29 augustus 2021

Do You Know What It Means to Miss New Orleans?


Week. Een beetje toch.

Doorwaadbaar zou ook het woord kunnen zijn. Misschien.

Eerst de dingen die je nog te doen hebt. De berichtjes. De boeken. (Je zou het liefst iedereen een boek willen geven.) Kleine woorden die je erg ontroeren. (Watje. Welkom.)

De beelden gaan nog door je hoofd. Die wonderlijk mooie serie die je aan het volgen bent. Ze is zo ongelooflijk goed. (Je vond het boek ook al zo goed.) Hoe ze naar elkaar kijken, hoe ze telkens weer bij elkaar terechtkomen. Maar vooral hoe stil het kan worden. Ze trekken en duwen, met zichzelf, met elkaar. Ze dwalen, doen domme dingen, doen pijn. Ze zijn rusteloos. Wanneer ze weer bij elkaar komen wringt het en schuurt het telkens. Woorden ketsen af. Ze staan zichzelf in de weg. Tot ze weer, telkens opnieuw, op die plek komen met elkaar. Ineens wordt alles stil. De macht trekt zich terug. Ze praten alleen maar, ze praten echt, ze raken elkaar aan, ze blijven de hele tijd daar in dat moment, splitsen niet, ze kijken naar elkaar. Ze vluchten niet, bevriezen niet, ze zijn alleen maar. Telkens even. Misschien worden ze langzaam rustiger. En je vindt een filmpje met een lang interview met de acteurs. Het is zo heerlijk om hen te horen praten. Hoe ze naar hun personages kijken, hoe ze zich voorbereidden. Ze krijgen de vraag wie van de twee personages uiteindelijk het meest macht had over de ander. Ze antwoorden, zo zorgvuldig en breekbaar. (En de hele tijd heb je een krop in de keel.)

(Je zou het iemand willen vertellen, denk je. Kijk, zo kan het. Het kan stil worden.)

(Je denkt nog aan die vraag over het jongetje. Je ziet het beeld. Hoe het tot je spreekt.)

Je luistert. Je hoorde hem de vorige dag op de radio praten over zijn nieuwe plaat. Je luistert naar enkele nummers. (Je bent er nog altijd niet echt aan gewend om dat zo te doen. Het zou moeten met een plaat of een cd, denk je.) 

Je loopt door de stad. Op weg naar je maatje. Je had het gezegd, de vorige dag, dat je hem dat boek zou geven. Je had ineens geweten dat het zo hoorde. Het boek uit handen kunnen geven maakt je rustig. (De dingen zijn zoals ze moesten zijn. Het is goed. Iets kan zich neerleggen.)

Je leest verder in de weekendkranten. Je slaat de pagina’s voorzichtig om.

Je had met jezelf afgesproken dat je nog een beetje zou poetsen. Om de vakantie af te ronden. Het is beter zo.

Je legt een andere plaat op. Die muziek houdt je steeds gezelschap tijdens het poetsen. (Je hebt nog altijd maar een deel van de collectie van je vader gehoord, denk je.) En ineens is daar Do You Know What It Means to Miss New Orleans. Even val je door de tijd. Die nummers zitten al bijna een heel leven ergens in je lichaam, denk je. Het is goed dat ze hier zijn, denk je. Toch nog even. Misschien horen ze bij je huis.

(Je probeert een rughouding te zoeken.)

Het huis zegt dat het goed is dat je weer af en toe wat meer weg zult zijn. Weer naar daar, om terug naar hier te kunnen komen. (De planten vertellen je nog iets.)

Je hebt nog twee boekenbijlages opgespaard. Om jezelf te verwennen.

(Ze zitten in een kring. Wat hebben jullie nodig? Je hoort de antwoorden.)

(Even wordt het heel stil. Je kantelt in de avond.)

Je hebt een zwak voor dat programma waarin spullen gerestaureerd worden. De herinneringen die ze belichamen. (Soms is het alsof je niet alleen kijkt. En het is goed.)

(Je ziet de woorden. Je neemt er enkele van.)

Week. Een beetje.

28 augustus 2021

Randgeluiden


Het geluid van de platenspeler, net voor de naald in de groef valt.

Het scheermesje.

Het zo goed als niet te horen geluid van het potlood in het schriftje. Een vermoedgeluid.

Iemand praat in zichzelf in de gang. Galm.

De bladzijden van het dikke boek, in de wind, buiten op het terras.

Het broodsnijgeluid, dat bij elk brood weer anders is.

Iets dat kraakt in je nek.

Sirenes in de verte. Komen ze dichterbij, of toch niet?

Het liedje in je hoofd.

De zachte stem van de acteur in die serie.

Iemand heeft haar of zijn micro niet gedempt. Ergens in een kamer bij iemand zegt iemand iets.

Die ene krant klinkt zachter bij het omslaan dan die andere.

Weekendstoppels.

De iets te lage auto die schuurt bij de verkeersdrempel.

De wind in de struiken.

De deur die openstaat bij de taartmevrouw en de luide muziek die naar buiten komt.

Iemand is bezig een antwoord te tikken op je berichtje. Tiktiktiktik. Of is het pokpokpokpok?

Bij elk nummer dat nu speciaal gedraaid wordt op de radio erg goed letten op de drumstijl van Charlie Watts.

Een stem horen die pijn doet.

Het meisje dat haar mama roept. Het jongetje dat je ziet en niets zegt.

De diepe brom die je oefent en bijna je buik doet trillen.

De masserende handen van de mevrouw in het filmpje.

Het rijstkookwater dat tussen de dekselrand naar buiten pruttelt.

Het berichtje dat binnenkomt terwijl je staat te koken en dat je doet glimlachen.

Een borrelend geluid in de badkamer.

De plop die zo lang op zich laat wachten terwijl je het potje probeert open te krijgen bij het opruimen van de keukenkast.

Die ene toets op de piano die een beetje rammelt en die je eraan herinnert dat je binnen enkele weken weer je jaarlijkse afspraak met de pianostemmer moet maken.

