30 augustus 2025

Ja, het leven


De eerste werkdag terug. Je hebt zin om weer onderweg te zijn in de ochtend.

(Zou je veranderd zijn tijdens je vakantie? Welke versie ben je nu?)

(Je denkt nog aan die heel erg mooie film die je de vorige dag zag. Je zus moet die zeker zien, denk je.)

Je dacht dat je alleen daar zou zijn. Rustig alles inhalen, en zo alles weer klaarzetten. De dingen. (De plek is blij dat je er weer bent.) Maar je bent niet alleen. Verhalen. (Zouden zij veranderd zijn?)

(Die brief van het ziekenhuis. Het zal nog even duren eer je beslissing in praktijk wordt omgezet. Waarom is je niet helemaal duidelijk. Misschien zul je al die tijd in een tussengebied zijn.)

Een andere dag. De treinen moeten er precies nog een beetje in komen.

De dagelijkse klus voor de vrijdagtekst. Is een beetje als een dans in je hoofd. De stappen komen langzaam terug, als in een adem.

Op tijd weer thuis, straks komt ze.

Ze is er. Je grijze krullen verdwijnen, een voor een, in een vloeiende beweging. (Het maakt je gelukkig, denk je. Iets van toen, het blijft.) En alle verhalen. Je luistert graag naar de hare. Zoals steeds ben je onder de indruk. Ze begrijpt jouw verhalen altijd meteen.

(Iets is onvoorwaardelijk.)

Die nacht. Iemand komt in je droom. Je zag haar al lang niet meer. Die ochtend. Je komt haar tegen.

(Verhalen, in je hoofd. Ze beginnen zichzelf te vertellen.)

Hoe je langzaam weer in het ritme komt.

(Misschien is iets in je ouder geworden.)

Het is stil, het mag.

(Ergens is een vermoeid verdriet.) (Je denkt aan troost.)

Het mooie gesprek met de psychiater. Hoe ze over de kinderen praat. Hoe ze beweegt in het leven.

De nacht lijkt alleen. De dromen nemen je in handen.

Een andere dag. Er is weer meer volk.

Verhalen.

Je wacht op een bericht.

Die avond. Een mooie film, over een onvervulde liefde.

Een andere dag. Even aanwezig in de vergadering, zoals elke maand. Dan de trein.

Je knutselt de vrijdagtekst in elkaar, met zachte vingers. Je kijkt naar de woorden, hoe ze verschijnen. (Misschien wachtte de tekst op de woorden.)

Die ochtend zag je het voor het eerst. De plant op je tafel. (Je probeerde hem in het leven te houden. Het lag in jouw handen.) Dat nog heel kleine groene scheutje. (Ja, het leven.) (Misschien mag het, kun je.)

Berichtjes. Hoe gaat het met jou? Hoe gaat het met jou? Hoe gaat het met jou?

(Onmiddellijk een mooi antwoord, met de berg op de achtergrond. Andere antwoorden volgen later. Met vragen waarop je niet meteen het antwoord hebt.) (Misschien weet je niet of je het goed genoeg doet met je zestigjaar.)

(Hoe woorden heen en weer gaan, door de lucht of zo. Het ontroert je.)

Je zus stuurt je een beeld van een foto van jou, als jongetje. (Je vraagt je af of het jongetje op de foto ernstig, of verdrietig, of bang is.)

Je belt met je zus.

(Iets in de nacht stelt je teleur.)

Een andere dag. De weekendboodschappen. (Een verhaal dat je een beetje verdrietig maakt.)

Je vertrekt, naar die andere stad. Het is fijn om met hen onderweg te zijn, denk je. De verhalen.

Je staat bij de boekenstand, praat met veel mensen. (Je denkt even aan je vader.)

Je wilt op tijd weer terug. Je wacht beneden in het station. Je kijkt naar de treinen, naar de mensen, naar de lijnen en het licht. Een klein meisje komt voorbij. Ze heeft een groot bord in haar handen: “Welkom thuis mama!”

