31 oktober 2017

Nauwelijks merkbaar

Die kleine bewegingen.

Even achterover leunen. Even in een niemandsland zijn. Waar je herinneringen gewichtloos zijn. En traag terugkomen.

Zien hoe de woorden zichzelf schrijven.

Bij je documenten een oude brief zien staan. Zien hoe je hand die bijna opent. En toch niet.

Het theezakje bewegen en kijken naar het donkere gembergeel. Wachten.

Je vinger over je wang. Je huid is niet meer helemaal glad, het is geen ochtend meer. Het ritselt.

In je hoofd naar een plek gaan, ondertussen lang geleden.

De pagina van de literaire katern traag omslaan. Dan blijven de woorden dichter bij je, en om een of andere reden kun je dat goed gebruiken.

Je staat altijd al te wachten in het halletje van de trein voor die in het station komt. Terwijl je daar staat, heel voorzichtig je evenwicht verschuiven, van de ene naar de andere kant. En dan wachten tot de trein stopt en die jouw lichaam mogelijk zachtjes in een andere richting duwt.

Je ene arm een beetje laten wiebelen, terwijl je door de winkelstraat loopt. Je arm observeren. Van binnen naar buiten.

Je komt de mevrouw uit de winkel tegen. Een kleine glimlach. Je beweegt iets.

Tegen de toog leunen, een beetje, terwijl je dat brood vraagt. Alsof je iets zou moeten voelen.

Een hele tijd wachten voor de deur, en dan het ijs uit de vrieskast halen. Twee potjes.

Aan de kassa je boodschappen voor het bezoek de volgende dag zorgvuldig verdelen over de twee zakjes. Alsof je daarmee iets belangrijks hebt gedaan. Een heel klein beetje zenuwachtig zijn, al weet je niet waarom.

Op weg naar huis. De straat ruikt naar bijnanovember.

Even gaan liggen. Of toch niet helemaal, ergens tussenin. Voor je aan het eten begint. Even ben je weg, ergens. Alsof er een plek is tussen hier en daar.

Na lang wachten toch, uiteindelijk, voor het eerst de verwarming in huis aanzetten. En dat heel spannend vinden, eigenlijk. Voelen dat je het toch wel heel fijn vindt, warm. Misschien wil je wel warm. Een aarzelend geluk.

Net iets trager dan anders het kommetje uit de kast halen. Yoghurt.

Een vleug van een niet nader genoemd verdriet passeert ergens. Je voelt een trilling in de lucht.

De huid van je voorhoofd bevragen.

Kijken naar een concertje dat live gestreamd wordt. Een van je grote helden. Er zijn 15 mensen aan het kijken. Je zou iemand willen bellen om het te melden.

Je zoekt een foto. Ergens.

Met je vingertoppen het tafelblad betasten. Zij herinneren zich nog hoe het gemaakt is.

Woorden heen en weer schuiven. Kleine bewegingen.

Iets is moe in je lichaam, het beweegt. Niemand ziet het.

Misschien kun je een heel trage dans overwegen. Op weg van hier naar daar, straks, of zo.

Het mag warm zijn, denk je. Voorzichtig.

Het is goed. Weet je.

En je kijkt naar je handen. Hoe ze woorden bewegen.

28 oktober 2017

Nog meer omtrekkende bewegingen

Misschien kun je wachten tot wat moe is verdwijnt uit je lichaam. Het zou zo kunnen wegglijden langs je huid. Alsof het tijd is.

Misschien heeft het dat niet geleerd. Alsof alleen de vlucht blijft duren.

Je kunt kijken naar je huid als naar de lagen in de aarde. Alsof je je eigen geoloog zou zijn, als je al iets met dat woord zou zijn. Wat je ziet, verzet zich tegen woorden. En misschien is dat wel beter.

Het is. En misschien is dat genoeg.

Het mag er zijn. Misschien is dat genoeg.