Wachten op een signaal dat de trein zal vertrekken, in je droom.

De stem die je je probeert te herinneren.

Op de radio horen dat je mee mag stemmen over het liedje dat de beiaard op zoveel plaatsen zal spelen tijdens Open Monumentendag. Het liedje dat je zou willen beiaardgewijs proberen te horen in je hoofd.

Plantengefluister.

Almost Cut My Hair. (Poging tot subtiel headbangen.)

De stilte die zich laat denken.

27 augustus 2021

De reparatie van de wereld


Wie ben ik? Hoe kun je die vraag beantwoorden als je de speelbal bent van de tijd, van de Twintigste Eeuw, in een verscheurd Europa? Hoe weet je wat je te doen hebt als je ziet hoe vernietigende mechanismen zich steeds weer herhalen? Sommige mensen bewegen mee, onthouden zich van grote keuzes en laten zich niet zomaar toe-eigenen. Sommige mensen zijn ervan overtuigd dat ze de rechte lijn zien en volgen die trouw. Sommige mensen zijn tot vreselijke dingen in staat, nadat ze zich net iets te gewillig lieten overtuigen door de ‘rattenvangers’. Je kunt er een boek van maken, dat een hele eeuw omvat. Een boek dat soepel beweegt tussen registers. Soms theatraal of filmisch. Vaak licht ironisch. In- en uitzoomend. In verschillende tekstlagen. Vaak genadeloos in de historische analyses. Met De reparatie van de wereld heeft de Kroatische auteur Slobodan Šnajder een weergaloos overrompelend goed boek geschreven dat ook heel erg goed vertaald is door Roel Schuyt.

Het is een in alle opzichten stevig boek. Stevig in omvang en stevig in ambitie. Het houdt je als lezer vast tot de laatste bladzijde. Op elke pagina is er wel iets dat wervelt of verrast. Soms is dat een treffende of schokkende beschrijving, soms is het de onderkoelde manier waarop enigszins belachelijke illusies subtiel onderuit gehaald worden, soms is het een literair spel met vertellers en stemmen, soms is het een magische realiteit die ineens in het verhaal schuift, soms is het een oordeel over de geschiedenis dat je scherper doet kijken naar de dingen. En de hele tijd ben je onder de indruk van de brede adem van de auteur van een boek dat diep ernstig is en tegelijk iets speels heeft.

Het boek beschrijft het levensverhaal van Georg Kempf. Zijn Duitse voorouders zijn in de achttiende eeuw geëmigreerd naar een uithoek van het rijk om daar een nieuw leven te beginnen. In Slavonië vestigden ze zich, en ze werden gezien als Kroatische ‘Volksduitsers’. Georg wordt geboren net na de Eerste Wereldoorlog. In 1943 – en het is dan al behoorlijk woelig in Joegoslavië – wordt hij ingelijfd bij de Waffen SS. Dat gebeurt ‘gedwongen vrijwillig’, mee op basis van zijn veronderstelde identiteit als Duitser. Hij komt terecht in Polen, waar de chaos van de nadagen van de oorlog zich al aankondigt. Wat hij daar doet, begrijpt hij zelf niet helemaal en hij deserteert. Hij dwaalt door het land en komt uiteindelijk terecht bij een Pools-Russische eenheid. De spanning tussen de verschillende verzetsgroepen stijgen. Na het einde van de oorlog keert hij met veel omzwervingen terug naar huis. Het fascistisch regime is afgezet en de communisten hebben de macht overgenomen. Er is een sfeer van chaos, met mensen die vluchten om te ontsnappen aan afrekeningen. Kempf leert Vera kennen, zijn latere vrouw. Zij was tijdens de oorlog actief bij de partizanen en heeft die jaren maar nipt overleefd. Ze is een overtuigde communiste. Kempf is een eeuwige twijfelaar die met afstand naar de dingen kijkt en nooit weet wat hij eigenlijk moet doen, om een rol te spelen in de tijd. Ze krijgen een huis, beginnen aan hun gezamenlijke leven en krijgen een zoon. Het huwelijk houdt geen stand, onder meer door het gewicht van de oorlogsjaren en de politieke discussies die ze voeren. Kempf wordt een niet al te succesvolle dichter die afwezig is als vader. Bij het einde van het boek zie je hoe op de achtergrond het Joegoslavische conflict bezig is en hoe pijnlijke mechanismen zich herhalen. Weer zijn er rattenvangers. Weer wordt er gevochten over identiteiten.

Het is de zoon van Kempf die de eigenlijke verteller is van het boek. Het boek is een soort zoektocht naar wie zijn vader was. Af en toe krijg je in het boek vooruitwijzingen naar het perspectief van de zoon, geboren in 1948. Er zijn ook regelmatig grappige terzijdes, waarbij het nog ongeboren kind commentaar geeft op de gebeurtenissen, als een soort minikoor in een Griekse tragedie. Het verhaal van zijn moeder komt minder aan bod, hij probeert vooral zijn vader terug aanwezig te schrijven. Hij ziet hoe verschillend zijn ouders in de maatschappij stonden. Zijn vader een immer twijfelende toeschouwer die niet weet wie hij is en wat hij zou moeten doen, zijn moeder een overtuigde en rechtlijnige geëngageerde vrouw die erg ver meegaat in het communistisch project.

Via het levensverhaal van Kempf en Vera krijg je als lezer erg veel te zien van die vaak vreselijke Twintigste Eeuw. Bij de omzwervingen in het chaotische Polen stuit je op het diep verankerde antisemitisme bij de bevolking en krijg je een inkijk in de pijnlijke onderlinge strijd tussen de verzetsgroepen. De beschrijving van het communistische project, met dat heel eigen discours, met de illusies en uitwassen (zoals het hele idee van het “rijk van de noodzaak” dat zou voorafgaan aan het “rijk van de vrijheid”), is vaak subtiel hilarisch en ook bitter. Het is alsof een hele wereld terug naar je toe komt, een wereld die in een aantal opzichten nooit weg is geweest. De geschiedenis blijft wegen.

