Dus. De woorden doen ertoe. De woorden die je wel of niet gebruikt, het maakt een verschil. Woorden zijn werelden.
Een
bekend politicus heeft moeite met de formatiegesprekken op federaal
niveau. De voorkeurscoalitie die hij wou, is er niet gekomen. Er zou een
andere coalitie kunnen komen, al is ook dat nog niet zeker. Die
politicus vindt van zichzelf dat hij een echte staatsman is, een echte
leider. Op basis van zijn permanente boosheid en misnoegdheid dient men
blijkbaar de indruk te krijgen dat hij zich ook permanent tekortgedaan
voelt. Er is hem iets aangedaan, iets wat hem toekomt, is niet gekomen.
Iets waar hij vanzelfsprekend recht op zou moeten hebben, komt toch niet
in zijn richting. De noodzakelijke loop van de geschiedenis, die hij
ziet en anderen maar niet willen zien, wordt tot nader order nog
tegengewerkt door mensen die zich daardoor “crimineel” gedragen.
Blijkbaar zien we dus maar niet in dat hij de enige echte juiste leider
is die het land zou moeten leiden. Dat men daar nog aan twijfelt, is
voor hem moeilijk te begrijpen. Hoewel het tegen zijn zin is, wil hij
die zware verantwoordelijkheid immers wel dragen, want als het serieus
is moeten de echt groten buitenkomen, waar hij dus bij is. We zouden dus
eigenlijk mededogen moeten hebben met het gewicht op zijn schouders en
deemoedig het hoofd buigen en zwijgen.
Laten we er even van
uitgaan dat de dingen die hij zegt in zijn ogen oprecht zijn, en niet
ten allerdiepste cynisch of instrumenteel.
Die man heeft het dus
moeilijk met een mogelijk andere coalitie dan diegene die hij wilde. Dat
is menselijk. Er zijn ongetwijfeld dingen gebeurd die we niet allemaal
weten en die kwetsend geweest zijn. Pijn is menselijk. Een democratie is
evenwel een spel dat steunt op het gezamenlijk aanvaarden van de
spelregels. In een democratie is de stoel van de macht leeg. Je
respecteert dat je verschillende rollen opneemt, zo lang de afgesproken
periode duurt. Ook als iemand van een andere partij minister is,
respecteer je haar of hem in die rol. Dat wil niet zeggen dat je het
eens moet zijn met de ideeën van die minister. Een democratie is een
georganiseerd meningsverschil. Verschillende ideologische visies gaan
met elkaar, op het theater van de democratie, op vreedzame wijze in
discussie. Die discussie kan hevig zijn, maar ze gaat over de inhoud.
Een ideologie gaat over de invulling van wat het algemeen belang is. Als
op basis van de spelregels enkele partijen een meerderheid vormen, dat
is dat legitiem, ook al is het niet jouw voorkeur. Je kunt in de
meerderheid zitten of in de oppositie. Beide rollen zijn belangrijk en
nodig.
Als het dus niet jouw voorkeurscoalitie is kun je
teleurgesteld zijn. Je kunt zeggen: “Beste collega’s, uw project is niet
het mijne, maar ik wens u alle geluk. Vanuit de oppositie zullen we uw
ideeën met alle democratische middelen die we hebben bestrijden wanneer
we dat nodig vinden, en zullen we die steunen wanneer we het ermee eens
zijn. Voor het geheel van de democratie zijn we samen verantwoordelijk.
We gaan ervan uit dat u onze voorstellen oprecht overweegt en we gaan
ervan uit dat u de minderheid niet zult vernederen.” Dat zou een soort
samenvatting kunnen zijn van een minimale politieke deontologie. Dat zou
ook een waardige communicatie zijn, die iedereen kan begrijpen.
