29 januari 2022

Oefenen in zintuigen


Bijna iets horen terwijl je met je pen een kaartje schrijft. De inkt ruiken.

Het schaaltje (gemaakt door een vriendin) op de tafel, met clementines. Hun geur hangt over de tafel.

Wakker worden en met je hand naast je in het bed een herinnering voelen.

Het warme water over je rug in de douche, stiekem willen blijven staan.

De kranten voorzichtig uit de brievenbus halen. (Je kleine oplossing om te voorkomen dat ze zouden scheuren heeft gewerkt. Even extra voelen aan de kranten.)

Het pakje koffie open knippen, even alleen maar ruiken.

Het gewicht van de melkfles, en hoe die voelt in je handen. Iets brengt je terug naar toen.

De fietser horen naderen, achter de hoek, op de kasseien.

Kijken hoe de vrouw door de winkel beweegt.

Traag over de kasseien gaan, voelen hoe ze je zachtjes uitdagen.

De stem van de vrouw op de radio, en hoe die beweegt in je huis.

Je de geur van iemand herinneren.

Denken aan hoe je het straks warm zult hebben.

Ineens in je lichaam het huis voelen, daar in de verte, waar je niet meer naartoe kunt (als je dat al zou willen).

De huid van de courgette. Ze biedt een beetje weerstand tegen tasten.

Even de handen van je vader en daarna je grootvader in de jouwe zien, en dan voelen aan de bureautafel die jullie samen maakten.

Het geluid van de wasmachine, ergens op de achtergrond.

De gemberthee, net voor je proeft.

Tintels, achter in je nek. Ineens.

Je voet die onder het dekentje wacht met opwarmen.

Spaanse wijn.

De slablaadjes losmaken.

Niet helemaal weten waar je het uitstellen zou voelen. Of misschien wel.

Denken dat je eigenlijk alleen maar zwarte peper wilt gebruiken, geen witte. (Het heeft iets met herinneringen te maken, denk je. Of met die pepermolen.)

Wat je zou vragen, en hoe het zou voelen.

Het warme afwaswater.

Chocolade. Een klein stukje, zoals elke dag. (En elke dag lijkt de smaak net iets anders, denk je.)

De letters van de ondertitels op het scherm lijken ineens zo scherp.

Iets zindert in je voeten. (Vorige week was het je been, al was dat meer een soort pulseren. Welk woord zou je ervoor moeten gebruiken? Ooit was het ook je bekken. Niet weten wat iets zegt.)

Famous Blue Raincoat, alsof je het voor het eerst hoort.

Een muntje, en herinneringen die zich openen.

Het geluid van een berichtje van een vriendin. De ruimte rondom je verandert een heel klein beetje.

Je hand wil je schouder voelen, de huid. (Iemand merkte op dat je dat deed.)

Weer weten hoe je je voelde tijdens dat concert van Joe Henry.

De stilte zien in het licht buiten.

28 januari 2022

In zinnen


De nacht leek zo diep. Je komt van ver, in de nieuwe week. (Misschien is het een beetje als uit een zwembad omhoog klimmen over de rand. Een beetje.)

Het ritme zoeken. Varianten van zithouding. (Soms lijk je zo groot en hoekig.)

Een mooi gesprek. (Het gesprek van het huiswerk.) Het blijft nog door je hoofd gaan nadien. (Het is goed dat het tijd vraagt om zich neer te leggen. Er is nog zoveel te begrijpen.)

Soms schuift de dag niet om je heen, soms hapert de tijd, ergens in de namiddag. Tot het weer voorbij gaat.

Een gesprek op afstand. Iemand vindt het lastig. (Wat jou dan weer een beetje rusteloos maakt.) Soms voel je je jong.

In de ochtend door de stad lopen. De meneer in de krantenwinkel lijkt blij je te zien. Lekker stappen, laagjes warmte opstapelen in je huid.

Je maakt alles klaar, voor het seminarie dat je gaat organiseren. Als hoopjes, netjes naast elkaar, op de tafel. Je wacht op het teken. En alles vertrekt. Nu maar wachten.

Je belt nog even, luistert naar stemmen. (Er is altijd die ene seconde, net voor de herkenning.)

Je denkt iets over eenzaamheid.

Vroeg in de dag, op weg naar het station. Alleen de meneer die de straat schoonmaakt is al in de weer. Goedemorgen. (Soms voel je dat je steeds meer zin krijgt om goeiedag te zeggen tegen allerlei mensen die je tegenkomt. Misschien ben je toch ouder aan het worden. Of is het gewoon dat goede voornemen?)

De mensen zitten breed in de trein. (Jij wilt liever smal zijn, klein, en warm.)