Slobodan Šnajder heeft met dit wervelende en tot nadenken stemmende verhaal een prachtig boek gemaakt. Het is meerstemmig en beweeglijk. Eens het zich op gang getrokken heeft, trekt het je als lezer in een fascinerende stroom. Het gaat over veel dingen tegelijk. Over de geschiedenis en het gewicht ervan, over identiteiten en het potentieel gevaarlijke van het denken in categorieën, over een onmogelijk huwelijk, over engagement en de risico’s van een te starre ideologie, over herinnering en weemoed, over het zoeken naar een vader, en nog veel meer. Misschien is er hoop in het leven, misschien kan er licht zijn in de duisternis. Het oude verhaal waar de titel naar verwijst (het wordt in het boek door een van de personages uitgelegd) belooft dat het mogelijk zou zijn, en dat is een mooie gedachte. De reparatie van de wereld is een in alle opzichten groots boek.

22 augustus 2021

Belichaamd


De lichamelijkheid van woorden.

Hoe aanraakbaar ze zijn. En weerbarstig tegelijk. Woorden zijn niet van water.

Ze zijn een beetje afwezig aan zichzelf. Ze bewegen, in hoe je ze schrijft, hoe je ze spreekt, in welke hand, welke stem. Ze zijn aards. En tegelijk zijn ze zo ongenaakbaar.

Misschien zijn woorden wel van graniet. Maar ze zijn ook in de tijd. Ze kunnen verlangen naar het water. Het woordelijk tekort, het is hun lot.

Misschien zijn er woorden nodig om de afstand tussen de woorden te kunnen voelen. Het is niet zomaar een stilte.

Woorden weten iets over de huid. Ze dragen een herinnering.

Misschien kun je met woorden de leegte omschrijven, eromheen schrijven. Als in een cirkel.

Soms verlangen woorden naar zinnen, zijn ze zinnelijk. Ze raken de stroom aan.

Woorden falen. Zoals lichamen altijd te klein zijn.

De woordelijkheid van lichamen.

Het is geweten dat woorden bewegen in een lichaam. Ze zijn te voelen, in je arm. Om maar iets te zeggen.

Een woord kan een lichaam openen. Een woord kan een lichaam sluiten.

Er is dat beeld, het komt steeds terug. De woorden die in een lichaam geschreven worden. Soms uit toe-eigening. Soms uit liefde. Soms zichtbaar. Soms niet.

En dat je niet zeker weet, of je in woorden denkt. En dat je over die vraag, of je zo denkt, alleen in woorden kunt denken.

Een meisje zei het je onlangs nog. Jij bent die naam. Het is een woord dat niet meer kan vertrekken, zo lijkt het toch. Of dat niet meer mag vertrekken.

En als je lichaam verandert, veranderen de woorden dan ook?

Je weet nooit zeker waar in je lichaam je al die woorden onthoudt.

Alleen al aan een woord denken kan je lichaam veranderen.

De mens is een verhalen vertellend wezen. Het verlangen naar verhalen raakt het zijn. Er is iets als een holte voorzien, voor verhalen, in elk lichaam.

De voorwoordelijkheid van lichamen.

De herinneringen in je lichaam die nooit woord geworden zijn. En hoe je die probeert te omschrijven, eromheen te schrijven.

Ze bewegen, zonder rustpunt.

Er is een herinnering aan gevaar. Er is een aanraking, zonder woorden. Er is een reactie, van walging. Er zijn woordloze paden.

En je kunt kijken, en zien. Zonder woorden. Waarna je wacht op woorden. En de woorden aanbiedt aan je lichaam.

Je zegt dat je het niet goed kunt uitleggen. Ze zegt dat ze daarmee moest lachen, dat ze nog nooit iemand heeft meegemaakt die zo nauwkeurig uitlegde wat niet uit te leggen was. Of zoiets.

De afstand die je kunt voelen in je lichaam, tot de woorden. Het kind dat in een genadeloze stilte roept, onhoorbaar. En de woorden die je kunt zien, daar, in hun nog onleesbaarheid, onzichtbaarheid.

Woordhonger. Hoe rusteloos het je kan maken. Hoe je huid ontspant, al na de eerste woorden.

En hoe je nog minstens enkele levens nodig hebt, om er iets van te begrijpen.

21 augustus 2021

De taart


Het stond op het lijstje met nuttige dingen. De hoezen van de kussens van de zetel wassen. Daar gaat strategisch denkwerk aan vooraf. Het zou eigenlijk moeten gebeuren op een warme dag, zodat ze binnen enkele uren in de zon kunnen drogen. Dus sta je heel vroeg op, op de warme dag van de week om die dingen in de wasmachine te steken.

De weekendkrantenmeneer is laat precies. Er zijn vaste rituelen op zaterdagochtend. Zoals eerst dat liefdesverhaal lezen, elke week. Hoe ze elkaar hebben leren kennen, hoe het liep. Het ritueel is enigszins verstoord. Het is een oefening in hier en nu. (De zelfopvoeding stopt nooit.)

Na al die jaren weet je nog steeds niet wanneer je thuis moet vertrekken om niet te veel te vroeg bij de winkel aan te komen. (Je denkt ineens dat je dringend moet vertrekken. Onderweg denk je dat je iets trager zou moeten fietsen. Bij aankomst besef je dat je weer te vroeg bent.) (Iemand zou je eens moeten uitleggen dat een winkel langer dan vijf minuten na het openingsuur open blijft.)

Onderweg zie je dat de struiken naast de straat, waarvan je eerder in de week de enigszins imperialistische takken was gaan bijknippen met je snoeischaar, nu helemaal zijn verwijderd door de werkmensen van het bouwproject. Ze lijken nu ineens zo weg.