Het zou goed kunnen zijn om af en toe alleen maar in de wind te gaan staan.

We zijn aangekomen. Je hoorde het de vorige week nog. We zijn thuis.

En dat je het niet altijd goed moet doen. Iemand zei het je onlangs nog. Dat het goed is.

Je zou je kunnen afvragen waarom je bent terechtgekomen op dat pad in het bos. En je zou kunnen zien dat dat enkel een manier van kijken is. Misschien was je al thuis.

We zijn aangekomen.

Waar is het veilig, zou iemand kunnen vragen. Daar, zou iemand kunnen zeggen.

Je vertelde het verhaal, onlangs nog. Het veranderde je adem.

Je wou de zinnen zeggen, de woorden horen, van de zinnen.

Je deed het goed, zei iemand onlangs nog. En zij kan het weten.

Misschien is het tijd voor foto’s van de herfst, mag de zee zich weer even terugtrekken. Alleen kijken.

Je loopt traag door de kamer. Soms kan je lichaam zien waar de rust is. Waar de angst van soms zich al heeft teruggetrokken. Het zou kunnen dat je al weet hoe je kunt bewegen.

Misschien wil je daarom opruimen. Leegte bijmaken. Wat overtollig is, als een streven, achterlaten, uit handen geven.

Je loopt traag door de kamer. Tot dat genoeg is.

En hoe je jezelf uit handen kunt geven. Misschien hoeft het geen vraag meer te zijn. Is het gewoon.

We zijn aangekomen, misschien wel.

Soms ben je als het water. Als iets het oppervlak raakt, kun je enkel de tijd volgen. De tijd die het vraagt tot de uitwaaierende cirkels zich neerleggen.

De dingen sijpelen door je heen. Dat is het ritme, als een trage dans.

Je kijkt naar je handen. Vandaag laat je het falen achter je, voor vandaag. We zijn aangekomen.

Je had al vrede gesloten, dacht je. Misschien was dat nog maar een begin, en is ook dat goed.

Door het raam kun je de wind zien.

Misschien is het goed het verhaal te vertellen, traag, en opnieuw. Je hoort wat ze zeggen, en het verandert je verhaal.

Ineens zie je je grootvader in jezelf.

Hoe je daar zat, in die kring van stilte. En hoe je keek, en bleef kijken. Waarom denk je daar nu aan?

Soms wil je niet alles begrijpen. Soms is de wind genoeg.

Hoe de dingen zich langzaam neerleggen, als een terugkeer. En hoe tegelijk dat woord niet het goede is.

Je hoort jezelf praten aan de telefoon. Iemand vraagt wanneer je nog eens komt. Spoedig, zeg je.

Een ander gesprek. Je vraagt hoe de dingen gaan. Je hoort hoe het is. Je zou iets willen kunnen zijn. Misschien ben je dat wel. En je ziet iets, over lijnen in een leven. En wat blijft.

Misschien zijn er alleen omtrekkende bewegingen. En ligt het aankomen in die beweging. Je hoeft het niet te weten, niet vandaag.

27 oktober 2017

Kaken

Je loopt door de zaal. Verschuilt je achter het fototoestel. Je ziet vormen. Je zoekt lijnen.

Stapels papier uit de vrachtwagen laden. Het stelt je lichaam op de proef, merk je later.

Even een moment tussenin, of zo. Zul je beginnen te koken, of nog niet. Je weet het: als je begint, zul je net dan naar buiten geroepen worden, en zal je eten koud zijn nadien. En om een of andere reden wil je dat half uurtje van de dag helemaal voor jezelf.

Een vriendin komt nog even langs. De dag daarna zal een moeilijke dag zijn voor haar. Hopelijk zal ze voelen dat je aan haar denkt.

En die avond, je lijkt een beetje gebroken. Maar ook dat zal wel weer overgaan. Je doet nog enkele telefoontjes. Verhalen die je raken.