Werkgesprekken, het lijkt zo’n eeuwigheid geleden. De poetsmevrouw maakt kennis met je collega. De planten zijn nu helemaal in goede handen.

(Je zoekt iets op over je pensioen. Misschien is dat zorgwekkend, waarschijnlijk niet.)

De mevrouw in de winkel glimlacht wanneer ze je ziet binnenkomen. (Ze doet dat misschien bij iedereen, maar dat hoef je niet te weten.)

Je schuift in de avond. Je lichaam laat iets los. Misschien kun je al beginnen aan dat tekstje voor de volgende dag. Je wacht op de woorden. Die eerste zin staat er meteen. Daarna moet je volgen. (Het gedicht wil je iets zeggen over de liefde, denk je.) En dan stopt het, dat laatste stuk is voor de volgende dag, de dag waarop.

Het overleg in de ochtend. (Je ruikt de gember door het scherm. Dat is wel een fijne gedachte.) Het maakt je gelukkig. Je zou niet helemaal kunnen uitleggen waarom.

De nog ontbrekende woorden komen. Toen je de uil zag, vielen de stukken ergens in elkaar, hoewel je de woorden, de zinnen nog niet zag. Wel de lege plek waar ze zouden komen, en hoe ze zouden voelen.

(Het voornemen om zachtheid in de wereld te brengen af en toe, wanneer je handen het toelaten.)

De vergadering wringt tegen, in jou. Of misschien ben jij het. (Nadien probeer je te ontrafelen wat het is.)

(Iets over warm water. Mmm.)

In het webinar zie je de president. Je hoorde zijn stem nog niet zo vaak. Je had die lager verwacht, denk je.

Het gesprek in de avond raakt je. Hier zijn we, denk je. (Het is alsof je iets ziet van de tijd die komt.)

(Je hebt het gedicht zomaar losgelaten, besef je in de nacht. Tegen dat je groot bent, zal het misschien wel lukken.)

Je begint vroeg. (Buiten komt het licht elke dag een beetje dichter, het mag.)

De kaartjes schrijven en wegbrengen naar het postkantoor. (Soms is de wereld ingewikkeld. Het verjaardagsbeleid gaat rustig verder.)

Een fijne middagafspraak. Je bent blij hem te zien.

De nota die je nog te maken had. (Je wilt hem liever uit je systeem hebben, denk je.)

De dagen zijn voorbij gegaan. (Je weet nog altijd niet hoe oud je bent en of je al iets meer hebt begrepen over de liefde. Dat is niet erg.)

23 januari 2022

Justine


Ik zag haar voor het eerst die ochtend op het perron. We stonden allebei te wachten op de trein, die ondertussen al twaalf minuten vertraging had.

Ze kwam naast me staan en vroeg wat ik van het licht dacht.

Ik vertelde haar dat ik elk jaar rond deze tijd een beetje verlang naar het licht van februari. Het is een soort verlangen naar iets dat bijna binnen handbereik is en dat tegelijk onvatbaar is. In februari stel je, terwijl je wat staat te dromen op het perron ’s ochtends, ineens vast dat het licht van februari er is. Het is licht, besef je ineens.

Ik zag aan haar ogen dat ze glimlachte. Ze had mooie ogen, dat zag ik ook.

Ze heette Justine, zo zei ze. Of dat van dat liedje was, vroeg ik. Nee, maar ze vond het ook een heel mooi liedje. Ik vertelde haar over die ene zin in dat liedje die me elke keer opnieuw een beetje week maakt.

‘De voorbije dagen was het alsof ik de hele tijd week was. Bij elke film, elke serie, bij zoveel liedjes op de radio, stukken in de krant, een kind dat aan het spelen was op het plein, altijd was het daar. Het was alsof mijn huid open stond.’ Dat zei ze.

Ik vertelde haar dat ik de vorige week ook zo’n dag had. Het was een dag in de week, maar het was ook een weekdag, dus. Ze glimlachte.

‘Soms verlang ik naar drijven. Gehuld in alleen maar het water en de lucht zou ik dan willen drijven, op warm water. Heel lang. Zonder iets te zeggen. Er mag iemand bij zijn, maar het hoeft niet.’ Ze sloeg haar ogen neer.

Ik zei haar dat ik het een mooi verlangen vond. Je kunt al bijna voelen hoe het zou kunnen zijn, gewoon door eraan te denken.

Ze vertelde me over een verdriet dat in haar huist, een oud verdriet. Ze zei dat het niet erg is dat het er is. Het moet door je lichaam heen, zei ze, in de tijd die daarvoor nodig is.

