waren, kan hij voelen – aan de andere kant van zijn oceaan – dat hij niets voelt. Het schrijnende moment van het afscheid van zijn moeder, tien jaar geleden, liet heel even een glimmer zien. Een vrouw die beseft dat ze alles zal verliezen wat ze had, maar weet dat het toelaten daarvan tot een totale implosie zal leiden. Door jarenlang preventief die pijn te willen vermijden, had ze al alles verloren, ook al betekende dat een zelfgekozen uitwissing van wie ze was voor een man die haar tot een niets wilde maken, enkel om zijn eigen wankele ik niet onder ogen te moeten komen.

Met Het jubileum heeft Andrea Bajani een zacht maar keihard boek geschreven. De kalmte is bedrieglijk. Het boek als roman is een overwinning op het zwarte gat dat de verteller beschrijft, door zijn moeder in beeld te brengen, wat op zich dan weer een vorm van wraak is op zijn vader die haar onzichtbaar wilde maken. In het verhaal zit er geen troost, in de roman wel. Er is een andere wereld mogelijk, aan de andere kant van de oceaan. De roman is zelf de plek geworden die er vroeger nooit was.

 

21 november 2025

Waar de regenboog de dingen aanraakt


Een nieuwe week. Je bent nog een beetje moe, na een gevuld weekend. Maar de week dient zich wat rustiger aan dan de vorige, meer lege plekken. (Wat je soms wilt zijn, een lege plek.)

Voor je naar de trein gaat, loop je nog even langs de polikliniek, om een afspraak te maken. “U kunt vanmiddag al komen meneer.” Even moet je schakelen in je hoofd, en dan zeg je ja.

De lucht boven de stad is grijs. En ineens is daar de regenboog. Eigenlijk zelfs een dubbele. De buitenste is nauwelijks zichtbaar. Misschien is het een herinnering aan de andere, in dezelfde tijd. En het lijkt alsof de regenboog daar beneden ergens de dingen aanraakt. Je zou kunnen geloven dat je er naartoe zou kunnen gaan, en dan in de kleuren gaan staan. (En zo lang je het niet probeert, kan het dus.)

Het etentje voor je collega die aan zijn pensioen gaat beginnen. Het is een bijzonder moment. Niet altijd besef je dat de tijd beweegt. Ineens zie je het voor je. (Je moet al wat vroeger vertrekken, om straks op tijd te zijn voor het onderzoek.)

Nog even langs huis, voor je weer vertrekt. In de wachtzaal zie je een van je buren. (Zul jij ooit ook zo oud worden?) Hij lijkt zo dapper in het leven te bewegen.

De dokter roept je binnen. Je doet je verhaal, hij volgt mee met je dossier voor zich. De verpleegster komt erbij, hij voert het onderzoek uit. Je krijgt goed nieuws. Als je daarna door de stad loopt, komt er ineens een traan. (Je had het niet verwacht. Het raakt je meer dan je dacht. Iets van die kwetsbaarheid zal wel nooit overgaan, en het is goed.)

Je hebt nog een heel lijstje met dingen te doen. (Het lukt beter nu om je te concentreren.)

Een andere dag. Er is een vraag naar kerstmuziek. (Je bent onder de indruk van je collega’s, die ongeveer elk liedje kennen.)

De afspraak voor het overleg met de minister. Het was al zo vaak uitgesteld, maar nu is hij er wel. Hij oogt een beetje moe in het begin, hij praat zichzelf op gang, en lijkt er dan steeds meer plezier in te krijgen. Hij blijft een half uur langer dan voorzien.

Een gesprek met de mevrouw in de winkel. Hun winkel wordt overgenomen, zal enkele dagen sluiten voor de herinrichting. Je schrikt een beetje, hoopt dat het voor haar en haar collega’s goed zal verlopen.