De trein brengt je terug.

Zodra je thuis bent, ga je weer kijken naar de plant. Nog steeds. (Ja, het leven.)

24 augustus 2025

De kraanvogels vliegen naar het zuiden


En dan is je laatste lente, je laatste zomer, je laatste herfst daar. Je lichaam begint het op te geven, kan je niet meer dragen. Er zijn nog zoveel herinneringen. Je zou willen dat iets blijft zoals het is, zodat je minder eenzaam bent. Je zou zo graag dingen willen zeggen die je nooit gezegd kreeg. Maar je lichaam hapert, het draagt een zware erfenis, en het is zo moeilijk om te ontsnappen aan wat je leerde over hoe mannen met elkaar omgaan. Je dierbaren kijken toe, willen het beste voor jou, en misschien ook wel voor zichzelf. En ondertussen blijven de seizoenen bewegen, trekken de vogels weg, ook al laat het leven jou los. De Zweedse Lisa Ridzén maakte er met De kraanvogels vliegen naar het zuiden een heel aangrijpend en teder boek over.

Het boek vertelt het verhaal van Bo, gezien door de ogen van Bo. Hij is 89 en woont nog in zijn huis, erg afgelegen. Maar dat is niet altijd een pretje. Zijn vrouw verblijft in een verzorgingshuis voor mensen met dementie. Hij krijgt drie keer per dag iemand over de vloer die hem verzorgt en de dingen in huis doet. Zijn zoon Hans komt af en toe langs, maar daar is hij kwaad op. Want Hans wil dat Sixten, de trouwe hond van Bo, wordt weggehaald, omdat Bo niet echt meer in staat zou zijn de hond voldoende beweging te geven zonder zelf het risico te lopen dat hij zal vallen. Bo wil dat absoluut niet. Er is de kleindochter Ellinor, met wie hij een goede band heeft. En er is zijn enige nog levende trouwe vriend Ture. Ture zit min of meer in dezelfde situatie, krijgt ook thuiszorg. Regelmatig bellen ze elkaar.

Het boek beschrijft Bo’s laatste maanden, ergens tussen mei en oktober. Als lezer volg je telkens een dag lang wat er gebeurt, en wel op de manier dat Bo die dag beleeft. Door zijn ogen zie je hoe men hem komt verzorgen. Je hoort wat hij zelf vindt van deze of gene verzorger. Er zijn de routines waar hij een hekel aan heeft, zoals wanneer hem laat douchen. Hij wil liever geen luier aandoen, maar als hij dat niet doet, gaat het regelmatig fout. Zijn zoon brengt altijd weer diepvriesmaaltijden mee waar hij geen zin in heeft. De mensen die in huis komen, staan het dichtst bij hem en gaan heel zorgzaam en met veel geduld met hem om. Hij is soms knorrig, wil niet eten, heeft geen zin in zo’n nieuw ziekenhuisbed, wil liever op de harde keukenbank liggen.

Er is het lichaam dat het steeds meer laat afweten. De anderen zien het, als lezer merk je het, maar hij zegt tegen zichzelf dat hij nog wel genoeg kan, hoewel hij waarschijnlijk ook wel weet dat het niet zo is. In zijn hoofd praat hij voortdurend tegen zijn afwezige vrouw Fredrika. Haar gaan bezoeken vindt hij moeilijk, ze is iemand anders geworden. En er is vooral Sixten. Hij wil hem de hele tijd in zijn nabijheid voelen en probeert zich op alle mogelijke manieren ertegen te verzetten dat Hans Sixten zal komen weghalen. Het worden hele tirades in zijn hoofd. Als lezer kun je in je eigen hoofd een beetje uitzoomen. Je begrijpt hoe Bo zo gehecht is aan zijn trouwe metgezel, en die veilige nabijheid niet wil opgeven. Je voelt veel begrip voor wat Bo al snel als betutteling ervaart, van zoveel mensen die menen te weten wat goed is voor hem, terwijl hij dat zelf wel denkt te weten. Je ziet hoe Hans dingen nogal snel wil ‘regelen’, misschien ook wel om zelf niet te zeer geconfronteerd te worden met een pijnlijke aftakeling. Maar je ziet ook wel hoe alle anderen zien hoe Bo wegglijdt en mogelijk gevaar loopt, hoe ze op hun manier proberen hem zo lang mogelijk in zijn omgeving te laten. Bo merkt zelf ook wel hoe hij dingen vergeet en de grip op de tijd en zijn omgeving verliest. Het is of in zichzelf allerlei krachten in verschillende richtingen trekken.