De volgende dag is het vroeg. Op weg naar een andere stad. Een mooi gesprek in de trein heen, en later ook terug. Je ziet de dingen iets beter.

Een kwetsbare keynote. (Je houdt niet van dat woord.) Een kwetsbare jonge vrouw dus, daar op het podium. Je bent een beetje bezorgd, weet niet goed of je het haar zult durven zeggen.

Een indrukwekkend verhaal over een lichtjes te gek kunstproject. Het doet je glimlachen, en maakt je een beetje klein.

De rugleuning van de stoel zegt krak. (Krakje, eigenlijk.)

Je probeert je te concentreren tijdens de vergadering die avond. Probeert de dingen te zien.

Na de vergadering fiets je nog naar een andere plek. Het donker is al in de stad. Het is warm daar. Sommige woorden die je hoort, maken je een beetje onrustig, maar ze gaan daar ook over.

In de zetel daarna nog een fijn gesprek. Je hoort dat een stukje van jou is doorgestuurd naar de muzikanten, die ook in dat stukje aan bod kwamen. Het maakt je heel verlegen, of zo.

Nadien op de fiets vergeet je iets te zeggen.

De nacht is kort. De kaken herbergen iets.

Je denkt aan woorden. Aan tijd, en de juiste adem voor woorden.

De man die tussen zijn werk door ook nog studeert. Je probeert al zijn vragen te beantwoorden in een middagpauze. Je hoort de woorden.

Terug thuis knutsel je nog aan woorden.

Het lijkt alsof het lijstje met dingen te doen stilaan onder controle komt, heel voorzichtig.

Je bent moe. Een beetje hoekig. Woorden over geluiden. Het lijkt te kloppen.

Een andere dag.

Je krijgt een telefoon die je verontrust.

Je loopt door de statige ruimte. Weer verscholen achter het fototoestel. Je probeert ongemerkt te bewegen. Je hebt dat geleerd ooit.

(Je denkt ineens aan een bericht van een vriend van je vader.)

Je kijkt naar de mensen, door de lens. Je ziet plekken. Je vermoedt lijnen. Er is veel rood in het licht. Mensen op schilderijen kijken toe, al dan niet gekleed.

Je durfde het niet goed, maar je doet het toch maar. Iets over kwetsbaarheid. Misschien was het wel goed dat je het deed.

(Raar wat er die vorige nacht in je droom gebeurde.)

Nog een avondvergadering. Het is een beetje raar, en ook wel fijn om aan de andere kant van de tafel te zitten. Je kijkt naar wat er met je woorden gebeurt.

Je bent een beetje verlegen als je iets merkt.

Een papieren zakje waarop staat dat je breekbaar bent.

Dingen waar je aan denkt als je die avond, in het donker, naar huis loopt.

Op weg naar de markt, in de ochtend. Je lichaam is nog een beetje hoekig.

Later gaat het snel bij de tandarts. Alles lijkt in orde. Je praat nog even na, het is wel mooi.

De studenten in de trein, iets later. Even stel je je voor dat het jouw kinderen zouden zijn. Even.

Het selecteren van de foto’s. Soms zie je iets van de lijnen die je zocht.

Een middagafspraak. Een briefing. Je kijkt naar je woorden in de andere talen.

Je probeert nog enkele dingen af te werken. Iets moet klaar zijn, voor je naar huis kunt vertrekken.

Je krijgt bericht dat die plaat is aangekomen, dat ze op je ligt te wachten. Het vooruitzicht maakt je al gelukkig, niet onterecht, zo zal later blijken.

Er komt nieuws binnen. En je hebt alleen maar zin om de radio af te zetten en die avond voor een keer eens niet naar het journaal te kijken. Je wilt het niet zien, het maakt je te kwaad.

Je houdt de nieuwe plaat vast. Je glimlacht.

Je kijkt uiteindelijk toch naar het journaal. Een beetje. Op laag volume, terwijl met de afwas bezig, en niet kijken naar die beelden die je niet wilt zien.