Een volgende dag. Je vertelt de verhalen aan je kinesiste. (Je wilt altijd enkele verhalen in reserve hebben, merk je. Het doet je denken aan iets wat je zus je ooit vertelde over jou. Misschien had ze wel gelijk, denk je.)

Die middag, het webinar. Jij praat de dingen aan elkaar. Het blijft altijd een beetje spannend. (Apparaten zijn altijd een beetje spannend, misschien is dat het.) Zowat alles loopt heel goed. (Ook dat is weer voorbij.)

Die avond, op weg naar het concert, met een vriendin. (Je hoorde net droevig nieuws.) Je hoopt dat de muzikanten je zullen verrassen. Een mooi plekje, en nog even tijd voor verhalen. De groep begint te spelen. Ze lijken allemaal een beetje verlegen. (Je vraagt je af wie die baslijn speelt.) Het is rustig mooi, met weinig gebaren. Na de pauze is het haar beurt. Vanaf de eerste noot voel je een force of nature. Ze gebruikt de gitaar van de vorige muzikanten, de hare heeft de vliegreis blijkbaar niet overleefd. (Je hebt een beetje medelijden met de gitaar waarop ze speelt, met haar grote gebaren.) Ze lijkt elke vezel van haar lijf in te zetten, met een stem die door alles heen kan gaan. Zo indrukwekkend en intens. (Al ben je stiekem ook wel een beetje blij dat je niet met haar getrouwd bent, of zoiets.) Bij het buitengaan praat je nog even met haar. Ze heeft zich geweldig geamuseerd, zegt ze, en je gelooft haar.

Een andere dag. Je merkt het wanneer je, uit de trein, op weg bent naar het werk. Er is sneeuw gevallen.

Hoe gaat het met jou, wil je weten. Je stuurt haar een bericht. (Iets horen over dat nieuwe leven in dit leven, het is wat je nodig hebt, om een of andere reden.) Het antwoord doet je goed. (Iets is weer thuis.)

Je dagelijkse portie ergernis over de oranje man. “Quiet, quiet, piggy!” (Een golf van woede raast door je heen. Waarom zwijgen al die andere mensen die naast die vrouw staan, in dat vliegtuig? Zijn woordvoerster zal na het incident zijn verwerpelijk gedrag nog goedpraten ook, lees je later. Welk woord zou je ervoor gebruiken?)

Er wordt verder gewerkt aan de kerstsfeer op het werk, zo blijkt.

(Je moet nog altijd die voorbereiding maken voor het panelgesprek tijdens het volgende weekend. Je probeert het al de hele week, telkens schuift er iets tussen. Je moet eerst een lege plek in je hoofd kunnen maken om na te denken.)

Die avond, je probeert nog wat te werken, zodat er ruimte is voor een lege plek.

Een andere dag. Onderweg naar de trein. De mama lijkt gehaast. Ze duwt de kinderwagen met een zekere verbetenheid voor zich uit. De kleine jongen loopt een stuk achter haar. Hij zingt, kijkt verwonderd om zich heen. Alles is geweldig.

(Je denkt aan de vrouw die je in die mooie serie zag. Je zou iets van haar verhaal willen weten.)

Je bent alleen op het werk. (Je doet het licht niet aan, het licht van buiten moet genoeg zijn. Het zal langzaam de dingen overnemen.)

Je knutselt de vrijdagtekst in elkaar. (De woorden maken een plek. Je ziet het, terwijl ze langzaam op het scherm komen. Misschien hebben ze de hele tijd op elkaar gewacht.)

Je krijgt droevig nieuws. Het zou komen, je wist het, en toch.

Je werkt alle dingen op het lijstje snel af, en wacht dan even, tot je de lege plek voor je ziet. Je maakt de voorbereiding voor het panelgesprek, werkt alles in een keer uit, en verstuurt het.

Op weg naar huis ga je nog even de winkel binnen, als om afscheid te nemen. Iets van de nieuwe winkel lijkt al aanwezig te zijn, als een voorafname op zichzelf.

(Het mag stil zijn, denk je.)