Terwijl hij in huis ligt, schuiven herinneringen rustig heen en weer in zijn hoofd. Beelden van een dominante en explosieve vader. Fredrika die in zijn leven komt en hem in zekere zin redt. Mooie herinneringen aan de jeugd van Hans en het gezinsleven. Ook veel vragen. De angst die hij altijd had dat hij misschien dat explosieve karakter van zijn vader heeft meegekregen. De twijfel over wie hij was als vader en echtgenoot. In al die verhalen krijg je veel te zien over normen en codes van hoe mannen leven en communiceren in dat landelijk gebied, ver weg van de stad. Het is heel ontroerend om te merken hoe Bo in zijn hoofd navigeert tussen zijn plots opkomende kwaadheid voor wat zijn zoon wil doen en tegelijk ook zijn liefde en trots voor zijn zoon. Er zijn zoveel momenten waarop hij zou willen zeggen hoeveel liefde hij voelt voor die zoon, maar het lukt maar niet. Hij beseft ook dat hij vaak veel te weinig oog had voor wat zijn vrouw wilde, voor een eigen leven naast het gezin dat zij had kunnen hebben.

Het is heel mooi hoe die onderdelen met telkens een dag of dagdeel vormelijk worden afgewisseld met kleine notities door de verschillende zorgverleners en Hans, waarmee ze met elkaar communiceren. Die geven een extra structuur aan het boek, door telkens even de blik van buiten naar binnen toe te voegen. Er spreekt ook veel zorg uit voor die man die ze geduldig bijstaan. En op de achtergrond van het gebeuren zijn er de seizoenen die voorbij gaan, onder meer via de subtiele verwijzingen naar de kraanvogels die zich klaarmaken om te vertrekken naar het zuiden.

Het is indrukwekkend hoe de auteur door de hele tijd te werken met ik-verteller Bo een wereld oproept waarin je alle complexe en subtiele gedachten kunt volgen van een oude man die naar zijn dood gaat. Het is alsof je kunt voelen hoe het is, dat lichaam dat een beetje zijn eigen weg gaat en het opgeeft. Terwijl is het hoofd nog heel actief. Terwijl het heden een beetje lijkt te verbrokkelen, zijn de beelden, geuren en herinneringen van toen nog heel intens aanwezig. Er zijn twijfels en inzichten, dingen die je zeker nog zou willen zeggen, maar het lichaam hapert, je temperament neemt het soms ongecontroleerd over, en je hebt nooit geleerd hoe je als man open over je emoties praat. Er is de drang om je vast te willen klampen aan de liefde die er nog is, met je hond. De scheiding is hartverscheurend, ook al weet en hoop je dat je hond dingen nodig heeft die jij niet meer kunt geven.

De kraanvogels vliegen naar het zuiden is een ontroerend en melancholisch boek met veel zachte wijsheid. Je voelt als lezer het gewicht van de naderende dood, je kunt begrip hebben voor hoe alle betrokkenen de dingen zien en ervaren, je kijkt met veel mededogen naar het proces in het hoofd en lichaam van Bo. Het raakt je heel erg diep, zet je aan het denken, maar het is tegelijk ook heel zacht en licht. Vaak moet je glimlachen met de subtiele rebellie van die oude man die zijn leven zelf in handen wil houden. En bijna de hele tijd is het alsof wat je leest in dialoog gaat met de versies van jezelf die je in je hoofd ziet, met je eigen twijfels en oordelen en angsten. Het boek blijft je bij, als een geschenk.