Gelukkig is er straks een glas wijn, en een telefoontje. Verhalen, je kijkt uit naar verhalen, trage verhalen. Zo kom je dichter bij je lichaam. Misschien laten je kaken iets los.

25 oktober 2017

Geluiden

Het scheermes. (En hoe je dat ook een beetje aan de binnenkant van je hoofd lijkt te horen.)

De vrouw die viool speelt in die film. De vrouwen eerst, en daarna de mannen die heel traag zingen. De vrouw in het publiek die hevig begint te wenen.

Een krakende nek. Diverse varianten.

Het toetsenbord onder je vingers. Soms nauwelijks betastend, soms heftiger.

Je vingers over het oppervlak van je werktafel.

Het water dat bijna kookt in de fluitketel. Het geluid van je voeten op de vloer op weg naar de fluitketel.

De stappen van de vrouw die voor je loopt. Hoge hakken, ze tikken.

Muziek in je hoofd, als je eraan denkt.

De stem van de omroepmevrouw terwijl je op het perron staat. Daar op die plek waar er een heftige echo is.

De fluittoon in je oren.

Het water dat in de afwasbak loopt. Het schuim.

Je adem, in en uit, en weer.

Het afbreken van een stukje chocolade.

Acoustic Rarities, van Richard Thompson.

Na een korte nacht horen hoe je stem hapert, hoe de woorden niet lijken te komen.

Liftgeluiden.

Meeuwen in de stad.

Je eigen fiets, die je nauwelijks hoort terwijl je over de weg lijkt te glijden.

De stem van de man naast je, een stem die je altijd een beetje rusteloos maakt.

Die cantate horen terwijl je zit te werken, en de radio iets harder zetten.

Je handen.

Het donker.

Gepruttel in de pan.

Het fijne gesprek dat zich plooit naar het ritme van de trein.

Het signaal van een sms dat je doet schrikken.

Het belletje op de cd met meditatieoefeningen.

Het dekentje.

Het kleine meisje dat ontredderd de hele winkelstraat bij elkaar huilt, terwijl haar vader haar zachtjes probeert te troosten.

Het brood snijden met het broodmes, traag of sneller.

Het dopje van je vulpen.

De man die staat te brullen op de hoek van de straat.

De zachte stem die je herkent in de telefoon, en hoe blij je bent die te horen. Het was al weer lang geleden.

De wijn die in het glas loopt.

Het verschil tussen yoghurt en melk.

De rugleuning van de stoel die ineens aan de rand afbreekt. (En denken dat je minstens onmiddellijk zult geëxecuteerd worden. Dat lijkt nog mee te vallen. Voorlopig.)

Manieren om het blad van je krant om te slaan.

De witte selder.

Herinneringen aan stemmen. Soms met beelden samen, soms niet.

De klik in het fototoestel.

Lachende mensen in het programma. Verlegen mensen in het programma.

Een stem aan de microfoon die soms trilt door de zenuwen.

Mensen die nood hebben aan aandacht, blijkbaar. Onstilbaar, mogelijk.

De nog niet gekookte rijst in de kookpot.

Iemand fluistert je iets in je oor.

De wind.

22 oktober 2017

Anything is Possible

Je leest een boek dat je op een fascinerende en ontroerende manier een inkijk geeft in een universum. En later komt er een boek van dezelfde schrijfster dat van een andere kant naar hetzelfde universum kijkt. En het tweede boek maakt het geheel nog mooier.

Eerst was er het heel erg mooie My Name is Lucy Barton, van de Amerikaanse schrijfster Elizabeth Strout. En nu is er Anything is Possible (vertaald als Niets is onmogelijk). In het vorige boek leerden we Lucy Barton kennen, een schrijfster die uit een klein stadje in Illinois was weggetrokken naar New York. In dat boek ligt Lucy Barton in het ziekenhuis en voert ze gesprekken met haar moeder, onder meer over het plaatsje waar ze vandaan komt. Het relaas in dat boek vormt op zich dan weer het boek van Lucy Barton.