Ik vertelde hoe ik soms verlang naar zachtheid. Niet in de zin van iets softerigs of zo. Maar gewoon een soort beeld dat je een dag lang alleen maar omringd wordt door zacht. En dat dan ook je huid verandert.

‘Misschien is dat iets als dat drijven? Dat je een beetje wilt weglekken of zo?’

We begonnen allebei te lachen. Ik zei nog iets over dat je dat weglekken het best in de regen doet, omdat het dan niet zo opvalt.

Ondertussen was de trein er. We stapten in. Bijna de hele wagon was voor ons alleen. Het licht in de wagon was net iets te hard voor onze woorden. Maar je kunt februari er altijd wel een beetje bij denken.

Ik vertelde haar over de ingewikkelde dromen die ik de vorige nachten had gehad. Zoals die ene, met al die mensen die heen en weer gingen, en mijn vruchteloze pogingen om de afwas te organiseren. En hoe meer ik heen en weer liep om die afwasteiltjes te zoeken hoe moeilijker het werd. Ze waren er eerst wel, in grote hoeveelheden. Maar zodra ik ze wou nemen, waren ze ineens verdwenen, of veranderd in iets anders.

Zij vertelde over een droom waarin ze de trap opliep naar boven, en voelde dat het misschien niet meer zou lukken om nog terug naar beneden te gaan.

Buiten waren er felle kleuren te zien in de lucht. Soms zwegen we even, en keken we alleen maar.

Ze zei nog iets over het boek dat ze aan het lezen was. Iets over winteren.

Ik zei dat ik dat boek nog had aangeraakt in de winkel. Soms moet ik aan een boek kunnen voelen om te weten of het iets zal zijn voor mij. En soms weet ik dan of ik het meteen mee wil nemen, of later, of niet. Of dan weet ik of het boek iets zal zijn voor een van de mensen die ik graag zie.

Ze zei dat ze dacht dat het boek wel iets voor mij zou zijn. En dat ze hoopte dat ik er dan iets over zou vertellen tegen haar, als ik haar nog eens tegen zou komen in de trein. Misschien wel met het licht van februari.

Het leek me een heel goed plan.

Soms zou je willen dat een trein tijdens de rit vertraging heeft. Maar het leven loopt niet altijd zoals je zou willen.

22 januari 2022

In dit nu


Hoe je je adem hoort.

Waar hier overgaat in daar weet je nooit zeker.

Je kunt wel zoeken.

Elke dag weer beginnen.

Met niet weten.

Waar het kantelt, dus.

En het gewicht in je huid.

Het is op doortocht.

Terwijl je staat, in de wind.

En je niet weet.

Tot waar de wind waait.

Maar kijken kan wel.

En het lijden.

Het is te zien.

Net als de golf.

Het verlangen van het water.

Je ademt in getijden.

Terwijl stap je verder.

In aandacht.

Waar het begon, je weet het nooit zeker.

En iemand zei het ooit.

Dat je ook in afwezigheid kunt zijn.

In onstilte.

En terwijl betreedt het water het strand.

Om te komen, en weer te gaan.

Zo komt het bij je binnen, was het al daar.

Het is er allemaal.

In dit nu.

Je brokkelt af.

En je vertrekt weer.

Misschien is er troost.

In die lege plek tussen voor en na.

Al weet je nooit zeker, waar voor overgaat in na.

Je luistert naar je adem.

21 januari 2022

Church Street Blues


De dagen schuiven zachtjes voorbij, bijna ongemerkt. Ze verdwijnen in elkaar, en toch ook niet.

Misschien wou je het wel zo. Het ritme van de dagen. Gewoon werken, stil, en dan weer even niet. Misschien was het de zee die je dat gaf, en zag je dat pas nadien.

Het lawaai mag ver weg blijven.

Iets van grenzen, je had het je voorgenomen voor het nieuwe jaar.

Af en toe is er dat bericht. Het doet je even verkrampen, waarna je wacht tot het weer weg gaat, weg drijft.

Tussendoor zijn de bewegingen klein, zo is het in je hoofd.

De meneer in het postkantoor heeft er weer zin in. Hij praat altijd net iets te hard, maar het geeft niet. Zijn collega helpt iemand, in allerlei talen.

De vergadering. Je probeert iets uit te leggen dat je verdrietig maakt. Iets met grenzen.

Een lang gesprek aan de telefoon. Het doet je goed haar te horen.

Soms blijf je nog even zitten, net voor de nacht, net voor je je uit handen zult geven. In dat niemandsland tussen dag en nacht. Soms zie je daar iets dat je terugbrengt.

Vroeg in de ochtend, het is nog stil in de stad. Waar gaan die andere mensen naartoe?