De
man in kwestie zegt evenwel iets anders: “We maken ze kapot in de
oppositie.” We zullen u kapotmaken. In welk universum zou dit een
aanvaardbare manier van spreken kunnen zijn? Een gemakkelijk antwoord
zal waarschijnlijk zijn dat dit gewoon retoriek is, dat dit “moet
kunnen”, dat “politiek nu eenmaal hard is en niet voor watjes”. Ik zou
niet weten waarom ik hier tegen moet kunnen? Ik heb er geen enkel
probleem mee dat iemand anders totaal andere ideeën heeft over wat het
algemeen belang is en daar met passie voor uitkomt en met mij in een
debat over de inhoud in de clinch gaat. Als het debat goed is, zullen we
allebei iets leren, en kunnen we nadien samen gewoon door eenzelfde
deur en kunnen we vragen hoe het met de kinderen is. Als iemand mij zegt
dat hij mij gaat kapotmaken omdat ik niet de keuze maak die hij vindt
dat ik had moeten maken dan is dat wat mij betreft grensoverschrijdende
communicatie die tegelijk bepaald gedrag in de werkelijke wereld lijkt
te legitimeren of vergoelijken. Geweld is blijkbaar normaal. Ik ga er
nog steeds van uit dat iemand die zichzelf een echte staatsman vindt
meent wat hij zegt, en geen spelletjes speelt.
In welk universum
is dit normaal? Een universum waarin je alleen in oorlogsbeelden en
–taal naar elkaar kunt kijken. Mensen die met elkaar een coalitie
aangaan, zijn niet oprecht bezig om te zoeken naar de punten die ze
gemeen hebben, zijn niet bezig met vertrouwen op te bouwen om samen
schokken op te vangen. Een coalitie is blijkbaar een soort tijdelijk
bestand, omdat individuele belangen even voor een tijdje samenvallen.
Even zwijgen de wapens binnen een kleine groep, en dan gaat het weer
verder. Macht is blijkbaar niet iets als aanvaarde autoriteit, aanvaard
en gedragen gezag waarbij je de ander in haar of zijn rol aanvaardt.
Macht is niet iets dat in volle vertrouwen wordt toegekend, waarbij de
leider zich verantwoordelijke en dienend moet gedragen. Nee, macht is
afgedwongen, na een conflict, door de brute realiteit van de macht van
het getal. Er is een soort permanente oorlog, waarbij je uitgaat van
wantrouwen en waarbij de machthebber diegene is die de veldslag heeft
gewonnen. Die macht gaat veeleer uit van vrees en onderwerping. De
anderen moeten jou niet vertrouwen, ze moeten zich schikken. Je hoeft
geen vertrouwen op te bouwen, de ander moet jouw positie aanvaarden, op
basis van machtsargumenten.
Het is merkwaardig. Er is een andere
partij die je nodig hebt voor jouw project. In een verbindend universum
zou je dan een context creëren waarin vertrouwen groeit en zou je ruimte
laten voor een volwaardige inbreng van die ander in wat een gezamenlijk
project moet worden. In een oorlogsuniversum kun je echter rustig die
andere partij aanvallen en vernederen, zeggen dat men het zich vooral
niet in de kop moet halen ook nog inhoudelijke vragen te stellen, ervan
uitgaand dat men zich wel zal onderwerpen aan de noodzakelijke loop van
de geschiedenis en de verondersteld rechtmatige gezagspositie van ‘de
sterkste’. Als die ander dat spel niet meespeelt, mag je diezelfde die
je net nog nodig had, dus gewoon kapot maken. En alles wat je zei, toen
je die ander probeerde te overhalen om met jou mee in zee te gaan, was
enkel en alleen instrumenteel, want het kan onmiddellijk weer
teruggenomen worden. Het is een cynisch universum.
De woorden doen
ertoe. Er is een fundamenteel verschil tussen iemands ideeën bestrijden
op vreedzame wijze volgens de afgesproken spelregels en zeggen dat je
iemand kapot zult maken. Een gevaarlijk fundamenteel verschil.