23 augustus 2025

Een berg


Een nieuwe week. (De laatste week, voor.)

Vroeg uit bed, om die trein te halen. Naar het noorden. (En goed kijken straks, de nummers van de bussen zijn veranderd.)

Het dorp waar je ooit vandaan kwam. (Het is elke keer een beetje wennen weer, je ademt anders daar.)

Bijzonder om even bij je vrienden te kunnen zijn, hun verhalen te horen. (Het leven is kwetsbaar, kostbaar, denk je.)

Je wacht op de bus, iemand komt naar je toe fietsen. Een vroegere collega van je vader. Even bijpraten. Het ontroert je.

Het ritme van de trein terug. (Je verdwijnt een beetje.)

(Heb je nu al een beslissing genomen over de brief?)

Snel fietsen naar de andere kant van de stad, voor je vergadering. Ze wachten op je, in dat mooie gebouw. Het is boeiend. (Je moet in je hoofd alles weer terughalen, ze merken het niet, denk je.) Ja, je zult een nieuwe versie van de tekst schrijven.

Weer thuis. Even gaan kijken bij die plant. (Het lijkt goed te komen. Misschien zul je niet falen, in het leven.)

Een andere dag. Je begint vroeg. Je hebt die nieuwe versie te schrijven. Eerst al het voorbereidende werk, zoals je alle groenten klaarlegt voor het koken, of zoiets. (Je ziet het nog niet, de tekst laat zich nog niet zien.)

De vergadering. Je probeert zo goed mogelijk te luisteren, probeert de cijfers te zien, hoe ze zich tot elkaar verhouden.

Traag naar huis stappen, nog even langs de winkel. (Je kijkt.)

De tekst begint te bewegen, laat zich zien.

Zoals elk jaar zit je daar. De mevrouw gaat je oordoppen testen. Ze zitten in je oren. In het gaatje waar normaal het filtertje zit steekt ze een slangetje. Weer geen lekken. (Jippie.)

Je werkt de tekst af. (Het moet er ook netjes uitzien, denk je, dat maakt de tekst rustiger.) (Je had er ook aan gedacht, terwijl je stond te koken hoe je een tekst die je moet bewerken eerst altijd een beetje rustig moet maken.) Ze krijgen je tekst, zoals je beloofd had.

Een andere dag. Je mag weer terug naar de kinesiste. Ze ontdeukt je.

Je vertrekt met de trein, naar de andere kant van het land. Onderweg hoor je de ene taal in de andere kantelen.

Het boek ontroert je erg. (Iets over oude mannen, in hun laatste rit. Iets over liefde.) De trein rijdt de hele tijd naast de rivier. Het is zo mooi.

Ze wachten je al op. (De taal kantelt nog eens.) Hoe lang is het geleden dat je nog eens in deze stad was? Je was nog een kind.

Op weg voor de wandeling. De veerman zet jullie over. Het water is zo vredig.

Een heel mooie wandeling. Het bos, de berg op. Het wonderlijke uitzicht boven, beneden de rivier. (Het is alsof de rivier iets weet.) Een traag gesprek. (Je denkt na over helen, over rustig stabiel.)

De trein terug lijkt sneller te rijden.

(Hoe zal het gaan? Zal het fout gaan?)

Bij de overstap kun je gelukkig gewoon vertrekken. Alle andere treinen, naar de hoofdstad, staan stil.

Nog snel langs huis. (Het gaat een beetje fout.)