Je krijgt bericht dat de plaat die je bestelde is aangekomen. Je loopt langs de winkel om ze op te halen, in een klein boodschappenrondje. Het is mooi, hoe die muzikanten iets doen met wat er al was, en het naar een andere bedding leiden. Het ademt anders. (Je zou graag dicht bij hen in die studio willen zijn, onopvallend, stil, alleen maar luisteren en kijken. En je zou zachtjes in de tijd schuiven.)

Je kijkt naar de postbode die zigzag over het plein loopt, met pakjes en brieven. Het is alsof hij in zijn bewegingen zoekt naar een zekere zwierigheid. 

Je leert het nooit af, een lijstje maken om voorbereid te zijn voor die vergadering.

Een stroom in je dromen. (Soms ben je even wakker, zie je dat er lichten voorbij het raam schuiven. Het leven gaat door in de nacht.)

Het is stil in de trein. (Misschien kan iedereen een beetje zachtheid gebruiken.)

Hij had jouw koffie gemist, zegt je collega.

De meneer in de vergadering legt allerlei dingen uit die iets met wifi te maken hebben, blijkbaar. Je knikt alsof je het helemaal voor je ziet wat hij bedoelt. Niet echt, eigenlijk.

Weer thuis probeer je je meterstanden door te geven via het webformulier. Je doet iets fout, blijkbaar. (Als je het niet onmiddellijk probeert recht te zetten, zul je ongetwijfeld de volgende dag geëxecuteerd worden. Of de dag daarna. Of misschien toch niet. Alhoewel.) De mevrouw aan de telefoon is heel vriendelijk.

Allerlei bekende mensen schuiven zomaar voorbij in het webinar. Je kijkt naar het pak van die Afrikaanse president die aan zijn bureau zit, en soms een beetje glimlacht. Het pak zit beter dan dat van de Europese president. Die trouwens ook veel meer met zijn handen wappert.

De nacht is stil.

De vergadering loopt beter dan verwacht. Ineens is alles al geregeld. Iedereen lijkt heel even een klein beetje in de war, en zwaait dan naar het scherm.

De mevrouw in dat middagfilmpje doet rare dingen.

Je knutselt snel verder aan de tekst, zoals elke vrijdag. Je kijkt naar de zinnen, in het Frans, in het Engels, die op je scherm komen.

De poetsmevrouw loopt zingend door de gang.

Je belt nog even naar de websitemevrouw en wenst haar een gelukkig nieuw jaar. Het loopt lekker, zeg je.

Je loopt door de stad, op weg naar huis. De dagen zijn zomaar voorbij geschoven, denk je.

16 januari 2022

Wat je niet weet


Soms, op een onbewaakt moment, misschien wel in die paar stappen tussen de stoel en de keuken, schuift een verdriet in je lichaam. Het is geen blok die op je valt, het haalt je niet onderuit. Het is er, gewoon, even. Als iets aan de onderkant van je adem.

Niet zo lang daarvoor huppelde je nog door de kamer. En straks zul je dat wel weer doen, misschien. Of morgen.

Misschien is het de stilte van een zondag, die een kleine open plek in de tijd laat. Een welkomplek.

Het is van iedereen, waarschijnlijk.

Misschien waren het die mooie foto’s die je zag. De tranen, de vermoeidheid, hun ogen. Zorg. 

Je wordt zo moe van het lawaai soms, denk je. Misschien is dat het. Was er wel genoeg stilte om te rouwen? (Het klinkt zo groot zo, je zou kleinere woorden willen.) Zoveel doden zijn ongezien, zoveel machteloosheid is ongezien. Iets in die aard. De gedachte zal ook gewoon verdwijnen in de zondag.

Je kijkt naar je handen.

Misschien was het iets anders, iets dat gewoon altijd bij je is. Misschien zijn we allemaal een beetje ontheemd. (Ineens komt het naar je toe, die plekloze plek waar je niet meer naartoe kunt gaan. Niet dat het erg is, niet dat het anders zou kunnen zijn. Het is gewoon, en het laat zich beseffen.)

Je hebt een warm plekje gevonden, in de hoek van de kamer. Daar ben je graag. Je leest in het boek. Het voelt goed, alleen maar in een boek zijn. En toch is er iets in het verhaal, in hoe die mensen in dat boek met elkaar omgaan, dat je triest maakt. Ze worstelen.

(Hoe je jezelf hoort praten in je hoofd. Ik zou dat niet kunnen zo, zoals zij dat doen. Het zou niet werken. Ik zou alleen maar weg willen. Nog liever alleen zijn dan dat. Het gesprek leidt nergens naartoe.)