En in Anything is Possible zijn we in dat stadje, Amgash. Het boek bestaat uit negen hoofdstukken, of negen korte verhalen. In die verhalen komen telkens inwoners van Amgash in beeld, waaronder ook de familie van Lucy Barton. Zij zelf duikt op in een van de verhalen en is in de andere regelmatig op de achtergrond aanwezig, soms in de vorm van haar boek. De verhalen zijn afzonderlijk te lezen, maar verwijzen telkens via een of ander personage naar elkaar. En zo ontstaat een web aan verhalen, zoals ook al in My Name is Lucy Barton.

Het zijn verhalen van verlies, van dromen die verdampt zijn, van schuld en schaamte, van onvermogen, van onderdrukte seksuele verlangens. We zien nog beter in welke armoedige omstandigheden de familie van Lucy opgroeide. Littekens die kinderen opdoen in de gezinnen waar ze opgroeien, het is een van de draden die door alle verhalen loopt. Al die lijnen lopen soms onopgemerkt via personages door de verhalen heen. Regelmatig wil je een vorig verhaal opnieuw gaan lezen. Dat is een van de mooiste dingen van deze verhalen, en van de twee-eenheid van deze boeken, hoe je voelt dat je elke situatie van verschillende kanten kunt bekijken. Van alle personages krijg je, verspreid over het geheel, telkens een aantal treffende details die telkens veel laten voelen maar weinig laten zien. In dat besef zit ook iets tragisch. Mensen zien niet altijd de andere kant van een ander, en kunnen misschien jarenlang naast elkaar leven en elkaar beoordelen zonder dat ze weten wat er werkelijk aan de hand is.

Die vorm lijkt ook iets te zeggen over hoe zo’n lokale gemeenschap werkt. De mensen die er wonen kennen elkaars verhalen, of net niet of nog niet. Ze vertellen over elkaar, ze beoordelen elkaar, maar dragen elkaar ook zodra ze de andere kant zien. Er is veel eenzaamheid, veel onvervuld verlangen. Mensen zitten ook een beetje vast in die plek. Lucy is een van de enigen die het gemaakt heeft, elders dan. Haar boek is voor een aantal mensen daar als een symbool dat er een andere wereld is of dat je op een andere manier naar je eigen plek kunt kijken. Maar wanneer Lucy zelf terugkomt en herenigd wordt met haar broer en zus, overweldigt de plek haar onverwacht. Dat gebeurt in een van de mooiste verhalen uit het boek.

Elizabeth Strout doet dit alles weer op een ongelooflijk goede manier. Het is indrukwekkend hoe ze dialogen kan maken die zo echt lijken. Het loopt tegelijk heel vanzelfsprekend en dan weer ineens op een manier die je niet  verwacht. De zinnen zijn ingedikt, zonder al te veel franjes, maar met des te meer mededogen. Hoewel er veel ellende is in de verhalen in het boek, is er ook veel troost. In de manier waarop een aantal personages er telkens het beste van probeert te maken, en ook in hoe Strout schrijft. Zinnen die eenvoudig lijken, maar op een soms droeve en soms zoete manier de wijsheid van een leven oproepen. Er is zoveel onderhuids verdriet, maar sentimenteel wordt de schrijfster nooit, integendeel. Ze geeft telkens opnieuw blijk van een diep inzicht in de rafeligheid van het leven. Het is alsof je na dit boek iets weet wat je tevoren nog niet wist. Je krijgt trouwens ook meteen zin om het vorige boek opnieuw te gaan lezen, zodat je kunt blijven kijken.

20 oktober 2017

De dingen leggen zich neer

Waar de dingen zich neerleggen. Daar wil je zijn.

Er is een rust in je huid, denk je.

Dingen die waar zijn, denk je. Ze gaan door je hoofd. Ze komen en gaan, en weer.