De winkelmevrouw vraagt welke appels je hebt genomen. Heel even een zeer lichte paniek. Het hoort ongetwijfeld bij de volwassen boodschappencompetenties om zo’n dingen steeds te weten. Het was een vrouwennaam, dat is het enige dat je zeker weet. Elsa? Nee. Lena.

Bij thuiskomst blijkt dat je de hoezen al uit de machine kunt halen. Er is nog net genoeg plaats voor het droogrek, tussen de planten, op je terras.

Je zet de bak met lege flesjes op de fiets. En oefent nog even de beenzwaaitechniek bij aanwezigheid van een bak leeggoed op je bagagedrager. (In het kader van het preventiebeleid van beschamende momenten.)
Bij aankomst blijkt dat de winkel waarschijnlijk toch al een minuut open is. Chocolade, koffie en sap. (Er zijn mensen die af en toe beweren dat je een zeer lichte mate van voorspelbaarheid hebt.)

Je mag straks ook nog de speciale taart ophalen bij de speciale taartmevrouw, een beetje verder in de straat. Je berekent hoeveel minuten je erover zult doen tot daar, in de hoop dat je niet te vroeg zult zijn, net voor het aangegeven ophaaluur van de speciale taart. Toch nog maar even piano spelen eerst. Je vertrekt. Onderweg denk je dat je best wat trager stapt. Voor je loopt een buurvrouw. Je spreekt met jezelf af dat je haar niet voorbij zult steken, wat een vertragend effect heeft. Ondanks die zware inspanning kom je toch nog twee minuten te vroeg aan. Je staat daar te wachten. De taartmevrouw is ergens achterin bezig, heeft je niet horen binnenkomen. Je vraagt je af wat de internationale conventies bepalen qua subtiel geluidje. Een stijlvol kuchje misschien? De taartmevrouw heeft gemerkt dat je stond te wachten en vraagt je naam. Ze vindt de taart niet. Of je mogelijk een andere naam hebt doorgegeven? Je vraagt je af of je een andere naam dan je eigen naam zou hebben doorgegeven, en zo ja welke. Nee, toch niet. Maar het was een appeltaart met frangipane, zeg je. Wat waarschijnlijk niet professioneel is, qua probleemoplossende taarttechniek. Na een tijdje heeft ze de taart gevonden. Je vraagt toch maar voor alle zekerheid of je toch niet iets fout had gedaan. (De default-optie, als uitgangspunt.) Toch niet, zegt ze.

Terug thuis vraag je je af wanneer je best moet vertrekken om op tijd in het station te zijn zodat je nog een ticket kunt kopen en een beetje marge hebt voor de trein komt. (Ook hierop weet je eigenlijk het antwoord al, maar zo werkt het niet.)

Je legt de speciale taart in het netje, zodat je die soepel mee kunt nemen en hopelijk in één stuk op je bestemming zult krijgen. (De taartconditie wordt in je hoofd als een argument gebruikt om toch nog wat extra marge te nemen op het traject naar het station.) Op het perron heb je nog een enigszins ruime hoeveelheid om rustig de mooie mensen op de andere perrons te bekijken vooraleer de trein komt.

Je deed het eerder al eens in zuidelijke richting, dit keer is het in oostelijke richting. De trein nemen tot het eindstation. Gewoon om lekker te kunnen lezen onderweg. En dit keer ook om de taart te brengen.

Het is heerlijk rustig in de trein. Het boek leest lekker weg.

De treintaartbestemming is bereikt. Je loopt door de stad naar de boekhandel van dierbare vrienden. Het is altijd fijn om weer daar te zijn.

Het is rustig in de winkel. Je krijgt een stukje taart te proeven. (De taartmevrouw heeft weer erg mooi werk afgeleverd. De taartbodem is heerlijk krokant. En tegen frangipane ben je sowieso niet bestand. In het algemeen, in het leven, en zo.) Je neemt nog een stapeltje boeken mee, als cadeau voor het programma dat je binnen een week zult presenteren.

Om een of andere merkwaardige reden duurt het minder lang om van de boekhandel terug naar het station te lopen dan je in je hoofd had berekend. (Een van de stemmetjes in je hoofd zegt dat er mogelijk sprake is van iets als een patroon.) Je kunt je al optimaal installeren. Het boek blijft lekker open liggen. Je merkt dat de trein is vertrokken.

De trein is altijd een beetje taartreizen.