Diezelfde
zogenaamd grote staatsman gaat nog een stap verder. Er is een partij
die hij nodig had voor zijn eigen project. Onder meer door zijn
beledigende communicatie hapte die partij niet toe en wordt er gewerkt
aan een ander project. Dat kan trouwens nog altijd mislukken. Hij heeft
hen in principe nog altijd nodig voor zijn project. Maar de aanval wordt
nog scherper. Hij zegt: “De blauwe vrienden moeten op de knieën, de
mond opendoen en dan zal er wat moeten worden doorgeslikt.” Je moet het
drie keer lezen om te geloven wat er staat. In welk universum is dit ook
maar enigszins een manier van spreken die men zou moeten tolereren?
Er
staat, als ik het goed begrijp, dus min of meer dat de grote staatsman
vindt dat die andere partij dus het hoofd moet of zal moeten buigen,
zich moet onderwerpen, op de knieën gaan zitten, de mond opendoen,
toelaten dat iemand anders zijn geslachtsdeel daarin steekt, klaarkomt,
en dat men dat dan nog moet doorslikken. Blijkbaar is het normaal zoiets
te zeggen, zoiets te denken. Je vindt het dus normaal dat iemand anders
verkracht wordt, en je vindt dat die dat ook nog verdient, of je vindt
het aanvaardbaar om zo’n beeld te suggereren. Die ander had maar beter
moeten weten, heeft het zelf gezocht.
Je kunt zeggen: “Ik denk
oprecht dat onze collega’s van de andere partij een verkeerde keuze
hebben gemaakt en dat ze de gevolgen daarvan zullen dragen. Ze hadden
beter voor ons project gekozen, zo hadden we samen meer kunnen doen.”
Dat zou een perfect aanvaardbare uitspraak geweest zijn. Die zou
misschien vervelend zijn, zou mensen irriteren, maar ze zou de
fundamentele spelregels respecteren.
Er is een universum waarin
sommige mannen het normaal vinden om die boodschap toch op een
walgelijke machomanier te formuleren. Ik ga er nogmaals niet van uit dat
de grote staatsman tot en met cynisch is, het is blijkbaar in zijn
geheel van waarden normaal om zo’n dingen te zeggen, om zo naar anderen
te kijken. Als je niet doet wat de ander vindt dat je moet doen, is het
normaal of gerechtvaardigd dat je vernederd wordt en dat je dergelijke
grensoverschrijdende agressie moet ondergaan. Het blijft een universum
van vrees en onderwerping. Wel doen wat de grote leider vond, betekende
ook dat je het kaartenhuisje moest aanvaarden dat al was gemaakt door de
grote jongens.
Het zal in werkelijkheid allemaal veel
genuanceerder zijn, en er zullen verschillende waarheden zijn, mensen
zijn in het echt veel minder eenzijdig dan het lijkt in één zo’n
uitspraak, maar dat is wat mij betreft nog geen excuus voor het gebruik
van dergelijke woorden.
Het blijft merkwaardig. De grote staatsman
vindt van zichzelf dat de hoogste positie hem toekomt, omdat hij ‘de
sterkste’ is, en dat zo heeft afgedwongen in het gevecht, het eeuwig
durend gevecht, de eeuwige oorlog. Ik zou op een of andere manier, enkel
op basis van een gezagsargument, zijn leidende rol moeten aanvaarden en
me daaraan onderwerpen. Zo niet, dan zou ik iets crimineels doen
blijkbaar. In welk universum denkt hij dat ik nu, na deze recente
uitspraken, ook maar enigszins vertrouwen ga hebben in zijn
leiderschapskwaliteiten? Misschien interesseert het hem niet.
Misschien
denk ik dat deze tijd aan een heel ander soort leiderschap behoefte
heeft. Een leiderschap dat verbindend en authentiek is. Een leiderschap
dat geen dwang of vernedering nodig heeft om aanvaard te worden. Een
leiderschap dat het tegenovergestelde van cynisch is.
De woorden
doen ertoe. Je hebt altijd een keuze om sommige woorden wel of niet te
gebruiken. Woorden zijn nooit onschuldig. Ze creëren een ruimte waarin
iets wel of niet gebeurt.