Je kijkt er gewoon naar, zoals je kijkt naar de wind in de planten op het terras. En het is, en het beweegt wel mee.

Je ziet de vrouw in het programma. Hoe ze praat over haar vader. Je ziet de foto’s. De spullen die ze voorzichtig op de tafel legt. Ze vraagt aan de andere vrouw om die terug te helen. De andere vrouw neemt de dingen in haar handen. Ik zal ze heel voorzichtig schoonmaken, zegt ze, met een zachte borstel, ze zouden anders in mijn handen uit elkaar kunnen vallen, zo breekbaar zijn ze. Ze worden weer heel.

Het gaat ook over vaders en moeders en kinderen, denk je.

Misschien is het dat je niet weet of je genoeg hebt gedaan. Misschien weet je dat wel, en soms weet je dat niet. Dat zou beter kunnen zijn. Hoe de kinderen je zullen herinneren, dat weet je niet. En ook dat is niet zo erg, waarschijnlijk. De rivier neemt dat wel van je over, zeggen de woorden.

Heel zorgvuldig het eten klaarmaken. Heel zorgvuldig de planten water geven.

Er is ook het rouwen dat je kreeg. Je kijkt ernaar. Hoe het beweegt, hoe het kleiner wordt. Wat je leerde over dit nu, dit hier.

Een zondag is ook een oefening in gastvrijheid.

Je denkt iets over zachtheid, en wat je na zult laten, ooit.

Het is mooi hoe de zondag je niet loslaat. Er is geen open plek zonder bos en omgekeerd. De zondag omhelst je, draagt je naar de volgende dag.

Misschien hoef je het niet te weten, hoef je niets te doen.

En dat is goed.