20 augustus 2021

En blijven


‘Het is mooi dat we hier kunnen zijn, en gewoon praten, en zwijgen.’
‘Misschien is het wel een kans die we gewoon krijgen, of die we genomen hebben. Ik vraag me soms af waarom het zo lang geduurd heeft, of waarom we eerst zo oud moesten worden voor we dit konden doen. Maar misschien is dit wel net goed, hadden we gewoon de tijd tot nu toe nodig.’
‘Dat zou wel kunnen. Dat je eerst zo lang moet dolen en dat je dan ineens de dingen begint te zien. En dat je dan achteraf ziet dat dat dolen toch meer was.’
‘Dat klopt wel denk ik. Soms ben ik ook wel een beetje moe. Het heeft een en ander gevraagd, om tot hier te komen.’
‘Maar hier zijn we nu. Er ligt nog zoveel te wachten. Er is nog zoveel hier en nu.’
‘Dat probeer ik ook telkens tegen mezelf te zeggen.’
‘Die gedachte van dat rouwen vind ik wel mooi. Ook een beetje droevig, maar wel mooi. Dat je het rouwen, of het uitgestelde rouwen, van het ene leven naar het volgende kunt doorgeven. En dat het dan wel ergens kan afgerond worden.’
‘Ja, dat is wel een bijzonder beeld. Ook wel heftig. Er zit ook een besef in dat je rouwen eigenlijk niet kunt wegduwen, uiteindelijk. Het gaat doorheen de tijd van lichaam naar lichaam, denk ik wel eens.’
‘Als ik traag kijk, zie ik soms dat ik aan het rouwen ben. Maar daarmee weet ik nog niet voor wat of voor wie. Ik weet ook niet waarom ik wel voor het ene en niet voor het andere rouw.’
‘Misschien moeten we gewoon kijken nu, en blijven kijken. Ik denk dat we het goed doen.’
‘Dat is een mooie gedachte. Soms zou ik willen weten hoe de tijd naar mij kijkt. Of hoe de kinderen naar mij zouden kijken, misschien is dat hetzelfde. Of er dingen zijn die stoppen bij mij, die zich neerleggen.’
‘Ik denk dat dat zo is. Je bent best wel moedig, ik weet niet of ik dat al gezegd heb tegen jou.’
‘Dat ontroert me wel. Moed is zo’n belangrijk woord, op een of andere manier. Soms weet ik niet of ik uiteindelijk toch niet te veel van mezelf heb gevraagd.’
‘Wat aanvoelt als je eigen gevecht, is soms ook het gevecht van iemand anders. Of het gevecht van de stukken in jou.’
‘Dat idee vind ik eigenlijk wel bevrijdend. Dat ik al die stukken ben, en dat we eigenlijk allemaal wel een beetje een hoop stukken zijn.’
‘Het is een troostende gedachte dat het beeld van die stukken het je in zekere zin gemakkelijker maakt om jezelf als heel te zien.’
‘Ja, dat is het.’
‘Er is een zachtheid in die gedachte.’
‘Het verandert ook iets aan de eenzaamheid. Al is het besef soms wel overweldigend, in al dat hier en nu.’
‘Misschien moeten we er een mooi beeld voor verzinnen. Iets als elke dag opnieuw ontdekken hoe lekker chocolade is.’
‘O ja.’
‘Kunnen we dat wel aan? Zoveel chocolade?’
‘Met mate natuurlijk, wat dacht je?’
‘Maar zoals jij nu alles met mate doet, dat mag toch nog wel een beetje veranderen.’
‘Het is een verwarrende gedachte, maar je hebt waarschijnlijk gelijk. Zoals steeds.’
‘Het komt nog wel goed met ons, denk ik.’
‘Ja.’

15 augustus 2021

Weekmakers


Je stukje schrijven, voor binnen enkele dagen. Iets met het ritueel van dit moment van deze maand. Terugdenken aan de zonsverduistering. En hoe de onderhuidse koorts een signaal was van meer. Soms lijkt het zo lang geleden en zo ver weg, soms is het ineens zo dichtbij. Wat die ziekte in je huid naliet. En hoe je lid wilt blijven van die familie.

Je bent dan al wel ingeplugd, met dat nieuwe groene apparaat. Maar de uren van de trein en de bus staan op een klein papiertje in je zak. Misschien geeft potlood een ander soort zekerheid. Het gaat fout bij de overstap, de ene trein is veel te laat. Een andere maakt een extra stop in het station in de tunnel. Veel volk, een hoop lawaai. De vrouw geeft haar baby de borst.

Een bijeenkomst. Een feest voor een verjaardag die had kunnen zijn. Diezelfde ziekte besliste er anders over. Je bent blij er te zijn, al voel je je een beetje verlegen. Het voelt goed die mensen te zien. De regen deert je niet. Iemand probeert je een verhaal te vertellen over de teksten die je schrijft. Over waarom woorden liegen. De dood is in de kieren van het feest.

In de vroege ochtend neem je de trein naar de grote stad, even naar het werk. Om enkele dingen op te halen. En om even daar te zijn, en te kijken naar de planten. Je hebt een vragenlijst te beantwoorden, voor dat boek. Het antwoorden gaat beter terwijl je in de trein zit. Dat wist je al. Ook de moeilijke vragen laten zich beantwoorden.

Een wonderlijke namiddag, die je meer dan week maakt. Op stap met enkele stoere meiden en hun mama in de winkelstraat. In de winkel een zwart oogpotlood vragen (glunder). In een andere winkel uitleggen waarom rood volgens jou haar haar veel beter doet uitkomen (ernstig). Het ingenieuze patroon van bewegen in de winkel observeren. Beelden die terugkomen. En er zomaar bij mogen zijn.

En al bijna vooravond. Op het terras. Zomaar een eerste berichtje krijgen. Ze vraagt of ze jouw voornaam mag veranderen in haar telefoon. Wat mag, natuurlijk. Te horen krijgen dat je wel erg veel tijd nodig hebt om het woord Jippie te tikken op je telefoon. Wat ook waar is, waarschijnlijk. Alsof een ritme zomaar gebleven is en je er een beetje in kunt schuiven.

Een droom over een trein. Er is ergens iets gebeurd. Men probeert de treinen min of meer geheime omwegen te laten maken, om ze uit beeld te krijgen. Het is ergens in de Kempen. Jouw trein wordt afgeleid naar een spoor dat dwars door het bos gaat. Het ziet er een beetje wankel uit. Er ligt wit poeder op de sporen. Misschien is het een soort krijt of zo.

Je moet een nieuwe riem hebben. De winkelriemervaring is altijd ingewikkeld. Je weet niet helemaal zeker hoe dat zit met die lengtes en die gaatjes. Die ene is te kort, die andere is te lang, bij die ene tussenin zitten er te weinig gaatjes in. Je kiest de tusseninriem. Je wilt drie gaatjes extra maken. Je vader had er vroeger een speciale tang voor. Je lost het anders op. Beetje suboptimaal, maar gaatje.

Je krijgt een bericht van de winkel dat je jeans is gearriveerd. Je was er die ochtend nog geweest om het te vragen. Je gaat toch nog even langs, net voor het sluitingsuur. Het pashokje is nog niet vrij. Je bestudeert intens zeepjes en andere dingetjes, alsof je het allemaal begrijpt. Je zegt aan de mevrouw dat de broek perfect is. (Wat je ook al zo had voorbereid in je hoofd, tijdens die zeepjes.)