Traag ademen, terwijl je naar de nacht kijkt.

De nacht geeft iets terug.

Waar je voeten de grond raken. Iets is anders.

En je vertelt traag. Omringd. En je weet het weer.

Iets over littekens. Iets over wat ingeprent is.

Je kijkt naar jouw woorden. Daarna naar je handen.

Je kijkt naar de tijd. De tijd die het vraagt.

En je kijkt naar de rivier.

Het mocht net iets kouder zijn, denk je, terwijl je naar huis loopt.

Iets komt terug.

Je kijkt, en je denkt dat het nog leger mag.

De dingen na elkaar doen, alsof je iets terugwint.

Je schrikt.

Soms ben je bang.

Je denkt aan wat je zult maken straks. Je ziet het.

Je rug.

Je lichaam trekt. Je wankelt even.

Daarna verandert je stem.

Het woord denken. Je glimlacht.

Je ziet iets in je herinnering. Je weet weer wat je altijd al wist.

Misschien moet je dat nog eens zeggen.

En je ziet de beelden.

Het is goed.

Dat je het altijd goed wilt doen.

Je hoort hoe je de dingen zegt.

Maar luisteren voelt beter.

Je bent anders moe.

Je wacht op de dingen. Op hoe ze zich neerleggen.

Je kijkt anders naar het huis.

Het warme plekje.

Misschien is het genoeg.

En wat je niet kunt.

Je wilt dat de woorden zacht blijven.

Terwijl je schrijft, besef je iets over geluk.

En ze zagen het.

Je ziet wat terugkomt, je ziet wat veranderde.

En waar het veilig is.

Soms wil je onderweg zijn. De reis voelen. In dat ritme verdwijnen.

Soms wil je thuiskomen.

Soms hoef je niets te willen.

Laat de dingen maar de dingen.

11 oktober 2017

Complexity

Tijdens het seminarie verwijst de (overigens erg interessante) spreekster naar jou met de woorden: “You might be a professor in complexity economics.” Dagen later vraag je je nog steeds af wat je daarvoor moet kunnen. Het klinkt wel goed natuurlijk (en zou als een extra naambordje aan je deur kunnen bevestigd worden).

Complexiteit dus, even oefenen al. Kwestie van die titel in je derde leven toch te kunnen verdienen, na enkele reïncarnaties.

Een complex vraagstuk, zoals: hoe komt het dat die kussens en dat dekentje in de zetel de ene dag spontaan helemaal juist op hun plek komen en tot optimaal ligcomfort leiden en de andere dag op geen enkele wijze in een of andere juiste hoek te duwen zijn? Misschien kunnen daar allerlei formules op losgelaten worden.

Of een ander complex vraagstuk. Hoe komt het dat sommige collega’s de afwasmachine niet op de enig juiste manier vullen? Het is toch evident wat die enig juiste manier is. Volgens jou toch. Moeten er complexe infoborden gemaakt worden die de juiste methode in zeven talen uitleggen? Moet er worden overgegaan tot een aanpak van nudging, om zo ook eer te doen aan de nieuwe Nobelprijswinnaar? Of moet eventueel toch overwogen worden om de kwestie op geheel boeddhistische wijze los te laten?

Complexe uitdagingen. Zoals een officiële intentie om grotere delen van je leven gewoon met de stroom mee te laten drijven. Tot je op het voetpad loopt achter iemand die geheel riviergewijs voor geavanceerd slenteren kiest. Je kunt overgaan tot instantmeditatie en achter hem blijven lopen. Je kunt hem in een plotse snelle beweging voorbij schieten om daarna dan zogenaamd rustig in je eigen tempo verder te lopen (wat voor de meeste anderen nog altijd snel zou zijn). Of je kunt hopen op een goddelijke interventie.