15 januari 2022

Dagwoorden


Mistkoude

Winkelglimlach

Vitabella

Glasscherfontwijkingsmanoeuvre

Raredroomman

Aanrechtlandschap

Huidvergeten

Koffiespoor

Melkflesterugkeer

Eerstewoorddrempel

Tekststroomgeduld

Triggerrafels

Stoelwiebelen

Appelstroop

Dante

Dutgloei

Emilyverwarring

Hewittbach

Streelbeeld 

Linkuitstel

Schoudervast

Vooravondlichtvaststelling

Soeprestje

Fruitstapelen

Pepergenotrilling

Knuffelverhaaltraan

Kaastwijfel

Mmmmdansje

Afwasorganisatiebeleid

Verdrietbedding

Vikingschip

Stukjesleegte

Tintelherinnering

Fadoadem

Uitzichtaanraking

Woordplekken

14 januari 2022

Een trage liefde


‘Het is zo goed dat we elkaar nog eens kunnen zien. Het lijkt alweer zo lang geleden.’
‘Het is ook zo, lang geleden.’
‘Dat vind ik zo mooi aan jou, en aan ons, dat we gewoon verder kunnen gaan telkens. Dat ik me daar geen zorgen over moet maken. Dat ik bij jou niet hoef te denken dat ik weer iets fout heb gedaan of zo.’
‘Het zou wel heel grappig zijn dat ik zou zeggen dat jij iets fout zou hebben gedaan.’
‘Nou ja, het falen is wel mijn uitgangspunt natuurlijk. Maar bij jou denk ik daar minder aan.’
‘Dan is het goed.’
‘Was de reis goed?’
‘Ja, al had ik bijna het station gemist. Ik zat helemaal in dat boek.’
‘Het is goed dat je er bent. Heb je het wel warm genoeg? Anders geef ik je mijn sjaal.’
‘Het is helemaal goed. Had je nog mooie gedachten vandaag?’
‘Even denken. Ja, eigenlijk wel. Ik stond vanmiddag aan het raam te kijken, met mijn koffie, toen de postbode over het plein liep. Hij had zo’n stapeltje brieven in zijn hand. En ik stelde me voor dat het allemaal liefdesbrieven waren. Dat zou toch mooi zijn, dat die dan overal in de bus liggen te wachten. Zo’n brief laat zich dan openen. Maar die woorden waren er al de hele tijd, onderweg, geduldig.’
‘En heb jij zo’n brief gekregen?’
‘Nee, toch niet. Ik hoop dat de buurvrouw er eentje heeft gekregen. En jij? Hoe gaat het met de liefde?’
‘Goh, die man was het toch niet eigenlijk. Ik had het al wel een tijdje door, maar ik wou het niet toegeven aan mezelf denk ik. Je weet soms wel dat het eigenlijk niet goed voor je is, maar op sommige momenten wil je dan gewoon tegen iemand aan liggen, heel even. Maar na een tijd voel je je dan nog eenzamer. Het hoeft even niet meer. En jij? Al een nieuwe liefde?’
‘Nee. Het is denk ik beter zo, alleszins op dit moment. Het is soms moeilijk, het idee dat je precies telkens opnieuw in hetzelfde terechtkomt. Ook al is dat niet zo, of toch niet echt. Ik weet soms zelf niet goed wat ik nu eigenlijk verlang. Iemand zei me dat ik gewoon bang ben om opnieuw gekwetst te worden, maar het is toch iets anders, denk ik. Maar gelukkig kan ik nog altijd gewoon naar jou kijken.’
‘Jij mag naar mij kijken. Weet je, dat is nooit weggegaan. Het gevoel dat je me ziet, als je naar me kijkt. En dat voelt warm, en veilig.’
‘Als jij er bent, voelt het alsof ik hier ben, en alleen hier. Dat de dingen zich hier neerleggen en dat het stil wordt of zo, ook al is er veel lawaai rondom ons.’
‘Dat is een mooie gedachte, stel je voor dat het zo zou zijn.’
‘Heb jij dat soms ook dat je je tijdens een droom – al zal het wel net daarna zijn – afvraagt hoe je zelf zo’n ingewikkelde dingen kunt bedenken. Als ik een verhaal probeer te schrijven, lukt het me precies nooit om een soort verhaallijn te bedenken die niet onnozel of kaal is. Maar soms in een droom zie je dan de meest ingewikkelde dingen. En dat komt toch uit hetzelfde hoofd.’
‘Ik vraag me zo’n dingen niet af, denk ik. Ik ben altijd blij met de geweldige dingen die ik mee mag maken in mijn dromen. Maar misschien ben je toch te goed in die discipline van het uitgesteld genot en zou je kunnen overwegen om enkele dingen uit je droom te verhuizen naar het echte leven.’
‘Zou mijn leven dan niet te spannend worden?’
‘Je kunt dat aan, denk ik.’
‘Ik moet er nog eens over nadenken.’
‘Ik had van de week wel een akelige droom. Ik weet niet meer juist hoe het was, iets met een grot. En ik ging naar binnen en raakte ergens gekneld. En het was koud en vochtig, en er kwam niemand.’
‘Zelfs ik niet?’
‘Nee, jij ook niet. Al zou het misschien wel een goed plan geweest zijn. Je staat scherp zie ik, strakke lijn.’
‘Het kan altijd nog beter. Gelukkig ziet alleen mijn spiegelbeeld me ’s morgens in de badkamer.’
‘Ik weet wel hoe je eruit ziet hoor. Ik heb een goed geheugen.’
‘Laat ik dat dan maar als een troostende gedachte beschouwen.’
‘Ik moest nog aan je denken gisteren. Ik ben nu naar die serie aan het kijken waarover jij het al zo vaak hebt gehad. En ik zag meteen waarom jij het zo goed vindt. Dat voelde wel goed, het was alsof je naast me zat om mee te kijken.’
‘O wat goed, daar ben ik echt heel blij mee. Ik zou graag het vierde en vijfde en zesde seizoen willen zien, maar weet niet waar ik ze moet vinden.’
‘Ik zal dat wel eens voor jou uitzoeken. Dat wordt een mooi cadeau dan.’
‘En zullen we dan samen kijken?’
‘En ga jij dan de hele tijd commentaar geven?’
‘Nee, alleen snotteren.’
‘Als het dat maar is, dan doen we het zeker.’
‘Jippie!’

08 januari 2022

Watertrillingen


Dat de kleine houten kerstboom al twee dagen weg is. En de lampjes dus ook. Dat je die stiekem soms een beetje mist.

De boodschappen nog even op het aanrecht laten liggen, zo hoort het. Kijken naar wat straks de soep zal worden.

Traag antwoorden op dat bericht, de toetsen zachter aanraken. Woorden reizen ergens, door een of andere lucht of zo. Dat nooit helemaal begrijpen.

Even iets vertellen aan die plant die steeds groter wordt. De plant zegt dat ze het al wist. Je afvragen of je dan zo transparant bent.

Hoe lekker warm het is bij het middagdutje, het is een soort gloeidekentje. Er is zelfs een beetje warmte op overschot.

Voor het kastje in de badkamer op de grond gaan zitten om de afvoer proper te maken die zich daar bevindt. En dat na enkele dagen van licht uitstelgedrag. Nadien blij, zoals steeds.

De actrice in die film, je zou graag met haar willen praten. Of misschien is het met haar personage, je weet het niet helemaal zeker. Zij en haar broer, hoe ze naar elkaar kijken.