Na een mooie terrasavond is je rug een beetje koud. Je zou jezelf moeten oefenen in rugverhalen voor het slapengaan. Na een mooi gesprek verlopen nachten steeds in twee etappes. Tijdens de tweede begint je rug warmer te worden, zoals steeds. In de ochtend kun je nog zeker een keer of drie terug in je droom kantelen.

Je begint aan de dingen die je nog wou doen die dag. Een gesprek voorbereiden. Een bericht traag beantwoorden. Denken aan de woorden. Dingen zien waar je nog geen woorden voor hebt. Merken hoe iets je weer verdrietig maakt, en ernaar kijken. En daarna nog wachten. En denken aan verhalen over afkomst. (Je stelt het poetsen uit naar de volgende dag.)

Je leest de laatste bladzijden van het boek. Een heftig boek. Of je er wel of niet een stukje over gaat schrijven. Je weet het nog niet. Je loopt een beetje zenuwachtig heen en weer door het huis. Kijkt ergens in je lichaam of er woorden zouden komen om er iets over te schrijven. Toch maar niet, denk je. Voorlopig toch.

11 augustus 2021

Tussenzinnen


Ineens zie je het voor je. Die boeken, misschien is het tijd.

Wat zij zegt in dat filmpje. Dat over die delen. En het jongetje.

Je ziet je hoofd op de foto. Het buigt voor de grootvader.

Wachten op de trein. De woorden komen, voor een stukje binnen enkele dagen.

Dus daarover zal het gaan, merk je. De woorden hebben gekozen.

Het landschap, daar. Hoe het boek telkens iets prijsgeeft. Oei, je bent er al.

De tuin is wilder. Het mag.

Je hoort jezelf die dingen voor het eerst vertellen. Zo bij elkaar.

Je buik wacht tot je weer thuis bent. De pestoherinnering gaat niet over.

De buurvrouw maakt zich klaar om te gaan lopen. Een dialoog met het horloge.

Het is alsof je een klein beetje gewichtloos in de nacht hangt. Of een deel van je.

De techniek voor het stofzuigen van de gordijnen laat zich weer even zoeken.

Je wacht nog even tot de bui voorbij is vooraleer je op de fiets stapt. Zeg je ook in een bericht.

Je kijkt naar de mensen rond de tafel. Je kiest de zinnen, ze leggen zich neer.

Rijstverlangen. Je handen.

Vroeg in de ochtend. Het oud papier met milde aandacht naar buiten brengen.

Nadenken over discipline en eenzaamheid.

De ramen wachten op jou. Helemaal zonder strepen zal voor je volgende leven zijn.

Je kijkt naar de delen. Misschien doe je dat al een beetje.

De schoen is klaar. Je boeken zijn aangekomen.

In die stoel, daar is de plek. Je bladert door de boeken. Het is tijd.

Een middagdocumentaire over Aretha Franklin. Het mag.

De dingen die je haar zou willen vertellen. Over wat je nu weet.

Die vrouw in het boek. Je denkt aan iemand.

Je ziet een verhaal in je hoofd. Het water is zacht, vraagt je.

Van binnen gezien ziet buiten er een stuk helderder uit. Dan toch een beetje gelukt.

Even kijken hoe het zit met de bushaltes voor de volgende dag. De weg al voor je zien.

Iets over de kleine routines. Je begrijpt het.

Misschien is het weer tijd voor de massage. Iemand zal vinden van wel.

Dat van die veiligheid. Je begrijpt het. Tijdens de afwas.

Het filmpje over de zangeres dat je de vorige dag zag. Hoe ze beweegt, daar blijf je aan denken.

Het huis heeft je iets te zeggen. Er is iets veranderd, en het is goed.

Jóhann Jóhannsson blijft bij je. Toen die avond, je weet het nog.

Misschien is het genoeg voor deze dag.

07 augustus 2021

I Am An Island


In wezen is een mens geen eiland. Of dat is alleszins niet de bedoeling. Zonder de anderen overleef je niet zomaar of kun je niet zomaar jezelf zijn. Het kan zijn dat je weggaat, uit het leven dat je kende, omdat het je versmacht. Weggaan om jezelf te vinden, samen met een ander. Naar een eiland. Om vast te stellen dat je na een tijd een eiland geworden bent. Tot je aan de andere kant van de storm ontdekt dat de zee het eiland draagt. Daar gaat het over in het heel aangrijpende I Am An Island (vertaald als: Ik ben een eiland) van de Britse schrijfster Tamsin Calidas. Wanneer alles dat je kende, alles dat je houvast gaf, wegvalt, kun je in het eiland in jezelf vallen. In die leegte kun je misschien een nieuw ritme vinden, al krijg je geen cadeaus. En na een tijdje zie je dat het eiland zelf veranderd is. En na een tijdje kan er een boek komen dat voorbij het eiland is.

Het boek is het verhaal van bijna twintig jaar uit het leven van Tamsin Calidas zelf. Bij het begin van het boek woont ze met haar man in Londen en werkt ze in de reclamesector. Een druk en intens leven. Ze droomt van een eigen gezin. Wanneer de buurt waar ze wonen steeds onveiliger wordt door bendegeweld, groeit het plan om te verhuizen naar Schotland. Ze hadden zich voorgenomen dat het nooit een eiland zou mogen worden, maar uiteindelijk kopen ze een oude ‘croft’ (boerderij met het land eromheen) die al lang leegstaat, op een klein eiland. Ze willen zelfvoorzienend gaan leven. Zij heeft enigszins romantische dromen van hoe het zal zijn.

De werkelijkheid is echter hard. Ze wil terug leven en liefde brengen in het oude huis, maar er is nog eindeloos veel werk aan. Een hele tijd leven ze in een caravan op het terrein. De renovatie gaat heel langzaam vooruit en ondertussen komen er dieren op het domein. Ze hebben geen enkele ervaring met het houden van schapen en koeien, leren het met vallen en opstaan. Zonder het zelf te beseffen hebben ze echter heel wat evenwichten in de eilandgemeenschap verstoord. Het eiland is altijd een landbouwgemeenschap geweest, maar is stilaan aan het verouderen. Er gelden oude codes en zij worden beschouwd als indringers.