Maar een beetje te laat op je afspraak. Je bent blij haar te zien, het lijkt al zo lang geleden. De verhalen ontroeren je. Over iets vinden. Je vertelt een verhaal dat je moe maakt. (Het leert je iets over jezelf. Je kijkt.)

(De nacht moet wachten, tot de verhalen in jou gaan liggen.)

Een andere dag. (Je hebt beslist.) Je belt naar het ziekenhuis. De mevrouw vraagt dat je alles nog eens in een mail zet.

Je stuurt de mail. Iets zal worden afgesloten. (Tegelijk zal iets nooit helemaal voorbij zijn, maar het is goed zo, denk je, het was tijd.)

(Het was een berg waar je over moest. Je moest wachten tot het moment daar was, misschien.) (Je bent een beetje droef, een beetje moe.)

Je werkt nog even aan het verslag. (Het helpt je.) Je vertrekt voor je afspraak. Onderweg kom je je maatje tegen. (Zo goed dat hij weer veilig en wel hier is.)

Een bijzondere afspraak. Het is al zo lang geleden dat je haar nog zag. (Je denkt nog aan die ochtend, het lukt om het gewoon te vertellen.)

Weer thuis. (Het is goed om even thuis te zijn. Je vertelt iets aan de plant.)

Onderweg voor je bezoekje. Het is alsof je de oude man uit het boek voor je kunt zien.

Ze doet de deur open, is blij dat jij het bent. Het licht in haar nieuwe huis. De enorme plant. Ze vertelt over het geluid van het ontrollen van een nieuw blad.

Het restaurant. Het is zo ongelooflijk lekker. Alles is zo rustig. De verhalen.

Je wacht op de trein, het is nog een heel stuk terug.

(Hoe zal het gaan? Zal het fout gaan?)

(Het gaat goed. Het mag, misschien.)

Een andere dag. Op weg naar je werk, waar je heel even moet zijn. Weer in die ochtendtrein, als een beetje oefenen al.

Het voelt zo goed, even daar te kunnen zitten. (De plek heeft je een beetje gemist, zo voelt het.) Het licht.

Even over huis. En dan vertrekken voor je bezoek. De groep mensen op het perron daarnet, ze zitten in dezelfde wagon. Het is zo mooi, hoe ze met elkaar omgaan.

Je bent een beetje te vroeg, wacht voor haar deur, kijkt naar de huizen in de straat, de mensen die voorbij komen.

Een bijzonder gesprek. (Je volgt de rivier, denk je.) Iets over moed. Je probeert iets uit te leggen. (Tranen.) Je weet niet of je het ooit zult zijn, misschien hoef je het antwoord niet te weten.

De jongen in het restaurant. Het duurt drie apparaten eer je kunt betalen. Hoe hij vertelt, het doet je glimlachen. Je vertrekt.

(Hoe zal het gaan? Zal het fout gaan?)

Je leest het boek uit, net voor je arriveert.

(Het gaat goed. Het mag, misschien.)

(Soms verlang je naar troost, denk je, terwijl je door de stad naar huis loopt. Je neemt een stille route, ginder ergens zijn heel veel mensen verzameld, dat mag daar blijven.)

De ochtend is een beetje traag.

Na de weekendboodschappen, een afspraak. (En ook nog een grote meid die dag komt zeggen.) Je hoort jezelf praten. (Je zou iets willen zeggen over onvoorwaardelijk, misschien hoeft het niet, was het al duidelijk.)

Op weg naar je vergadering, in die andere stad. Je hebt de voorbije dagen alles goed voorbereid, denk je. (Je hoopt dat je een plek kunt zijn.) Je mag beginnen in weer een vers boek. Het doet je al glimlachen vanaf de eerste bladzijde.

(Iets is droef, op de weg terug.) (Er is alleen nog dat stuk over waarin je alleen zult zijn, je kijkt ernaar uit. Misschien zal het lukken, de volgende dag, om naar de film te gaan. Je verlangt naar verhalen, je zou willen verdwijnen in verhalen.)