Het liedje van die fadozangeres die je nog niet kende. Het ademt in en uit. Je zou die ritmes willen zien, al weet je niet wat dat wil zeggen.

Een vraag om af te spreken binnen enkele weken. Een brede glimlach. Je weet niet helemaal zeker hoe je in je hoofd een maand verder moet denken. Het is alsof het nu is.

De wind die de bamboeplant op je terras bespeelt. Soms lijkt het even alsof iemand daar heen en weer loopt, of aan het dansen is.

Op een of andere manier weten hoe het gesprek zou voelen dat je nu misschien graag zou hebben. Niet weten waar het dan over zou gaan of met wie het zou zijn.

Je las dat die actrice in die serie pas een kindje kreeg, net voor het nieuwe jaar. Misschien moet je toch maar geen kaartje sturen, ze zal je waarschijnlijk niet kennen.

Zien hoe die man in het kookprogramma gnocchi aan het maken is. Hoe hij zowat elke zin telkens ook nog in het Italiaans zegt. Hoe alleen al zijn manier van bewegen het lekker maakt.

Die plant die je ooit kreeg. Eerst in een heel klein potje. Hoe die sliert met mooie bladeren langzaam over je tafel heen groeit en ondertussen aan de andere kant is aanbeland.

Even zwaaien naar de buurvrouw terwijl je ‘s morgens voorbij fietst. Nooit zeker weten of een meer uitbundige of een lichtjes ingehouden versie het meest aangewezen is op dat uur van de dag.

Beelden die zich in je hoofd naar voor dringen. Je kijkt ernaar. Ze bewegen weer van je weg. Misschien gaan ze ergens naartoe.

De stem op de radio. Stel dat je zo’n stem zou hebben. Zou je kunnen verdwijnen in zo’n stem? Zou je tijd anders bewegen?

Een krakende plek in je lichaam die zich ineens lijkt te ontspannen. Het wachtte. Wat is er veranderd in de kosmos? Je zou het niet weten.

07 januari 2022

Dingen die blijven


De nieuwe week. De vakantie had net iets langer mogen duren, denk je. Maar het is goed, het is.

(Het voelt een beetje als alle groenten klaarleggen voor het koken. De week proberen te zien in je hoofd. Een lijstje maken.)

Op een of andere manier voelt het alsof je aan de andere kant van een lijn bent.

(Je weet niet of de goede voornemens al helemaal geïntegreerd zijn. Je oefent in je hoofd.)

Die klus die je elk jaar bij het begin van het jaar moet doen. Het ene na het andere ding wegklikken, als in een eindeloze herhaling. Je denkt dat je in een goed ritme zit. Tot je ineens het verkeerde ding wegklikt. SHIT! (Snelle interne dialoog. Hoe kun je zo dom zijn? Misschien mag enige mildheid, het is de eerste werkdag, het is op je scherm maar twee centimeter verschil, het zou ook een ander kunnen overkomen. Rustig blijven, niet in te veel zelfverwijt komen, gewoon handelen, proberen op te lossen, en dan gewoon snel doorgeven aan de support, dat is hun werk. Goed gehandeld, goede reactie, niet weggelopen, maar opgelost. Ja, dat is waar, goed zo. Maar toch, hoe kun je zo dom zijn?)

Je brengt de pakjes naar het postkantoor. (Dat moet wel goed gaan, zoals voorzien. Verjaardagscadeautjes zouden liefst op tijd moeten aankomen.) De meneer aan het loket is heel goed gezind, zoals meestal. 

Daarna gewoon verder werken, net echt. (Hopen dat de regen snel uit je broek zal wegdampen.)

(Iets blijft rusteloos, ergens in je achterhoofd. Een soort achtergrondruis.)

In je droom vraagt iemand of je in het zwembad wilt komen. De droom is in zwart-wit. Je wilt iets van het moment vasthouden.

De trein lijkt zo ontvankelijk, die ochtend.

De poetsmevrouw komt je uitgebreid gelukkig nieuwjaar wensen.

Er zitten zoveel mensen klaar voor de opleiding die je moet geven, aan de andere kant van het scherm. Het is troostend, dat je nooit zeker weet of je de naam juist zult uitspreken, dat je bijna nooit zeker kunt inschatten wie welke taal zal spreken. (Hoe elk uur van de dag een verrassing kan zijn. Het zou een voornemen kunnen zijn, denk je.)

Het ritueel van het wegbrengen van de nieuwjaarskaarten. (Dit keer moet je gewoon de straat oversteken.)

Je begint toch maar te kijken naar die reeks die al zo lang op je wacht.

(Ruis in de nacht. Hoe zou het zijn met? Je zou toch stilaan een onderwerp moeten hebben voor dat stukje dat je bijna moet schrijven.)