De droom om zwanger te worden gaat maar niet in vervulling. Zij worstelt zich door pijnlijke vruchtbaarheidsbehandelingen. Hun relatie komt onder druk, en hij gaat vreemd. Uiteindelijk blijft zij alleen achter, zonder man, en zonder hoop op een eigen kind. En dan begint het harde leven pas echt. In zeer moeilijke omstandigheden probeert ze haar bedrijf op te bouwen. Maar een vrouw die alleen blijft, zonder man, zonder kinderen, die dan ook nog eens zelf een bedrijf wil leiden, dat is voor een deel van de traditionele gemeenschap een brug te ver. Ze botst tegen de oude schema’s van de plaats die mannen en vrouwen zouden moeten hebben, volgens de traditie. Ze wordt uitgesloten, voelt zich als een eiland op het eiland. Ze bouwt gelukkig een heel kostbare vriendschap op en heeft steeds haar trouwe hond naast zich. Maar eigenlijk is het leven voor haar genadeloos hard. Terug vertrekken kan ze eigenlijk niet. En wat ooit begon als een droom, drijft haar tot aan de rand van de wanhoop.

Van dit alles heeft Tamsin Calidas een heel aangrijpend boek gemaakt. Het is het rauwe en onverbloemde relaas van een hard leven dat je beproeft en tot aan de grens van je kunnen duwt. Proberen een plek te vinden in een vrij gesloten eilandgemeenschap waar tradities konden helpen om te overleven, maar waar die ook genadeloos hard kunnen zijn voor wie niet in het plaatje past. Voor een vrouw die van ‘de andere kant’ komt, geen kinderen heeft en dan ook nog eens een getinte huid heeft, kan het bijzonder zwaar zijn. Het is ook het verhaal van de diepe pijn van het verlangen naar een kind dat niet kan worden ingevuld. En het is het verhaal van wat het betekent om alleen te zijn en te voelen hoe de eenzaamheid je lichaam koud kan maken.

Het boek wil het verhaal voor een deel losmaken van het concrete eiland (dat trouwens nergens bij naam wordt genoemd). Het gaat over een ruimere existentiële ervaring. Hoe ga je om met je leven als al je zekerheden onderuit gehaald worden en als je helemaal op jezelf teruggeworpen wordt? Als lezer is het soms moeilijk om toe te kijken en te zien hoe die vrouw maar doorgaat in die meedogenloze situatie. Maar je ziet ook hoe ze uiteindelijk een weg vindt. De zee beukt niet alleen op het eiland, de zee draagt het eiland ook. Er is een ritme in de seizoenen. Er is een werkelijkheid in de natuur, met een heel eigen taal, die niet al te romantisch is. Al luisterend naar die geluiden kun je tegelijk ook met een zekere volharding je eigen weg zoeken, die er mee voor kan zorgen dat aloude evenwichten in beweging komen. Terwijl zij zelf verandert – wat ook staat voor een menselijk verhaal dat niet over het eiland zelf gaat – zie je hoe het concrete eiland zelf in de periode dat zij er leeft, is veranderd.

Tamsin Calidas heeft er een heel intens en meeslepend boek van gemaakt. Haar heel rijke stijl brengt enige zachtheid bij de soms harde dingen die je te lezen krijgt. Af en toe zijn haar natuurbeschrijvingen net iets te lyrisch en zijn (naar het einde toe) haar levenslessen net iets te stellig. Maar als geheel voel je wel, tot diep onder je huid, hoe deze vrouw een enorme weg heeft afgelegd en hoe de woorden troostend en helend werken. De vorm van het boek, de schoonheid die erin rust, is zo zelf een antwoord op de vragen die het oproept. Die zachtheid kon pas aan het andere uiteinde van de weg komen. I Am An Island is een heel bijzonder boek dat je erg diep raakt.

06 augustus 2021

Misschien is het de zee


Een taartje met aardbeien. Er is altijd wel iets te vieren. En het voorzichtig fietsen, met een taartje.

Je luistert naar de verhalen. Het doet goed bij je vrienden te zijn. Wat doe je bij de grenzen van het leven? Een traag gesprek.

Je vertelt iets, of het vertelt zichzelf. Het doet pijn. Het is iets van verlies. Het weegt.

Je vraagt iets aan het landschap, terwijl je fietst in de zon.

Het boek ademt.

De geluiden van de nacht.

Een bijzonder gesprek. De dingen die een ritueel raken. Iets over een grote liefde, iets over dertig jaar. Je kijkt naar je handen, terwijl je iets probeert uit te leggen. Iets over jouw grenzen. Wat je niet weet over het blijven.

(Iets maakt je verdrietig, je zult het pas later voelen.)

Een mooi gesprek. Het weerzien ontroert je. Verhalen over grenzen, en onvermogen.

(De verhalen bewegen, volgen hun weg.)

Een avondvergadering. Je moet iets overwinnen om in beweging te komen. Wat je hoort, raakt je.

(De koude onder je huid.)

Een vroege ochtend. Je gaat even op en neer naar je werk. Een opleiding die moet gegeven worden. Het is even wennen. Je stem zoekt het ritme van de woorden.

In de trein terug denk je aan de kinderen. (Waar zouden ze zijn nu? Wat zouden ze doen? Een verhaal stokt.)

Het huis wacht op je, is blij je te zien.

Je leest verder in het boek. Je verdwijnt.

(Uitgesteld gevoel, uitgesteld inzicht.)

Weer binnen, als een stroom, komt het over je heen. Alsof je het ineens ziet. Dat woord helpt je.

(Het beweegt. Het gaat over rouwen.)

Waarom rouw je niet om dat ene? Of denk je dat dat zo is? Waarom wel over dat andere?

(Het beweegt, weegt, het is goed zo.)