Complexe problemen. Dat oude vulpotlood dat je van je vader kreeg. Je hebt daar voorzichtig zo’n staafje potloodmaterie in laten schuiven. Maar wat je ook doet, hoe je ook klikt, traag of snel, ritmisch of in onverwachte stoten, het ding komt niet vooraan piepen. Welke vormen van geweld zijn in die situatie toegestaan?

Nog complexe problemen. Bij het ontbijt heb je graag een boterham met platte kaas. In het kader van het gezondheidsbeleid kies je al voor magere kwark (je kunt altijd dromen van volle). Er komt nog een kwakje confituur van rode bessen op. In het kader van het antisaaiheidsbeleid vind je dat als dat potje confituur op is moet gekozen worden voor een andere smaak. Als je in de winkel staat, kies je toch opnieuw voor rode bessen. Normaal zou er dan onmiddellijk een goddelijke tussenkomst moeten komen, in de vorm van een dodelijke bliksem. Maar god wordt stilaan ook ouder, heeft geen zin zich met dergelijke problemen van categorie B17 bezig te houden en de assistent van god heeft net een dag vrij. Moet je nieuwe maatregelen nemen in het kader van de zelfopvoeding?

Complexe kwesties die zich aandienen. Met een beetje moeite zou je je kunnen voorstellen dat je CD-kast – net als de planeet overigens – qua stapelruimte van het eindige soort is. Zuiver theoretisch gezien zou er dus een moment kunnen komen waarop deurwaarders zouden kunnen vaststellen dat de kast min of meer vol is. Een redelijk onaanvaardbare gedachte. Wetend dat je elke dag kunt worden getroffen door een meteoor, zou je moeten overwegen om het normale CD-aanvulritme te vertragen, of zou je het probleem zo lang mogelijk voor je uit moeten schuiven?

Complexe sokmysteries. Moet de kwestie van de in-de-wasmachine-verdwenen sok definitief zijn opgelost voor je aan een volgende reïncarnatie kunt beginnen? Heeft het Europees Parlement normen vastgelegd voor de nog-net-aanvaardbaarheid van gaten in je sokken? Als je in de winkel steeds sokken in dezelfde kleur koopt, omdat je denkt dat het dan gemakkelijker wordt nadien, en bij het rommelen ’s morgens in je sokkenlade kun je toch geen paar vinden dat bij elkaar past, wil dat dan zeggen dat er iets met jou mis is?

Complexe existentiële vraagstukken. Is het echt erg als je na zeven seizoenen Game of Thrones nog steeds niet weet wie nu eigenlijk familie van wie is en wie wie vermoord heeft? Is het echt erg als je nog altijd niet goed weet hoe Jeroen Meus dat doet, dat pletten van die stukjes knoflook? Is het echt schokkend als je M&M-ijs een enigszins gruwelijke uitvinding vindt? Is het echt onaanvaardbaar als je eigenlijk niet goed weet wat je in welke volgorde met dat melkschuim op je cappuccino moet doen volgens de 10 geboden?

Toch nog maar een beetje oefenen… En misschien die titel doorschuiven naar je vierde leven.

08 oktober 2017

Zwerven

Terugkeren naar de woorden. Niet dat je echt op de dool was, gewoon onderweg, ergens. Plekken waar je wilde zijn. En toch ook goed, die nabijheid van de woorden, terug, op de plek waar de woorden zijn. Een hier.

De dagen in je hoofd. Je moet even zoeken, om ze weer uit elkaar te halen. Zoals velletjes bladerdeeg, of zoiets.

Je hoort jezelf praten. De mensen luisteren. Soms trekt iets je weg. Dan weer hoor je hoe je de woorden zorgvuldig uitspreekt, met nog net iets meer aandacht. Je ziet hoe de mensen luisteren, wat de woorden doen.

(Misschien zwerf je in jezelf.)

Soms in de trein, onderweg naar ergens, naar huis, zou je willen dat het stil wordt. Het ritme van de nacht, de beelden die voorbij schuiven. De volle leegte die in die beweging zou kunnen ontstaan, die je bijna zou kunnen aanraken.