Een bericht in de ochtend. (En iets met een sjaaltje. En iets met de zee.)

De kaartjes komen binnen. (Een stapeltje, met een elastiekje eromheen. Luxe.) 

Je kijkt naar de stroom.

Je knutselt verder aan die grote tabel en die tekst. (Je had geen zin, maar je weet dat je blij zult zijn als het weer achter de rug is.)

(Iets met mee drijven.)

(Rusteloos draai je heen en weer in bed. Je zou het onderwerp moeten hebben, voor het stukje dat je tijdens de dag die komt zou moeten schrijven. Dingen die stukgaan, die zin komt naar je toe. Dat zal het dus worden. Je lichaam wordt warm.)

In je droom is er een gesprek. (De droom is in kleur dit keer.) Er gaat nog een heel verhaal aan vooraf, met iets op grote hoogte. En zij zegt iets. Ze zegt dat ze je iets zou willen zeggen. En jij zegt iets over hoe ze iets zou kunnen zeggen. En het is alsof het gesprek jullie ontglipt, alsof het moment verloren is gegaan, en niet meer terug kan komen. (Uren later, midden in de dag, denk je er nog aan.)

(Of je nog steeds goed bezig bent met die voornemens, vraag je je af tijdens het ontbijt. Ook of de kwark nog wel goed is.)

Je huppelt door de vergadering, alles loopt lekker.

De nog witte leegte, waar het stukje zal komen. Eens de titel er staat, kun je alleen maar volgen wat er zal komen. (Het lijkt misschien een braaf stukje, maar eigenlijk wil je iets ernstigs zeggen, denk je.) Het gaat over dingen die stukgaan, maar het gaat eigenlijk ook over dingen die blijven. (Misschien vertel je elke keer hetzelfde verhaal, maar telkens een klein beetje anders.)

Je krijgt een lang bericht, het ontroert je heel erg.

(Er is geen hersteldroom.)

De ochtend is fris. (Alles is al goed gekomen tot nu toe, denk je.)

De mevrouw in de winkel is heel goed gezind.

(Er zijn dingen die nog opwindender zijn dan het invullen van het formulier met de zelfevaluatie van een jaar.)

De middag is frisjes.

Schilderijen in het museum die uitleggen hoe de hemel eruit ziet. (Beetje merkwaardig hoe dat zit met wel of geen kleren aan. Het is wel druk in de hemel precies.)

(De zee wou je nog iets zeggen.)

02 januari 2022

En wat komt


De nieuwe agenda is helemaal ingevuld.

Nieuwe lijstjes laten nog een dag op zich wachten.

De goede voornemens zijn ingedikt ondertussen tot bijnawoorden.

Wat je leerde in het kijken.

Je bent nu hier, aan deze kant.

Waar je huid zacht kan worden.

Die vrouw zei er iets over, in dat gesprek.

Het was te zien, het trok.

En je ademde verder.

De lijnen.

En dat kleine sneetje in  je duim.

Als een herinnering.

En wat je dacht.

Dat er ook een overgave aan het niet weten is.

Terwijl je de vloer aan het doen was.

En de blues die de kamer vulde.

Waarom schrijf je eigenlijk?

Die vraag kreeg je.

Iets met plekken, zou je zeggen.

Die ene plant krijgt een bloem.

Je fluistert iets.

Je legt je rug neer.

En ook dit jaar zie je haar weer zingen.

Dat mooie bericht dat je zomaar kreeg, de vorige dag.

De stilte omarmt je, draagt je.

Wat zou je verlangen?

Het was ook een vraag.

Je leest verder in het boek.

Soms kantel je als in een droomlaag, als in een ondergrondse rivier.

De beelden zijn daar, ergens.

Iets is niet meer bij je, en het is goed.

Je hoort de kinderen, ze lopen heen en weer.

Welk verhaal zou je nu willen horen?

Zorgvuldig geef je water aan de planten.

Er is dat trage verdriet, ook.

Het schuift in de kieren van de dag.

En na de afwas, en na de regen, en na de bliksem.

Kan iets zich uit handen geven.

Het is goed zo.

01 januari 2022

Wens 2022


Wat zou het landschap weten
Over waar je breekt, en
Waar je geheeld wordt
En het tasten in sporen

Er is geen geheim in
Elke dag weer geboren worden
Naast het kind gaan zitten
En kijken, en blijven

Meer is niet nodig, zei de zee
Je bent niet van jezelf alleen
De adem die je kreeg, draagt jou
Terwijl jij in de wind staat

En in die luwte, zit het kind
Rustig te tekenen
Er is nog zoveel later
In dit hier


jan