De nacht is anders. Die droom van de vorige nacht, die je nog helemaal voor je ziet. (De dag daarvoor had je nog die muziek gehoord, van dat concert waar je met haar naartoe was gegaan.)

Vroeg in de ochtend. Een afspraak. Je vertelt iets over de herinnering van je lichaam.

De nuttige dingen van de dag. (Een beetje opruimen in de boekenkast. Net zoveel boeken tot de tas vol is, klaar om weg te brengen. Eigenlijk ben je blij dat dat ene boek weg is uit jouw huis.)

De dingen uit het boek, als golven. Nog iets over de kinderen, iets over eenzaamheid en hoe het koude water trekt.

(Je zoekt naar woorden. Je wilt eigenlijk alleen maar afgeleid worden. De stroom is verder weg.)

De nacht is diep.

Een korte vroege vergadering. Het is goed hen even te zien.

Je kijkt naar een filmpje van een gesprek. (Het is goed dat je kijkt, denk je, maar het zal voor iets later zijn, zodat je trager kunt kijken.)

Op weg naar het station. Je komt een ver familielid tegen in de winkelstraat. Ze spreekt je aan met de naam van je moeder. (Alle verhalen in enkele minuten.)

Normaal maakt het je vaak niet zo uit, maar nu zou het fijn zijn als de mensen net iets stiller zouden praten in de trein.

Een mooie wandeling. (Je merkt het aan je stem, dat het goed is dat je iets probeert te vertellen over het rouwen.)

(Misschien is het gewoon iets van het ouder worden. Misschien is het iets anders. Misschien is het gewoon uitgesteld.)

De ene trein terug haal je net niet. De andere volgt een andere route. Die voelt steeds een beetje kleiner aan. Je nadert het einde van het boek.

Je loopt door de stad naar huis. Je kijkt naar de mensen, hoe ze bewegen, waar de verhalen huizen.

01 augustus 2021

Woorden zoeken


Je legt het dikke woordenboek op de tafel voor je. Meestal kun je het Engelse woord dat je nog niet kent wel ongeveer samenstellen uit de rest van de zin. Soms lukt het net niet goed genoeg. En het is wel fijn het woord na het opzoeken ineens licht te zien geven in je boek.

Je hoort haar een woord gebruiken. Het schokt je. Omdat het het juiste woord is, denk je. Het verbaast je dat je zelf nooit in dat woord gedacht hebt. Je beschreef het wel telkens met andere woorden. Alsof je het helemaal omcirkeld had.

Je ziet de acteur in de serie. Hij fascineert je. Je weet eigenlijk niet waarom. Het is iets in hoe hij staat, hoe hij beweegt. Het is iets met de verhoudingen in zijn lichaam. Je kunt geen woord vinden om te beschrijven wat je ziet.

Tijdens de vergadering. Je probeert iets uit te leggen. Dat ding wordt daar al gebruikt, op die plek. Je ziet de plek in je hoofd, maar de naam komt niet. Wel de naam van de straat naast de plek. Je ziet het woord van de plek in je hoofd, maar kunt het niet lezen.

Je krijgt een bericht. Iemand vraagt hoe het met je gaat. Je probeert goed te antwoorden, naar waarheid. Er lijkt geen woord te komen dat past in een kort antwoord. Er komen omtrekkende woordbewegingen, ze bewegen om de dingen heen. En zijn zo een antwoord.

Je probeert de tekst die je kreeg snel te herschrijven. Die tekst moet je eerst voelen voor je hem kunt veranderen. Daarna kun je hem herstellen en uitbreiden. Daarbij kan de tekst uitademen. De woorden volgen de adem.

Je zit in de trein. Je leest een boek van een Italiaanse auteur. Enkele rijen verder is iemand luid aan het telefoneren. In het Italiaans. Je probeert woorden te horen die misschien overeenkomen met de vertaalde woorden in je boek.

De vrouw in het boek zegt dat ze graag met de hand geschreven brieven ontvangt. Zo’n brief verandert het leven op een eiland. Je ziet brieven die je schreef, je ziet brieven die je nog niet geschreven hebt. Het is het ritme van je hand dat de woorden zoekt.

Je probeert in een antwoord iets uit te leggen. Je nadert een plek in je landschap waar het moeilijk gaan is. De woorden stokken. Misschien zijn ze er, misschien niet. Misschien zijn er wel woorden, maar is die plek woordafstotend.

Iets maakt je rusteloos. Iets met woorden die nog niet gekomen zijn. Waardoor andere woorden wel komen, ergens. Je kijkt naar de regen. En ja, de woorden zijn gekomen. Je adem verandert. Je kijkt naar de regensporen.

Je leest het artikel eerst van ver. Je wilt sommige woorden niet lezen. Als je weet dat ze erin staan, wil je het artikel liever niet lezen. Als het een andere dag was, was het misschien geen probleem. Maar het is deze dag.

Je hoort haar iets zeggen over de betekenis van eenzaamheid. Je ziet wat ze zegt. Je ziet welke woorden je zou gebruiken als jij zou antwoorden. Je ziet waar je zou zoeken naar andere woorden. En hoe ze in beide gevallen zouden wegen.

De vraag die al dagen op je wachtte. Je wist dat je ze moest beantwoorden. Eerst aan jezelf, dan aan een ander. Zo eenvoudig, en toch een drempel. Om ze te kunnen beantwoorden moet je zelf ook een vraag stellen. Die woorden wachten op je.

Een lege plek in de dag. Een gesprek in je hoofd. Je probeert aan jezelf uit te leggen waarom iets niet goed was voor jou. Vergeleken met alle vorige keren wordt het antwoord steeds beter, denk je. Daarna zie je de beelden.

Je zit in de trein. De treinmeneer gaat naar de microfoon en kondigt vlotjes in vier talen aan dat we een groot station naderen. Zou hij de woorden zien in zijn hoofd, of niet? De twee treinmevrouwen achter je applaudisseren. Ze praten verder met elkaar. De talen kantelen in een zin.