Lijstjes van dingen. Ze verdringen zich, daar. Soms moet je even wachten op stilte, om het lijstje te herschikken, netjes te zetten. De dingen in hun volgorde. Wat je even naar achter kunt schuiven, om hier terug in de adem van de dag te kunnen komen.

Je kijkt naar de huid, naar je vingers, naar je huid, naar de adem, naar de beweging, naar waar je niet meer weet waar wat ophoudt en wat begint. De adem neemt het over. Je probeert de adem in je handen te houden. Je kijkt. Schroomvol.

En de geluiden van de nacht. Ergens daarbuiten bewegen ze. Je bent hier, waar het warm is, waar het alles is. Wat de tijd doet, het geeft nu niet. Het is goed. Het is wat je niet weet. En het licht komt.

De rivier stroomt.

(Soms zwerf je door de tijd. Hopend die uit te kunnen spreiden. Als lakens op het gras, een voor een, heel rustig.)

De tips voor het leggen van een vers laken.

Het bordje dat je boven haar bed zou moeten hangen. Terwijl ze slaapt, vanzelfsprekend.

Voor even. Soms zou je willen dat niemand iets vraagt, dat iedereen gewoon wacht en toekijkt, met alle tijd, tot de dingen zichzelf gevonden hebben, in hun tijd. Voor even.

(Soms zwerf je door je machteloosheid.)

Je kijkt naar de jongen. Je kijkt naar de woorden, de woorden die je zegt. En je ziet wat er gebeurt, heel voorzichtig. Het ontroert je.

Een mooi gesprek, een avond. Je was moe. Het was goed, alsof je de woorden vond.

Je haast je naar huis, om daar te zijn. Het voelt goed, een plek te kunnen zijn voor een ander.

Je had het je voorgenomen, je zou het moeten, vroeg gaan slapen. Je blijft kijken naar die dansfilm. Die bewegingen. Hoe dichtbij en ver tegelijk ze zijn.

Ook nog even de cadeaus uitzoeken en ze nog op tijd op de post proberen te krijgen. Hoe belangrijk het lijkt.

Geel staat haar goed, je hebt het altijd geweten.

(Zwerven in de loopgraven.)

Je weet niet of je het mag zeggen, zou moeten zeggen. Misschien weet je niet wat je plaats is, terwijl het eigenlijk best wel duidelijk is. Je zegt het, voorzichtig. Het valt goed.

Misschien zoek je altijd naar zachte plekken. Misschien is dat jouw zachte plek.

Het is fijn in de trein te zitten, omringd door zoveel fijne mensen. Hier wil je zijn, denk je, op dit moment.

Je kijkt naar je gasten, hoe ze spreken, hoe ze hun vertalen vertellen. Het blijft een wonder, telkens weer. Dat je dat mag doen. Een vraag stellen, een klein voorzetje geven. En dat de verhalen dan komen. Het ontroert je, hoe ze praten over machteloosheid en verdriet. Hoe hun ogen veranderen. En hoe dat ontroert.

Het is goed bij je vrienden te zijn. Ze kijken naar je, en ze zeggen de dingen.

(Soms zwerf je door de stad. In dat moment tussen het ene en het andere. En hoe goed het je doet.)

De gitaar.

Je kijkt naar de tekst. Je was verontwaardigd en bezorgd, over die tekst. Je hebt gewacht op dit moment, omdat het niet eerder kon komen. Je reacties stromen in een geut op het scherm. Je kijkt naar de woorden, vraagt je af waar ze vandaan komen.

Een gesprek over hoe je het deed, toen. Je bent verlegen.

Het is goed dat het regent, denk je.

Gezichten die opduiken in je dromen. Dat was lang geleden.

Je wilt het goede. Je wilt eigenlijk alleen maar het goede.

De woorden nemen heel langzaam je huid weer over, je huid ademt anders dan toen je begon.

(Soms zwerf je.)